In deze zaak, die op 15 juli 2025 door de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, vorderde de vrouw een contact- en locatieverbod tegen de man, naar aanleiding van ernstige beschuldigingen van geweld. De vrouw stelde dat de man haar in maart 2025 met een mes had gestoken en dat zij sindsdien in een voortdurende staat van angst verkeerde. De man ontkende de beschuldigingen en voerde aan dat de vrouw hem had aangevallen. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 juli 2025 was de man niet aanwezig, terwijl de vrouw werd bijgestaan door haar advocaat. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw voldoende aannemelijk had gemaakt dat zij zich onveilig voelde en dat er een spoedeisend belang was bij haar vorderingen. De rechter wees de vorderingen van de vrouw toe en legde de man een verbod op om zich binnen een straal van drie kilometer van de woning van de ouders van de vrouw te begeven, evenals een verbod op direct contact met de vrouw. De vorderingen van de man in reconventie werden afgewezen, omdat hij onvoldoende onderbouwd had dat hij vrees had voor de vrouw. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.