ECLI:NL:RBNHO:2025:10471

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
15/295174-23 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten en hennep, diefstal van elektriciteit, diefstal van water en het opzettelijk bereiden van MDMA

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 augustus 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder het opzettelijk telen van hennepplanten, diefstal van elektriciteit en water, en het bereiden van MDMA. De verdachte, geboren op een onbekende datum en zonder vaste woonplaats in Nederland, was op het moment van de zitting gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. M. Kubbinga, in overweging genomen, evenals de verdediging door zijn raadsman, mr. M.G.P. Glas.

De tenlastelegging omvatte vijf feiten, waarbij de verdachte onder andere werd beschuldigd van het medeplegen van het opzettelijk telen van 160 hennepplanten en 34,978 kilogram hennep, diefstal van elektriciteit en water, en het bereiden van MDMA. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA, maar heeft de andere feiten bewezen verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de diefstal van elektriciteit en water door middel van braak en dat hij opzettelijk hennep had geteeld en MDMA had bereid.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is de maatregel tot kostenverhaal van € 39.676,06 opgelegd, gerelateerd aan de kosten van de ontmanteling van de hennepkwekerij en de productie van MDMA. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de samenleving in haar overwegingen meegenomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die als first offender werd beschouwd. De uitspraak benadrukt de maatschappelijke gevolgen van drugshandel en de noodzaak om dergelijke criminaliteit te bestraffen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/295174-23 (P)
Uitspraakdatum: 28 augustus 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 augustus 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
zonder vaste woonplaats in Nederland,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M. Kubbinga, en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. M.G.P. Glas, advocaat te Den Haag, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, – kort samengevat – ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
Feit 1
Het medeplegen van het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken en/of aanwezig hebben van 160 hennepplanten en 34,978 kilogram hennep omstreeks 8 september 2023 te Hoorn.
Feit 2
Diefstal in vereniging van elektriciteit toebehorende aan [slachtoffer 1] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 december 2022 tot en met 8 september 2023 te Hoorn, waarbij de weg te nemen elektriciteit onder het bereik is gebracht door middel van braak of verbreking.
Feit 3
Diefstal in vereniging van water toebehorende aan [slachtoffer 2] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 december 2022 tot en met 8 september 2023 te Hoorn, waarbij het weg te nemen water onder het bereik is gebracht door middel van braak of verbreking.
Feit 4
primair
Het medeplegen van het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken en/of vervoerd hebben van MDMA op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 september 2023 tot en met 1 mei 2024 te Hoorn.
subsidiair
Het medeplegen van het verrichten van voorbereidingshandelingen, gericht op het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, en/of opzettelijk vervaardigen van MDMA op of omstreeks 8 september 2023, en/of in of omstreeks de periode van 8 september 2023 tot en met 1 mei 2024, en/of op of omstreeks 22 oktober 2024, te Hoorn.
Feit 5
Het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben te Hoorn, van 3 kilogram MDMA in de periode van 1 mei 2024 tot en met 2 mei 2024.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 5 ten laste gelegde feit en tot een bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Bewijsuitsluiting
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er bewijsuitsluiting moet volgen voor de bevindingen die zijn verkregen uit de mobiele telefoon van de verdachte op 20 december 2023. De rechtbank zal niet op dit verweer ingaan, nu deze bevindingen niet voor het bewijs zullen worden gebruikt.
Feiten
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 heeft de raadsman verzocht om de verdachte vrij te spreken wegens het ontbreken van wetenschap bij de verdachte van de diefstal van de elektriciteit en het water. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de periode van 5 december 2022 tot en met 8 september 2023 niet kan worden bewezen.
Ten aanzien van feit 4 primair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de betrokkenheid van de verdachte bij het pand aan de [adres 1] na 8 september 2023 niet kan worden bewezen en er aldus vrijspraak moet volgen.
