ECLI:NL:RBNHO:2025:10427

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 september 2025
Publicatiedatum
10 september 2025
Zaaknummer
C/15/367747 / KG ZA 25-481
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod tot verwijdering van metalen draaihek en besturingskast in burenconflict

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een burenconflict, heeft de voorzieningenrechter op 11 september 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee buren, [eiser 1] en [gedaagde 1]. De zaak betreft een metalen draaihek en een bijbehorende besturingskast die zich op de erfgrens bevinden. De rechtbank had eerder op 21 mei 2025 geoordeeld dat de erfgrens tussen de percelen van partijen vastligt en dat [eiser 1] het deel van het hek dat op het perceel van [gedaagde 1] staat, binnen veertien dagen na betekening van het vonnis moest verwijderen. [gedaagde 1] heeft het vonnis op 8 juli 2025 laten betekenen en [eiser 1] gesommeerd het hek te verwijderen. Echter, [eiser 1] heeft hoger beroep aangetekend en verzocht om geen uitvoering te geven aan het vonnis totdat in hoger beroep is beslist. De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat het belang van [eiser 1] om het hek te laten staan, zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde 1] bij verwijdering. Daarom is aan [gedaagde 1] een verbod opgelegd om het hek en de besturingskast te verwijderen totdat er onherroepelijk is beslist in hoger beroep. Tevens is een dwangsom van € 20.000,- opgelegd bij overtreding van dit verbod, met een maximum van € 50.000,-. De proceskosten zijn toegewezen aan [eiser 1].

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/367747 / KG ZA 25-481
Vonnis in kort geding van 11 september 2025
in de zaak van

1.[eiser 1]

te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] ,
2.
[eiser 2],
te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna in enkelvoud te noemen: [eiser 1] ,
advocaat: mr. M. Zwennes,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] ,
2.
[gedaagde 2],
te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna in enkelvoud te noemen: [gedaagde 1] ,
advocaat: mr. J.P. Groen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 juli 2025,
- de producties van [eiser 1] ,
- de conclusie van eis in reconventie,
- de mondelinge behandeling van 28 augustus 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van [eiser 1] ,
- de pleitnota van [gedaagde 1] .

