In deze zaak, die op 8 september 2025 door de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, gaat het om een kort geding tussen [eiser] B.V. en [gedaagde] betreffende een huurachterstand van een bedrijfsruimte. [eiser] heeft de huurachterstand erkend en vordert betaling van de achterstand, een contractuele boete en buitengerechtelijke incassokosten. De procedure is gestart met een dagvaarding op 14 augustus 2025, gevolgd door een mondelinge behandeling op 25 augustus 2025. De huurovereenkomst, die op 1 december 2024 is ingegaan, bevat bepalingen over boetes en kosten bij betalingsachterstanden. [gedaagde] heeft vanaf 1 mei 2025 een huurachterstand laten ontstaan, maar erkent deze en betwist de boete en incassokosten, verwijzend naar zijn financiële problemen door gezondheidsredenen. De kantonrechter oordeelt dat [eiser] recht heeft op de gevorderde bedragen, omdat [gedaagde] niet tijdig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan. De rechter wijst de vorderingen van [eiser] grotendeels toe, met uitzondering van de boetes over enkele maanden waar de betalingsachterstand gering was. [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 1.152,92 aan [eiser], plus proceskosten van € 1.137,40. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.