ECLI:NL:RBNHO:2025:10419

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
10 september 2025
Zaaknummer
25/3084
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening omgevingsvergunning voor clubhuis hockeyvereniging met bezwaar tegen voorlopige voorziening

Op 10 september 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen de stichting Kontakt Milieubeheer Zaanstreek (KMZ) en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad. KMZ verzocht om een voorlopige voorziening tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van een clubhuis voor hockeyvereniging De Kraaien op Fortuinweg 1a te Zaandijk. KMZ was van mening dat de vergunning niet in stand kon blijven vanwege de ligging van het clubhuis buiten de vergunde footprint en de mogelijke gevolgen voor geluid en verlichting. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat niet aannemelijk was dat de vergunning in bezwaar geen stand zou houden. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van De Kraaien bij de voortgang van de bouw zwaarder weegt dan het belang van KMZ bij het (tijdelijk) stoppen van de bouw. De uitspraak benadrukt dat de voorzieningenrechter een voorlopig oordeel geeft dat de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet bindt. De uitspraak is gedaan in het kader van bestuursrecht en omgevingsrecht, waarbij de voorzieningenrechter de relevante juridische aspecten van de vergunningverlening heeft afgewogen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 25/3084

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 september 2025 in de zaak tussen

de stichting Kontakt Milieubeheer Zaanstreek, uit Koog aan de Zaan, KMZ

(gemachtigden: [naam 1] en [naam 2] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, het college
(gemachtigde: mr. G.M. Pierik en mr. E.C. Berkouwer).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Hockeyvereniging De Kraaien uit Zaandijk, De Kraaien .

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een clubhuis voor hockeyvereniging De Kraaien op de locatie Fortuinweg 1a te Zaandijk . KMZ is het hier niet mee eens. Zij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening en voert daartoe een aantal gronden aan. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt zij aan de hand van de gronden van verzoekster.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af, omdat niet aannemelijk is geworden dat de verleende vergunning in bezwaar geen stand kan houden en de voorzieningenrechter het belang van De Kraaien bij de voortgang van de bouw van het clubhuis mede daarom zwaarder laat wegen dan het belang van KMZ bij het (tijdelijk) stoppen van de bouw
.Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2.1
Met het bestreden besluit van 11 maart 2025 heeft het college het nieuwe clubhuis vergund. Deze vergunning geldt voor zowel de bouwactiviteiten (technisch bouwen) als de vergunning voor de omgevingsplanactiviteiten (bouwen van een bouwwerk en afwijken van het omgevingsplan).
2.2
KMZ heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen tegen dat besluit.
2.3
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 augustus 2025 op zitting behandeld. KMZ en het college hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De Kraaien heeft zich laten vertegenwoordigen door haar voorzitter
[naam 3] .

Overwegingen

Feiten
3.1
Op 18 december 2017 is door gedeputeerde staten van Noord Holland (GS) ten behoeve van de realisatie van een nieuw hockeycomplex voor De Kraaien aan de Fortuinweg te Zaandijk een ontheffing verleend van de verbodsbepalingen [1] als genoemd in artikel 3.5, vierde lid, van de Wet natuurbescherming (Wnb) voor wat betreft de ruige dwergvleermuis, de gewone dwergvleermuis en de laatvlieger. In genoemde beslissing is tevens vermeld dat op 30 augustus 2017 een ontheffing is verleend voor de rugstreeppad.
3.2
Op 8 mei 2018 heeft GS een Wnb-vergunning verleend op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb [2] voor de aanleg van drie hockeyvelden en bijbehorend clubhuis.
3.3
Op 9 juli 2019 heeft GS een ontheffing verleend van de verbodsbepalingen 3.5, tweede lid, Wnb voor het opzettelijk verstoren van Noordse woelmuis, artikel 3.5, vierde lid Wnb voor het beschadigen/vernielen van rustplaatsen van de Noordse woelmuis en artikel 3.10, eerste lid van de Wnb voor het opzettelijk beschadigen en vernielen van vaste voortplantings- en rustplaatsen van de waterspitsmuis. De ontheffingen zijn verleend voor de periode van 9 juli 2019 tot en met 31 mei 2024.
3.4
Het college heeft vervolgens op 18 november 2021 een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een hockeycomplex bestaande uit drie hockeyvelden, sporttoestellen, straatmeubilair, een inrit, een fietsenstalling, een parkeerplaats en een waterberging. Deze vergunning inmiddels onherroepelijk. Aan deze vergunning is de ruimtelijke onderbouwing ten grondslag gelegd van 13 oktober 2021. Deze ruimtelijke onderbouwing maakt deel uit van de verleende vergunning. Op pagina 16 van deze ruimtelijke onderbouwing is de volgende passage opgenomen:
Het clubhuis maakt geen onderdeel uit van de ingediende vergunningaanvraag. Voor de activiteit ‘bouwen’ zal separaat een vergunning worden aangevraagd. De aangevraagde vergunning voor strijdig gebruik, waar deze ruimtelijke onderbouwing de motivatie voor vormt, is de planologische basis voor de nog te verlenen vergunning voor bouwen. Uit jurisprudentie volgt dat het project waarvoor het planologisch afwijkingsbesluit wordt genomen zich in de mate van concreetheid moet onderscheiden van de normering die is neergelegd in het bestemmingsplan. Voor het clubhuis is een concreet ontwerp beschikbaar. De situering is in afbeelding 3 weergegeven. De bouwhoogte bedraagt maximaal 10 meter.
In de ruimtelijke onderbouwing zijn ook de effecten van het plan voor het hockeycomplex meegenomen voor wat betreft onder meer waterhuishouding, lichthinder, geluid en natuur zowel voor wat betreft gebiedsbescherming (stikstof) als soortenbescherming.
3.5
Op 16 april 2024 is de toestemming voor de bouw van het clubhuis door het college verleend in de vorm van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo.
3.6
Op 12 december 2024 is een nieuwe aanvraag gedaan voor een vergunning voor het clubhuis, omdat het clubhuis gewijzigd is ten opzichte van de ruimtelijke footprint als vergund met de omgevingsvergunning van 18 november 2021. Het clubhuis wordt langer en valt iets buiten de footprint. In het kader van de aanvraag is een onderbouwing van de effecten op de fysieke leefomgeving opgesteld: de Goede onderbouwing van de effecten op de fysieke leefomgeving (Goflo) van 6 maart 2025. Uit pagina 8 van die onderbouwing valt op te maken dat de wijziging ten opzichte van de footprint er uit bestaat dat het clubhuis smaller en langer wordt, waarbij de bebouwing aan de zuidzijde toeneemt en het miniveld aan de noordzijde verdwijnt. Aan de noordzijde zijn nu kleedkamers en opbergruimtes voorzien en aan de zuidzijde van het clubhuis wordt een terras gerealiseerd. Ook het miniveld wordt nu aan de zuidzijde gerealiseerd.
3.7
Het college heeft vervolgens op 11 maart 2025 de nu voorliggende vergunning verleend en de op 16 april 2024 verleende vergunning ingetrokken. Daarbij heeft het college overwogen dat de gevolgen van het bouwplan voor wat betreft parkeren al zijn meegenomen bij de in 2021 verleende vergunning. Verder heeft het college overwogen dat toestemming kan worden verleend voor afwijken van het besluit uit 2021 voor wat betreft de footprint, omdat dit niet in strijd is met een evenwichtige toedeling van functies en locaties (EFTAL).
Het verzoek
4. Met het verzoek wil KMZ bereiken dat het clubhuis niet wordt gebouwd voordat op het bezwaar tegen de daarvoor verleende vergunning is beslist. Directe aanleiding voor indiening van het bezwaarschrift en het verzoek om een voorlopige voorziening is, zo begrijpt de voorzieningenrechter, dat KMZ GS heeft verzocht om intrekking van de op 8 mei 2018 verleende Wnb-vergunning in verband met de depositie van stikstof op nabijgelegen Natura-2000-gebieden. Dit verzoek is afgewezen en het bezwaar daartegen is ongegrond verklaard, maar het beroep daartegen is bij uitspraak van 6 januari 2025 [3] gegrond verklaard door deze rechtbank, omdat de afwijzing van het verzoek om intrekking naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank heeft daarbij bepaald dat GS een nieuw besluit zal moeten nemen. [4] KMZ is van mening dat vanwege deze uitspraak gewacht moet worden met de bouw van het clubhuis, omdat de uitspraak van de rechtbank er toe kan leiden dat de verleende natuurvergunning wordt ingetrokken en als die wordt ingetrokken kan het hele project niet doorgaan.
