ECLI:NL:RBNHO:2025:10307

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 augustus 2025
Publicatiedatum
8 september 2025
Zaaknummer
C/15/366740 / JU RK 25-889
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige met complexe problematiek

Op 14 augustus 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling De William Schrikker Stichting, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen tot haar meerderjarigheid op 4 april 2026. De minderjarige heeft momenteel geen vaste verblijfplaats en verblijft afwisselend bij vrienden of slaapt soms buiten. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig bedreigd wordt door haar verstandelijke beperking, gedragsproblematiek en de onveilige situaties waarin zij zich bevindt. De moeder van de minderjarige is belast met het ouderlijk gezag, maar is niet in staat om de minderjarige op te voeden, wat de noodzaak voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing onderstreept. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 4 april 2026, met de hoop dat de minderjarige een veilige plek vindt en er ruimte komt voor contactherstel met haar moeder. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/366740 / JU RK 25-889
Datum uitspraak: 14 augustus 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De William Schrikker Stichting, Jeugdbescherming en Jeugdreclasseringte Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 25 juni 2025;
  • het e-mailbericht met bijlage van de GI van 8 augustus 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2025. Daarbij was [vertegenwoordiger van de GI] aanwezig namens de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar haar mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover een telefonisch gesprek gevoerd met de kinderrechter op 13 augustus 2025. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld.
1.4.
De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet op de zitting verschenen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft formeel bij [een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] in [plaats] , maar wisselt in de praktijk regelmatig van verblijfplaats.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 2 september 2021 [de minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze ondertoezichtstelling is vervolgens telkens verlengd, voor het laatst tot 2 september 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 3 juli 2025 een machtiging verleend [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 2 september 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen tot aan haar meerderjarigheid op 4 april 2026. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen tot diezelfde datum.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI heeft dit verzoek als volgt onderbouwd. Hoewel [de minderjarige] een plek aangeboden heeft gekregen bij [een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] , verblijft zij daar inmiddels al een week niet meer. Zij heeft momenteel geen vaste verblijfplaats. De GI is niet voornemens een gesloten machtiging te verzoeken, omdat [de minderjarige] in goed contact is met de jeugdbeschermer en niet onveilig lijkt te zijn. Er wordt een intake gepland bij [een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] in [plaats] . [de minderjarige] komt daar in aanmerking voor een plek in een kamertrainingscentrum en dit lijkt goed aan te sluiten bij de behoefte en de wensen van [de minderjarige] . Omdat [de minderjarige] bijna 18 jaar oud wordt, wordt er ook nagedacht over een vervolgplek.

4.De mening van [de minderjarige] en moeder

4.1.
[de minderjarige] kan zich vinden in de verzoeken. [de minderjarige] zou graag willen werken, maar dat is lastig omdat zij haar paspoort kwijt is. Verder zou zij graag haar eigen plekje willen. Tijdens het telefoongesprek is [de minderjarige] voor het eerst weer bij haar moeder thuis, omdat zij nergens anders terecht kon. Meestal kan zij bij vriendinnen slapen. Als dat niet lukt, slaapt zij ook wel eens buiten. Ze is zich ervan bewust dat daar risico’s aan zitten, maar zij denkt dat zij veilig is. Zij heeft van haar jeugdbeschermer een noodnummer ontvangen dat zij kan bellen als zij in de problemen zit.
4.2.
Uit het verzoekschrift blijkt dat de moeder het eens is met beide verzoeken.

5.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1.
Door de omstandigheid dat zowel [de minderjarige] als de moeder de Poolse nationaliteit
bezit, draagt onderhavige zaak een internationaal karakter. Gelet hierop dient eerst de vraag
te worden beantwoord of de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht toekomt. Aangezien de gewone verblijfplaats van [de minderjarige] zich in Nederland bevindt, komt de
Nederlandse rechter op grond van artikel 10:113 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en
artikel 7 van de Verordening Brussel II-ter rechtsmacht toe om dit verzoek te behandelen.
5.2.
Vervolgens is de vraag aan de orde welk recht van toepassing is. Op grond van
artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is het Nederlands recht van
toepassing op het verzoek.
Verlenging ondertoezichtstelling
5.3.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.4.
De ontwikkeling van [de minderjarige] wordt nog steeds ernstig bedreigd. Zij kampt met een verstandelijke beperking, ODD en trauma. [de minderjarige] heeft de afgelopen periode op verschillende en deels onbekende locaties verbleven. Daarover geeft [de minderjarige] aan soms zelfs buiten te hebben moeten slapen, wat gevaarlijke situaties voor [de minderjarige] kan opleveren. Verder heeft [de minderjarige] geen zinvolle dagbesteding en is de relatie met haar moeder verstoord geraakt. Moeder heeft niet meer voldoende draagkracht om [de minderjarige] op te voeden. Daarnaast is [de minderjarige] bekend met gedragsproblematiek en heeft zij moeite met het vertrouwen van mensen.
5.5.
De ernstige ontwikkelingsbedreiging kan onvoldoende worden weggenomen met vrijwillige hulpverlening, omdat de moeder overbelast en onmachtig is om de problematiek samen met [de minderjarige] in een vrijwillig kader te verhelpen.
5.6.
De ondertoezichtstelling is daarom nog steeds nodig. De kinderrechter verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] tot aan haar meerderjarigheid op 4 april 2026.
Verlenging machtiging uithuisplaatsing
5.7.
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [2] Het is namelijk noodzakelijk dat [de minderjarige] een vaste plek heeft waar zij veilig is, zodat zij begeleid kan worden richting volwassenheid. Inmiddels staat een intake gepland bij [een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] in [plaats] . Omdat [de minderjarige] al op korte termijn 18 jaar oud wordt, is het ook van belang te onderzoeken welke vervolgplek past bij de behoeften van [de minderjarige] . De kinderrechter verlengt de machtiging uithuisplaatsing van [de minderjarige] daarom ook tot aan haar meerderjarigheid op 4 april 2026. De kinderrechter hoopt dat als [de minderjarige] een plek heeft waar zij zich veilig voelt, er ruimte komt om te werken aan het contactherstel met haar moeder.
Beslissing uitvoerbaar bij voorraad
5.8.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige]tot 4 april 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige]in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 4 april 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2025 door mr. M.M. van Weely, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. D.A.C. Sinnige als griffier, en op schrift gesteld op 21 augustus 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Amsterdam. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.