In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd op 3 september 2025, wordt het beroep van eiser tegen de intrekking van zijn uitritvergunning behandeld. Eiser, woonachtig in Haarlem, had in 1974 een uitritvergunning verkregen, maar het college van burgemeester en wethouders heeft deze vergunning ingetrokken op 31 juli 2024, met als reden de aanleg van een fietsstraat en de noodzaak om bestaande uitritten op te heffen voor een veiligere verkeerssituatie. Eiser is het niet eens met deze intrekking en heeft beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat de intrekking onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank stelt vast dat het college niet de specifieke belangen van de bewoners bij het behoud van de uitrit heeft onderzocht, wat noodzakelijk is bij de intrekking van een verleende vergunning. De rechtbank vernietigt het besluit van het college en draagt hen op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de belangen van eiser in acht moeten worden genomen. Tevens moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden.