6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door een glas kapot te slaan op diens hoofd. Met het kapotte glas in zijn hand heeft de verdachte vervolgens nogmaals uitgehaald richting het hoofd van [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft deze uithaal weten af te weren en is daarbij gewond geraakt aan zijn pink. Door zo te handelen heeft de verdachte [slachtoffer] letsel toegebracht waarvoor hij medische behandelingen heeft moeten ondergaan. De pijn en het letsel vormen een onaanvaardbare inbreuk op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] .
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad), gedateerd 9 juli 2025, waaruit blijkt dat de verdachte in 2021 en in 2022 onherroepelijk voor geweldsmisdrijven is veroordeeld.
De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
- het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 18 augustus 2025 van
G. Porte,als reclasseringswerkster verbonden aan
Reclassering Nederland.
In het advies staat dat de verdachte in de afgelopen twee jaar zelfstandiger en volwassener is geworden in zijn functioneren. Op eigen initiatief heeft hij werk gevonden en behouden. Hij kan rondkomen van de inkomsten en schulden zijn er niet. Het middelengebruik kwalificeert de reclassering niet langer als risicovol. De mate van impulsiviteit is afgenomen en de verdachte gaat risicovolle situaties uit de weg. Een toezicht op de criminogene factoren is niet langer geïndiceerd.
De reclassering adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen. De handelingsvaardigheden van de verdachte waren beperkt ontwikkeld ten tijde van het ten laste gelegde feit en hij handelde in die periode impulsief. De verdachte is ontvankelijk gebleken voor begeleiding en ondersteuning vanuit Inspire. Deze interventie is enkel via het jeugdstrafrecht beschikbaar.
Geadviseerd wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Interventies en toezicht zijn niet nodig.
Ter zitting heeft [naam 3], als toezichthouder verbonden aan de Jeugdreclassering (Jeugd- en Gezinsbeschermers), verklaard dat de verdachte tegenwoordig contact heeft met zijn vader en dat hij zich in de afgelopen jaren goed heeft ontwikkeld. Op dit moment is het perspectief op een woning een probleem. De ondersteuning en begeleiding vanuit Inspire eindigt eind december 2025.
Toepassing volwassenstrafrecht
Anders dan de reclassering heeft geadviseerd en de verdediging heeft verzocht, ziet de rechtbank geen aanleiding het jeugdstrafrecht toe te passen. In het advies van de reclassering staat weliswaar dat de handelingsvaardigheden van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit beperkt ontwikkeld waren, maar in het advies staat ook dat de verdachte zich in de periode daarna tot heden positief ontwikkeld heeft: hij is zelfstandiger en volwassener geworden in zijn functioneren. De reclassering ziet ook geen risico’s meer waarop ingezet moet worden door middel van interventies of toezicht en van pedagogische beïnvloeding (in de gezinssituatie) is geen sprake. Het advies om het jeugdstrafrecht toe te passen lijkt vooral te zijn ingegeven door de wens om de begeleiding en ondersteuning vanuit Inspire te laten voortduren. Op de zitting heeft [naam 3] echter toegelicht dat de verdachte op grond van een beschikking van de gemeente tot eind december 2025 bij Inspire mag blijven, ook als het jeugdstrafrecht niet wordt toegepast in deze strafzaak.
De op te leggen straf
De strafeis van de officier van justitie is in overeenstemming met de straffen die doorgaans in (tot op zekere hoogte) vergelijkbare gevallen worden opgelegd. In de omstandigheden waaronder het feit is begaan, noch in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, ziet de rechtbank aanleiding daarvan af te wijken. Gelet op het tijdsverloop en de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis (op 23 oktober 2023), acht de rechtbank het niet passend om de verdachte opnieuw zijn vrijheid te ontnemen. Daarom zal de rechtbank conform de eis een gevangenisstraf opleggen waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het reeds door de verdachte ondergane voorarrest (47 dagen) met daarnaast een voorwaardelijk deel van 60 dagen. Het doel hiervan is de verdachte er gedurende de proeftijd van twee jaar van te doordringen geen strafbare feiten te begaan.