ECLI:NL:RBNHO:2025:10203

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
3 september 2025
Zaaknummer
C/15/368508 / JU RK 25-1127
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Spoedmachtiging gesloten jeugdzorg voor minderjarige met onveilige situatie en risicovol gedrag

Op 21 augustus 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, een beschikking gegeven in een zaak betreffende een spoedmachtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige. De zaak is aangespannen door de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers, die zich zorgen maakt over de veiligheid van de minderjarige, die zich sinds 13 augustus 2025 heeft onttrokken aan zijn verblijfplaats. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige en acute zorgen zijn over de minderjarige, die kampt met onverwerkte trauma's, verslavingsproblematiek en suïcidale gedachten. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de minderjarige heeft zich onttrokken aan de geboden zorg en is niet verschenen op de zitting. De kinderrechter heeft besloten dat het horen van de minderjarige niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor hem. Daarom is er een spoedmachtiging verleend om de minderjarige uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van vier weken, met de verplichting dat hij binnen twee weken gehoord wordt. De kinderrechter heeft ook bepaald dat de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper moet worden gehandhaafd en aangevuld met nieuwe bevindingen na het onderzoek van de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/368508 / JU RK 25-1127
Datum uitspraak: 21 augustus 2025
Beschikking van de kinderrechter over een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
hierna te noemen: de GI,
wonende in Amsterdam,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
advocaat: mr. B. Bos uit Hoorn.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift, met bijlagen, van de GI, ontvangen op 8 augustus 2025;
  • de nagekomen instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper, ontvangen op 20 augustus 2025;
  • het bericht van de GI, ontvangen op 20 augustus 2025;
  • een video/spraakbericht van [de minderjarige] , op de zitting beluisterd.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2025. Daarbij waren aanwezig:
- mr. B. Bos;
  • de moeder (telefonisch);
  • [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI;
  • [begeleider] , begeleider van [de minderjarige] ;
  • [gedragswetenschapper] , gedragswetenschapper.
1.3.
[de minderjarige] is op de juiste wijze opgeroepen, maar niet ter zitting verschenen.
1.4.
De vader is op de juiste wijze opgeroepen om telefonisch gehoord te worden, maar heeft geen contact opgenomen met de rechtbank.
1.5.
De rechtbank heeft bij beslissing van 21 augustus 2025 op verzoek van de GI bepaald dat dat kennisneming door de vader van de stukken de persoonlijke levenssfeer van de minderjarige onevenredig zou schaden, zodat er gewichtige redenen zijn om hem kennisneming van deze stukken te onthouden. De kinderrechter bepaalt dan ook met toepassing van het bepaalde in artikel 22a Rv dat kennisneming van deze stukken is voorbehouden aan een gemachtigde van de vader die advocaat is.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] heeft zich sinds 13 augustus 2025 onttrokken bij zijn aangewezen verblijfplaats en zijn huidige verblijfplaats is vooralsnog onbekend.
2.3.
Bij beschikking van 17 oktober 2023 is [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld voor de duur van drie maanden. Vervolgens heeft de kinderrechter [de minderjarige] bij beschikking van 16 januari 2024 onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is laatstelijk bij beschikking van 12 december 2024 verlengd tot 16 januari 2026.
2.4.
Bij beschikking van 17 oktober 2023 is ook een machtiging verleend om [de minderjarige] (met spoed) uit huis te plaatsen in een accommodatie jeugdhulpaanbieder. Deze machtiging is daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 12 december 2024.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 22 mei 2025 een machtiging verleend [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 22 augustus 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een machtiging te verlenen om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden.
3.2.
De GI brengt ter onderbouwing van haar verzoek het volgende naar voren.
[de minderjarige] toont in toenemende mate risicovol gedrag, heeft moeite met het aangeven van zijn grenzen, is beïnvloedbaar en is kwetsbaar vanwege zijn onverwerkte trauma’s. Hij komt door zijn gedrag in onveilige situaties terecht en het lukt [de minderjarige] niet om zich aan de afspraken te houden die zijn gemaakt over zijn middelengebruik. Bovendien heeft [de minderjarige] zich in het verleden meerdere malen onttrokken van de geboden zorg.
[de minderjarige] zal een intensief traject gaan volgen bij een kliniek gericht op zijn middelengebruik. Het doel is om hem vervolgens terug te laten keren bij een open groep en daarna door te laten stromen naar beschermd wonen. [de minderjarige] krijgt, gelet op deze overgang, ambulante begeleiding.
Een plaatsing van [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor gesloten jeugdhulp is noodzakelijk om zijn veiligheid te waarborgen en hem duidelijke kaders te bieden zodat hij niet opnieuw in onveilige situaties terecht komt, zijn middelengebruik niet toeneemt en zijn traumaverwerking niet stagneert. Bovendien is de gesloten plaatsing noodzakelijk om [de minderjarige] voor te bereiden op zijn opname bij de afkickkliniek en het resterende traject in veiligheid en stabiliteit te doorlopen.