2.De uitgangspunten

2.1.
Partijen zijn buren. [gedaagde 1] is sinds september 1992 eigenaar van het perceel aan de [adres 1] te [plaats 1] . [eiser 1] is sinds 2016 eigenaar van het perceel aan de [adres 2] te [plaats 1] . Gezien vanaf de openbare weg ligt het perceel van [eiser 1] grotendeels achter het perceel van [gedaagde 1] . Op het terrein van [eiser 1] staat zijn woning en exploiteert hij een manege. Het terrein van [eiser 1] is met de openbare weg ( [adres 2] ) verbonden door een verharde oprit die deel uitmaakt van het perceel van [eiser 1] . Aan het einde van deze verharde weg, gezien vanaf de openbare bevindt zich een metalen draaihek met besturingskast ter afsluiting van het perceel van [eiser 1] .
2.2.
Op 21 mei 2025 heeft de rechtbank een vonnis (hierna: het vonnis) gewezen. In dit vonnis heeft de rechtbank voor recht verklaard dat de erfgrens tussen de percelen van partijen vastligt conform grensreconstructies van het Kadaster. Door deze vaststelling bevinden een gedeelte van het metalen draaihek en de besturingskast zich op het perceel van [gedaagde 1] . De rechtbank heeft hierover bepaald dat [eiser 1] het deel van het metalen draaihek
dat op het perceel van [gedaagde 1] aanwezig is binnen veertien dagen na betekening van het vonnis dient te verwijderen. De rechtbank heeft deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.3.
Verder heeft de rechtbank ten aanzien van het metalen hekwerk en de besturingskast in het vonnis onder 3.16. overwogen:
“(…) [gedaagde 1] heeft niet aangevoerd waarom aan deze veroordeling een dwangsom verbonden moet worden. Dat lag wel op zijn weg omdat [gedaagde 1] de betreffende zaken ook zelf kan en mag verwijderen.”
2.4.
[gedaagde 1] heeft het vonnis op 8 juli 2025 laten betekenen en [eiser 1] gesommeerd het metalen draaihek te verwijderen. Hij heeft voorts laten weten dat indien [eiser 1] dit nalaat, hij zelf tot verwijdering zal overgaan en de kosten daarvan op [eiser 1] zal verhalen.
2.5.
Partijen zijn nadien met elkaar in gesprek gegaan om tot een oplossing te komen, maar hebben geen overeenstemming bereikt.
2.6.
[eiser 1] weigert vooralsnog het metalen draaihek te verwijderen en heeft hoger beroep aangetekend tegen het vonnis. Verder heeft hij [gedaagde 1] verzocht om geen uitvoering te geven aan het vonnis totdat in hoger beroep is beslist. [gedaagde 1] weigert hiermee in te stemmen.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser 1] vordert de voorzieningenrechter te bepalen dat [gedaagde 1] wordt verboden uitvoering te geven aan het verwijderen van het metalen draaihek, alsmede de daarbij behorende besturingskast, tot hierover onherroepelijk is beslist, op straffe van een dwangsom van € 50.000,- bij overtreding van dit verbod, een en ander uitvoerbaar bij voorraad en kosten rechtens.
3.2.
[eiser 1] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde 1] maakt misbruik van zijn bevoegdheid het vonnis ten uitvoer te leggen. Hij heeft geen rechtens te respecteren belang bij verwijdering van het hek. De rechtbank heeft ten onrechte het beroep op verjaring niet begrepen. Gesteld was immers dat het hek er al jaren stond. Bovendien is het belang van [eiser 1] om het hekwerk in afwachting van het hoger beroep te mogen laten staan groter dan het belang van [gedaagde 1] bij verwijdering van het deel dat kennelijk op zijn erf staat. [eiser 1] dreigt namelijk aanzienlijke schade te leiden bij een (tijdelijke) (gedeeltelijke) verwijdering van het hekwerk. Ook is het noodzakelijk dat het perceel kan worden afgesloten vanwege de manage die [eiser 1] op het terrein houdt. De belangen van [gedaagde 1] daarentegen zijn minimaal.
3.3.
[gedaagde 1] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser 1] .
in reconventie
3.4.
[gedaagde 1] vordert de voorzieningenrechter [eiser 1] op straffe van een dwangsom te gebieden om de zaken die op het perceel van [gedaagde 1] aanwezig zijn, te weten het deel van het metalen draaihek en de besturingskast, binnen een maand na betekening van dit vonnis te verwijderen en verwijderd te houden en geen zaken op het perceel van [gedaagde 1] te plaatsen.
3.5.
[gedaagde 1] legt aan zijn vordering het volgende ten grondslag. De vordering strekt ertoe [eiser 1] alsnog te bewegen om het deel van het metalen draaihek en de besturingskast die in de grond van [gedaagde 1] staan, zelf te verwijderen. [eiser 1] komt de veroordeling immers niet na. Verder is het technisch gezien niet mogelijk om een deel van het hekwerk te verwijderen. Het hek zal doorgezaagd of doorgeslepen moeten worden. Ook gaan hier de nodige tijd en kosten mee gemoeid. Kosten die [gedaagde 1] vervolgens op [eiser 1] mag verhalen. Hierbij is het niet ondenkbaar dat dit weer tot nieuwe discussies zal leiden. [gedaagde 1] wil nieuwe escalaties voorkomen en de meest eenvoudige manier daarvoor is dat [eiser 1] zelf de zaken verwijdert.
3.6.
[eiser 1] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde 1] .
in conventie en in reconventie
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie nauw met elkaar samenhangen, zal de voorzieningenrechter deze gezamenlijk behandelen.
4.2.
Hoewel alleen [eiser 1] in het vonnis van de rechtbank is veroordeeld tot verwijdering van het metalen draaihek en de besturingskast, heeft de rechtbank wél overwogen dat [gedaagde 1] zelf tot verwijdering kan overgaan indien [eiser 1] dit nalaat. Zolang [eiser 1] niet zelf overgaat tot verwijdering loopt hij het risico dat [gedaagde 1] het hekwerk weghaalt, hetgeen indirect een tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank oplevert. De vordering tot het opleggen van een verbod aan [gedaagde 1] om tot verwijdering over te gaan dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook te worden beoordeeld conform het geldende criterium bij schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis.
Juridisch kader
4.3.
Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar moet zijn. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand, zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan. Nu de rechtbank geen gemotiveerde beslissing heeft gegeven over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, zal de voorzieningenrechter de belangen van de partijen afwegen. Als blijkt dat de beslissing van de rechtbank op een kennelijke misslag berust, kan de voorzieningenrechter daaraan gevolgen voor de uitvoerbaarheid verbinden [1]
4.4.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat niet is gesteld of gebleken dat de rechtbank in haar beslissing van 21 mei 2025 is uitgegaan van onjuiste feiten of omstandigheden of dat haar beslissing berust op een kennelijke misslag. Voor een kennelijke misslag is een zo evidente of aperte vergissing in het recht of de feiten nodig, dat daarover geen redelijke twijfel kan bestaan. In deze zaak is hiervan geen sprake. De voorzieningenrechter zal dan ook uitgaan van de beslissing van de rechtbank zoals die is genomen.
Belangenafweging
4.5.
De vraag die in dit kort geding moet worden beantwoord is of het belang van [eiser 1] om het metalen hekwerk te laten staan totdat er in hoger beroep is beslist, zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde 1] om het hekwerk daarop vooruitlopend te verwijderen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van [eiser 1] in dit geval zwaarder weegt en overweegt daartoe als volgt.
4.6.
[gedaagde 1] voert aan dat de onderliggende kwestie een gevolg is van een conflict tussen partijen dat al enkele jaren loopt. Hij heeft geprobeerd om overeenstemming met [eiser 1] te bereiken, maar dit is onmogelijk gebleken. Voor [gedaagde 1] is de maat nu vol. Hij wil zo min mogelijk met [eiser 1] te maken hebben en wil daarom dat er zo snel mogelijk een eind komt aan het conflict en dat het vonnis wordt uitgevoerd. [gedaagde 1] is als eigenaar van de grond bevoegd om het hekwerk zelf te verwijderen. Bovendien is [gedaagde 1] , vanwege de verstoorde verhoudingen tussen partijen, voornemens om zijn woning te koop te zetten en te verhuizen. Tijdens het verkoopproces acht [gedaagde 1] het noodzakelijk dat hij tegenover kopers duidelijkheid kan verschaffen over zijn perceel. Het is daarom van belang dat [eiser 1] het vonnis zo snel mogelijk ten uitvoer legt. Omdat het hekwerk zich slechts gedeeltelijk op de grond van [gedaagde 1] bevindt is het voor hem niet gemakkelijk om het hekwerk zelf weg te halen.
Verder betekent de verwijdering van het hekwerk niet dat het erf van [eiser 1] niet meer voldoende is afgesloten voor de paarden. Als [eiser 1] een hekwerk toch noodzakelijk acht, staat het hem vrij om een nieuw hekwerk op zijn eigen grond plaatsen en daarmee zijn terrein alsnog afsluiten, aldus [gedaagde 1] .
4.7.
Gelet op de door partijen aangevoerde belangen is het voorzieningenrechter niet althans onvoldoende gebleken dat een uitspraak in hoger beroep niet kan worden afgewacht. Het belang voor [eiser 1] bij behoud van het hek ter afsluiting van zijn erf is evident. Ter zitting is onduidelijk gebleven welk deel van het hek zich bevindt op het perceel van [gedaagde 1] . Het gedeelte waarop het zich bevindt, is gezien de ter zitting getoonde foto’s, een plek buiten het gezichtsveld van [gedaagde 1] (achter een rij coniferen). Onbetwist is dat verwijdering van het deel van het hek dat zich op het perceel van [gedaagde 1] bevindt feitelijk niet mogelijk is. Het hek, dat aard en nagelvast met de grond is verbonden, zal dan in zijn geheel moeten worden verplaatst of [eiser 1] zal een geheel nieuw hek op een andere plaats moeten maken. Voor [eiser 1] brengt de verwijdering van het hekwerk dan ook grote nadelen (kosten) met zich mee, die voorshands niet in verhouding staan tot het voordeel dat [gedaagde 1] zou hebben bij onmiddellijke verwijdering van het hekwerk. Daarbij heeft [gedaagde 1] ook onvoldoende onderbouwd dat de woning al te koop staat. Er is kennelijk nog slechts sprake van een voornemen. Dat is te vaag om in dit kort geding rekening mee te houden. Ook overigens zal [gedaagde 1] moeten mededelen dat er een hoger beroep loopt tussen partijen dat de eigendomsgrenzen van zijn perceel raakt.
Conclusie
4.8.
Gelet op voorgaande afweging van de betrokken belangen ziet de voorzieningenrechter aanleiding om af te wijken van de hoofdregel van onmiddellijke uitvoerbaar verklaring en [gedaagde 1] een verbod op te leggen om het metalen draaihek en de bijbehorende besturingskast te verwijderen voor de periode dat er niet onherroepelijk is beslist. De vordering in conventie zal dan ook worden toegewezen en de vordering in reconventie zal worden afgewezen.
Dwangsom
4.9.
Als prikkel tot nakoming zal aan de toegewezen vordering een dwangsom worden verbonden, met dien verstande dat de dwangsom zoals gevorderd zal worden gematigd en gemaximeerd.
Proceskosten
4.10.
[gedaagde 1] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) in conventie en reconventie betalen. De proceskosten van [eiser 1] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
144,47
- griffierecht
331,00
- salaris advocaat
1.072,50
(€ 715,- + € 357,50)
- nakosten
278,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.825,97
4.11.
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
verbiedt [gedaagde 1] om het metalen draaihek en de daarbij behorende besturingskast te verwijderen, tot hierover onherroepelijk is beslist, op straffe van een dwangsom van € 20.000,- bij overtreding van dit verbod met een maximum van € 50.000,-,
5.2.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.3.
wijst het gevorderde af,
in conventie en in reconventie
5.4.
veroordeelt [gedaagde 1] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.825,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Blokland en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2025.
MKI/JB

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad, 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026.