13. De omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en het uitvoeren van een werk is met het bestreden besluit in stand gelaten.
13. Ten aanzien van de activiteit bouwen is hieraan – samengevat – ten grondslag gelegd dat geen van de weigeringsgronden uit artikel 2.10, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zich voordoet. Het limitatief-imperatieve stelsel brengt mee dat de vergunning dan moet worden verleend en er is in dat geval geen ruimte om belangen van derden mee te wegen. Bezwaarden hebben ook geen gronden aangevoerd die betrekking hebben op de toetsing van de aanvraag aan het limitatief-imperatieve stelsel. Wel is aangevoerd dat de aanvraag ook had moeten zien op het plaatsen van alle voorzieningen die volgens bezwaarden noodzakelijk zijn voor een gerenoveerde jachthaven. Bezwaarden worden daarin niet gevolgd, omdat geen sprake is van onlosmakelijke activiteiten zoals bedoeld in artikel 2.7 van de Wabo. De aanvraag ziet slechts op de renovatie van de steigers van de jachthaven. Voor verdere ontwikkelingen zullen mogelijk aanvullende vergunningen nodig zijn, maar de inhoud van toekomstige ontwikkelingen ligt nu niet ter beoordeling. Voorschriften omtrent het functioneren van de inrichting van de jachthaven kunnen ook niet worden betrokken bij een besluit over het vervangen van steigers.
13. Ten aanzien van de activiteit uitvoeren van een werk is hieraan – samengevat – ten grondslag gelegd dat tijdens de hoorzitting gebleken is dat de heer [naam 5] , van wie het advies van de dorpsraad afkomstig was, geen lid is van de dorpsraad. Zijn advies kon dus niet worden beschouwd als een advies namens de dorpsraad. Na de hoorzitting heeft de dorpsraad alsnog een advies kunnen indienen. Dit is gebeurd op 12 augustus 2024. Het college heeft in dat advies geen argumenten gevonden om de vergunning te weigeren. Het advies van de dorpsraad is daarvoor ook niet doorslaggevend. Bij een negatief advies van de dorpsraad kan de vergunning worden verleend, zolang de ARK positief heeft geadviseerd ten aanzien van het beschermd dorpsgezicht. Hier is aan voldaan. De vergunning is dus terecht verleend.
De beroepsgronden
13. Eisers stellen dat de toekomstvisie, die door vergunninghouder als bijlage bij de aanvraag is gevoegd, onderdeel is gemaakt van de omgevingsvergunning. De toekomstvisie heeft daardoor een formele status gekregen, waar de aanvrager op zijn minst de verwachting aan kan ontlenen dat het college op hoofdlijnen instemt met die toekomstvisie. Dit terwijl de toekomstvisie bij de vergunningverlening niet inhoudelijk is beoordeeld.
13. Ter zitting is duidelijk geworden dat eisers zich neerleggen bij de vergunningverlening en het feit dat dit een gebonden beslissing is. Eisers hebben echter vrees voor het vervolg van het project, vanwege een tekort aan parkeerplekken. Zij menen dat het vervolg nu al een formele status heeft gekregen vanwege de bijlage bij het besluit.
Reactie van het college
13. In het verweerschrift stelt het college dat niet valt in te zien dat op enige wijze toezeggingen zijn gedaan of verwachtingen zijn gewekt door het opnemen van de toekomstvisie als bijlage bij het besluit tot vergunningverlening. Het besluit op de aanvraag ziet enkel op het vervangen van de steigers en vergunninghouder zal voor verdere ontwikkelingen nieuwe vergunningen moeten aanvragen.
Beoordeling van het beroep
13. Het is bestendige rechtspraak dat bij een aanvraag om een omgevingsvergunning geen plaats is voor een beslissing anders dan op grond van de daartoe strekkende aanvraag. Het bevoegd gezag beslist dus in beginsel op basis van de aanvraag.
13. De toekomstvisie is als bijlage bij de aanvraag voor de activiteit bouwen gevoegd. In die bijlage is aangegeven dat de ingediende aanvraag slechts ziet op de renovatie van de jachthaven. Daar heeft het college dus op beslist. Dat uit die bijlage ook volgt dat parallel aan de vergunningsaanvraag nog wordt gewerkt aan de planvorming van twaalf vrijstaande bedrijfsloodsen, betekent niet dat dit al onderdeel uitmaakt van de vergunningsaanvraag voor de renovatie van de jachthaven die is ingediend. Het is tussen partijen ook niet in geschil dat de toekomstvisie geen onderdeel heeft uitgemaakt van de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag door het college.
13. Omdat het besluit over de omgevingsvergunning slechts betrekking heeft op de renovatie van de jachthaven, valt niet in te zien dat vergunninghouder aan dat besluit de verwachting kan ontlenen dat het college op hoofdlijnen instemt met de toekomstvisie. Dat het college de toekomstvisie wel als bijlage behorend bij het besluit heeft opgenomen, doet daar niet aan af. Alle bijlagen die vergunninghouder bij de aanvragen heeft gevoegd, zijn opgenomen als bijlagen bij het besluit tot vergunningverlening. Bovendien heeft het college ter zitting nogmaals bevestigd dat de toekomstvisie niet vast is komen te staan. Het college heeft verder laten weten dat ingeval een vervolg van het project in de toekomst nog wordt aangevraagd, op dat moment gekeken zal worden of daarvoor parkeereisen gelden, en zo ja, dat daaraan dan getoetst zal worden.