4.De beoordeling

De standpunten
4.1.
De advocaat van [de minderjarige] heeft aangevoerd dat het moeilijk is een duidelijke inschatting te maken van de wensen van [de minderjarige] . Zij ziet enerzijds dat [de minderjarige] op dit moment geen hulpverlening wenst te ontvangen, maar beseft anderzijds dat hij mogelijk wel openstaat voor hulpverlening zodra hij terugkeert naar zijn aangewezen verblijfplaats.
4.2.
De gedragswetenschapper heeft met een instemmingsverklaring naar voren gebracht dat hij achter het verzoek van de GI staat. [de minderjarige] kampt met onverwerkte trauma’s en verslavingsproblematiek. Daarnaast vertoont hij ontwijkend- en wegloopgedrag en is hij beïnvloedbaar. In samenhang maken deze factoren [de minderjarige] tot een kwetsbaar persoon. De gedragswetenschapper acht een plaatsing van [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp noodzakelijk omdat hij binnen duidelijke kaders een behandeling dient te volgen zodat de ernstige zorgen om [de minderjarige] afnemen.
De instemmingsverklaring is gebaseerd op de al bekende informatie omdat onderzoek bij [de minderjarige] feitelijk onmogelijk is doordat hij kort voor de afspraak met de gedragswetenschapper is weggelopen.
4.3.
De moeder heeft naar voren gebracht dat zij achter het verzoek van de GI staat. Zij maakt zich zorgen om [de minderjarige] omdat hij verward gedrag vertoont. Zo herkende hij de moeder onlangs niet. De moeder weet waar [de minderjarige] verblijft en zij heeft veel moeite gedaan om [de minderjarige] te motiveren om terug te gaan naar zijn aangewezen verblijfplaats, maar dat is niet gelukt. Zij hoopt dat [de minderjarige] op korte termijn gevonden wordt zodat hij hulpverlening kan krijgen. De moeder heeft groot vertrouwen in de betrokken hulpverleners.
4.4.
De begeleider van [de minderjarige] ziet dat hij inmiddels ouder is waardoor het moeilijker is geworden om hem te begeleiden. Zo is hij harder geworden en werkt zijn verslavingsproblematiek belemmerend in de hulpverlening.
[de minderjarige] is tijdens zijn onttrekking bij de moeder geweest, maar is opnieuw weggelopen voordat de moeder hem naar de aangewezen verblijfplaats kon brengen. [de minderjarige] is ook door de politie naar de moeder gebracht. Ook is hij naar het Rode Kruis ziekenhuis gebracht omdat het niet goed ging met hem. [de minderjarige] heeft zich uiteindelijk toch opnieuw weten te onttrekken.
De beoordeling
4.5.
De kinderrechter beschouwt het verzoek van de GI als een spoedverzoek om [de minderjarige] te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van vier weken, onder aanhouding van het resterende gedeelte van het verzoek, nu [de minderjarige] niet is onderzocht door de gedragswetenschapper en hij nog niet kon worden gehoord.
4.6.
De kinderrechter heeft de volgende informatie ontvangen. [de minderjarige] heeft zich op 13 augustus 2025 onttrokken bij zijn verblijfplaats, waardoor er ernstige en acute zorgen bestaan over zijn veiligheid. [de minderjarige] heeft onverwerkte trauma’s, is kwetsbaar en beïnvloedbaar en hij is teruggevallen in zijn gebruik van verdovende middelen. Het is gebleken dat [de minderjarige] kampt met suïcidale gedachten en onder invloed zeer verward en incidenteel agressief gedrag vertoont. Daarmee vormt hij een gevaar voor zichzelf en zijn omgeving. Daarnaast lijkt hij negatief te worden beïnvloed door de mensen bij wie hij momenteel verblijft. De kinderrechter stelt vast dat [de minderjarige] op dit moment niet openstaat voor hulpverlening, terwijl hij vóór zijn onttrekking juist positief stond tegenover de hulpverlening en gemotiveerd was om te starten met het traject bij de afkickkliniek
.Aangezien [de minderjarige] zeer beïnvloedbaar is, lijkt de omgeving waarin hij zich bevindt een bepalende invloed te hebben op zijn houding en gedrag. Het is gebleken dat een omgeving waarin veiligheid, structuur en rust wordt geboden, een motiverende werking heeft op de houding en het gedrag van [de minderjarige] .
4.7.
Op basis van deze informatie is de kinderrechter van oordeel dat onmiddellijke verlening van jeugdhulp noodzakelijk is. De kinderrechter heeft een ernstig vermoeden dat er ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen zijn die de ontwikkeling van [de minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten instelling noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [de minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [1]
4.8.
De kinderrechter is ook van oordeel dat het horen van [de minderjarige] niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [de minderjarige] . Daarom machtigt de kinderrechter de GI om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van vier weken. De kinderrechter zal bepalen dat [de minderjarige] binnen twee weken gehoord wordt.
4.9.
De gedragswetenschapper heeft een instemmingsverklaring afgegeven zonder met [de minderjarige] te kunnen spreken. Het was niet mogelijk hem te spreken, omdat hij zich heeft onttrokken. De kinderrechter zal daarom de machtiging verlenen onder de voorwaarde dat [de minderjarige] de eerstvolgende dag na plaatsing wordt onderzocht door een gedragswetenschapper en de instemmingsverklaring wordt gehandhaafd en aangevuld met de bevindingen.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verleent een spoedmachtiging om
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 22 augustus 2025 tot 19 september 2025
;
5.2.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan;
5.3.
roept de GI, [de minderjarige] , zijn advocaat en de belanghebbenden op voor de zitting van mr. A.S. van Leeuwen op
[datum] in de gesloten instelling waar [de minderjarige] verblijft;
5.4.
bepaalt dat deze beschikking geldt als oproep voor de zitting.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2025 door mr. A.S. van Leeuwen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. E.J. Thomas als griffier, en op schrift gesteld op 21 augustus 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Amsterdam. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 6.1.3, tweede lid, Jeugdwet (Jw).