Bespreking bezwaargronden en de beoordeling daarvan
5.1
KMZ heeft gesteld dat vanwege de situering van het clubhuis buiten de vergunde footprint nieuwe geluidsberekeningen nodig zijn en dat de effecten van de verlichting opnieuw in kaart gebracht moeten worden. Omdat dit niet is gedaan kan de verleende vergunning volgens KMZ geen stand houden.
5.2
Het college heeft in het verweerschrift verwezen naar de ruimtelijke onderbouwing die aan de vergunning uit 2021 ten grondslag is gelegd, en de berekeningen en onderzoeksrapporten die daar weer aan ten grondslag liggen. Daarbij zijn voor wat betreft geluid de geluidsbronvermogens van alle mogelijke geluidsbronnen geïnventariseerd en meegenomen in de beoordeling. Door de wijziging van de omvang en locatie van het clubhuis wijzigt de uitkomst van die onderzoeken volgens het college niet, althans wordt de uitkomst in ieder geval niet ongunstiger voor inwoners van de Harpstraat . Integendeel, er werd bij de berekeningen van destijds uitgegaan van een terras op de eerste verdieping van het gebouw aan de zijde van de Harpstraat , terwijl nu aan de kant van de Harpstraat een twee verdiepingen hoog gebouw wordt gerealiseerd zonder terras. Het terras komt nu aan de zuidzijde op de begane grond. Het geluid van het terras zal dus voor de bewoners van de Harpstraat in ieder geval aanmerkelijk minder zijn dan voorzien. Daarbij komt dat het inspeelveld (het miniveld) ook niet meer aan de kant van de Harpstraat komt te liggen, maar aan de zuidzijde. De geluidseffecten van het miniveld voor de Harpstraatwijk zullen daarom ook afnemen, aldus verweerder.
Voor wat betreft de verlichting stelt verweerder zich op het standpunt dat alle lichtbronnen dezelfde blijven als waarmee rekening is gehouden in 2021. Er wijzigt niets dus hoeft er ook niet opnieuw naar gekeken te worden, aldus verweerder.
5.3
De voorzieningenrechter stelt vast dat een clubhuis is vergund dat zowel qua omvang als locatie afwijkt van de footprint die is vergund in 2021. De geluidsberekeningen en de vaststelling van de effecten van de verlichting die ten grondslag zijn gelegd aan de vergunning van de footprint kunnen daarom naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet zonder meer ten grondslag worden gelegd aan de nu voor het clubhuis vergunde afwijking van het Omgevingsplan. De nu voorliggende vergunning in bezwaar behoeft daarom naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter op het punt van geluid en licht in bezwaar nog een nadere motivering, in ieder geval door aanduiding van de exacte wijzigingen ten opzichte van de vergunde footprint (voor wat betreft locatie en omvang) en mogelijk ook in de vorm van het in kaart brengen van de exacte gevolgen van het huidige plan. Omdat het college echter voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de wijziging ten opzichte van de vergunde footprint geen nadelige gevolgen zal hebben, ziet de voorzieningenrechter in hetgeen KMZ heeft gesteld over licht en geluid vooralsnog geen aanleiding om aan te nemen dat de omgevingsvergunning voor het clubhuis ten onrechte is verleend.
6.1
Het clubhuis komt dichter bij de Tuinsloot , en dat is een belangrijke vliegroute en essentieel foerageergebied van vleermuizen. Dit zal daarom opnieuw beoordeeld moeten worden, aldus KMZ .
6.2
Verweerder heeft hierover gesteld dat de effecten van het gehele plan nadrukkelijk zijn onderzocht en dat de uitkomst aanleiding is geweest om een Activiteitenplan en een Mitigatie- en compensatieplan op te stellen dat voorziet in compensatie middels de groenzone binnen het plangebied, de herplant van bomen buiten het plangebied en het mogelijk beheer van het moerasterrein ten westen van het plangebied.
Ook wordt in het verweerschrift gewezen op de uitspraak van de Afdeling in het hoger beroep over de in 2021 verleende ontheffing. Daarin heeft de Afdeling uitdrukkelijk bepaald dat de vergunde activiteiten geen verboden handeling inhielden in de zin van artikel 3.5, vierde lid, van de Wnb (inmiddels 5.1, tweede lid van de Omgevingswet).
6.3
De voorzieningenrechter ziet in hetgeen KMZ heeft gesteld vooralsnog geen aanleiding om aan te nemen dat de dat de gewijzigde omvang en locatie van het clubhuis zal leiden tot verboden handelingen in de hiervoor bedoelde zin. De enkele stelling dat het clubhuis opschuift richting Tuinsloot is daarvoor onvoldoende. De voorzieningenrechter ziet in het gestelde op dit punt daarom geen aanleiding om aan te nemen dat verweerder de vergunning voor het clubhuis niet heeft mogen verlenen. De voorzieningenrechter wijst in dit verband nog op het bepaalde in artikel 5.7 van de Omgevingswet, waaruit volgt dat een vergunning voor een flora- en fauna-activiteit los van de nu verleende vergunning mag worden aangevraagd. De stelling dat het bouwplan leidt tot verstoren van vleermuizen kan dus, wat hier ook van zij, niet leiden tot de conclusie dat de nu verleende vergunning geen stand kan houden. Conclusie kan dus eventueel alleen zijn dat voor realisatie van het clubhuis naast de voorliggende vergunning nog een extra vergunning voor een flora-en fauna-activiteit dient te worden aangevraagd.
7. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over het bepaalde in artikel 5.7 van de Omgevingswet, kan ook de stelling dat de Noordse Woelmuis op het bouwterrein is aangetroffen niet leiden tot de conclusie dat de nu ter beoordeling voorliggende vergunning geen stand kan houden. De stelling van KMZ op dit punt treft daarom geen doel en kan niet leiden tot de conclusie dat de nu voorliggende vergunning ten onrechte is verleend.
8. De stelling van KMZ over de stikstofdepositie op de nabij het plangebied gelegen Natura 2000-gebieden treft om dezelfde reden geen doel. Overigens is voor het gehele project (inclusief clubhuis) door GS op 8 mei 2018 een vergunning afgegeven die inmiddels onherroepelijk is. Daarmee is de vestiging van de hockeyclub (inclusief een, naar de voorzieningenrechter heeft begrepen, groter clubhuis dan nu vergund) en de daarmee gepaard gaande stikstofdepositie in de aanlegfase en de gebruiksfase mogelijk gemaakt. Het college mocht hier dus bij de verlening van de nu voorliggende vergunning van uitgaan. Dat inmiddels door KMZ een verzoek is gedaan tot intrekking van de door GS op 8 mei 2018 verleende vergunning (die door GS is afgewezen), en dat de rechtbank heeft geoordeeld dat de afwijzing van die intrekking door GS onvoldoende is gemotiveerd, maakt dit gelet op het bepaalde in artikel 5.7 van de Omgevingswet niet anders. De voorzieningenrechter ziet in het gestelde op dit punt daarom ook geen aanleiding om aan te nemen dat de nu voorliggende vergunning ten onrechte is verleend.
9. Ook hetgeen KMZ overigens heeft aangevoerd kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet leiden tot de conclusie dat het college de nu voorliggende vergunning ten onrechte heeft verleend.
9.1
Anders dan KMZ veronderstelt is met de nu voorliggend vergunning geen relevante wijziging van de aan te leggen grondwallen vergund. Verweerder heeft dit ter zitting ook bevestigd.
9.2
De stelling dat de grond op de vergunde locatie is vervuild en dat asbest is gevonden en dat de vergunning daarom niet had mogen worden verleend heeft KMZ naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende onderbouwd.
9.3
Verlening van de nu voorliggende vergunning is, zoals KMZ kennelijk veronderstelt, niet alleen toegestaan in het geval daar een groot openbaar belang mee gediend is.
9.4
Dat in het kader van de verlening van een andere vergunning een herplantplicht is opgelegd, en dat daaraan volgens KMZ nog niet is voldaan, maakt ook niet dat de nu voorliggende vergunning niet verleend had mogen worden.
9.5
Voorafgaande aan verlening van de voorliggende vergunning is, anders dan KMZ veronderstelt, wel getoetst aan het ter plaatse geldende Omgevingsplan gemeente Zaandam, waar het bestemmingsplan Koog-Rooswijk en de hiervoor genoemde op 18 november 2021 door het college verleende omgevingsvergunning deel van uitmaken. De voorzieningenrechter wijst in dit verband naar de nu voorliggende omgevingsvergunning en daaraan ten grondslag liggende Goflow van 6 maart 2025.
9.6
De voorzieningenrechter is het met verzoekers eens dat uit de stukken niet duidelijk kan worden afgeleid in hoeverre het nu vergunde clubhuis voor wat betreft situering en maatvoering afwijkt van de footprint als vergund met de hiervoor genoemde vergunning van 18 november 2021. Dit gebrek kan en zal naar verwachting van de voorzieningenrechter echter in bezwaar worden hersteld en leidt daarom niet tot toewijzing van de gevraagde voorziening.
10. De nu voorliggende vergunning zal daarom naar verwachting van de voorzieningenrechter in bezwaar in stand blijven. De voorzieningenrechter laat het belang van De Kraaien bij het mogen starten van de bouw van het clubhuis mede daarom zwaarder wegen dan het belang van KMZ bij het voorkomen daarvan. De voorzieningenrechter zal daarom geen voorlopige voorziening treffen.

Conclusie en gevolgen

11. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat De Kraaien mogen beginnen met de bouw van het vergunde clubhuis. Omdat de nu verleende vergunning nog niet onherroepelijk is, en het oordeel van de voorzieningenrechter slechts een voorlopig oordeel, is het bouwen op eigen risico van De Kraaien . Omdat de voorzieningenrechter het verzoek afwijst, bestaat voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 10 september 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Verbod op beschadigen of vernielen van de voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van beschermde dieren.
2.Het verbod om een project te realiseren dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied.
4.Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld. De uitspraak is dus nog niet onherroepelijk.