Ten aanzien van feit 4 subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het opzet van de verdachte op de voorbereidingshandelingen op 8 september 2023 en 22 oktober 2024 ontbreekt, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van de voorbereidingshandelingen op 1 mei 2024 heeft de raadsman naar voren gebracht dat de verdachte moet worden vrijgesproken omdat er geen overtuigend bewijs is dat de verdachte na de sluiting van het pand aan de [adres 1] op 8 september 2023 nog iets met dat pand te maken heeft gehad.
Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak feit 5Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen wat de verdachte onder 5 ten laste is gelegd, nu na onderzoek door het NFI bleek dat de aangetroffen drie kilogram geen MDMA was. De verdachte moet daarom worden vrijgesproken.
3.3.2.
Het bewijs voor feit 1
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van feit 1. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs is voor het medeplegen. Aangezien de verdachte dit feit voor het overige heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan zij tot een bewezenverklaring is gekomen.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
  • De bekennende verklaring van de verdachte, ter terechtzitting van 14 augustus 2025 afgelegd;
  • een proces-verbaal van bevindingen van 13 september 2023 (dossierpagina 25 e.v.);
  • een proces-verbaal van bevindingen van 22 oktober 2024 (dossierpagina 31 e.v.);
  • een kennisgeving van inbeslagneming van 12 september 2023 (dossierpagina 354);
  • een kennisgeving van inbeslagneming van 13 september 2023 (dossierpagina 355 e.v.).
3.3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden feiten 2, 3 en 4 primair
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in
bijlage IIbij dit vonnis zijn vervat.
3.3.4.
Het bewijs voor feiten 2 en 3
Feiten en omstandigheden
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Bij het onderzoek naar de hennepkwekerij op 11 september 2023 in het pand aan de [adres 1] (hierna: het pand), is door de fraudespecialist van [slachtoffer 1] geconstateerd dat de elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Gebleken is dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken, dat daarin een illegale elektriciteitsaansluiting voor de elektriciteitsmeter was aangebracht, en dat deze aansluiting de hennepplantage voorzag van elektriciteit. [slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit en stelt dat in ieder geval in de periode van 5 december 2022 tot en met 11 september 2023 sprake is geweest van hennepteelt in het pand. Uit de aangifte van [slachtoffer 1] blijkt verder dat de verdachte vanaf 8 juni 2017 een energiecontract had met [slachtoffer 1]. Daarnaast is bij het onderzoek naar de hennepkwekerij op 11 september 2023 door een servicemedewerker van [slachtoffer 2] geconstateerd dat door manipulatie van de drinkwaterinstallatie er een onjuist waterverbruik werd geregistreerd in het pand. Gebleken is dat de watermeter uit de behuizing was gehaald en met lijm onklaar was gemaakt waardoor de tellers niet meer draaiden. [slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van diefstal van water en stelt dat in ieder geval in de periode van 5 december 2022 tot en met 11 september 2023 sprake is geweest van hennepteelt in het pand. Uit de aangifte blijkt verder dat de verdachte vanaf 2 mei 2017 een waterleveringscontract had met [slachtoffer 2].
Op basis van deze feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat er sprake is geweest van diefstal van water en elektriciteit in het pand. De vraag die aan de rechtbank nu moet beantwoorden is of de verdachte degene is geweest die deze diefstallen heeft gepleegd.
Oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft verklaard dat hij niet degene is geweest die de watermeter en de elektriciteitsaansluiting heeft gemanipuleerd, maar dat al zo was toen hij het pand als huurder betrok.
Niet ter discussie staat dat in de periode waarin sprake is geweest van diefstal van water, de verdachte de enige gebruiker was van het pand. Uit het door de verdachte met de eigenaar en tevens verhuurder van het pand – [naam 1] – gesloten huurovereenkomst, blijkt dat de watermeterstand op 9 mei 2017 134 m³ was. Uit de aangifte van [slachtoffer 2] volgt dat de watermeterstand van de onklaar gemaakte watermeter op 11 september 2023 138 m3 was. Hieruit leidt de rechtbank af dat nadat de verdachte het pand in gebruik heeft genomen, er nog enige tijd legaal water is afgenomen, namelijk 4 m3. De stelling van de verdachte dat de watermeter al onklaar was gemaakt voordat hij het pand in gebruik heeft genomen, kan daarom niet kloppen. Op basis hiervan oordeelt de rechtbank dat het de verdachte is geweest die de watermeter onklaar heeft gemaakt en de diefstal van het water heeft gepleegd. In het licht daarvan kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat het ook de verdachte is geweest die de illegale elektriciteitsaansluiting heeft aangebracht. Hierbij betrekt de rechtbank mede dat deze elektriciteitsaansluiting de hennepplantage voorzag van elektriciteit, terwijl die hennepplantage is aangetroffen in een verborgen ruimte van het pand, die de verdachte, naar zijn eigen verklaring ter zitting, zelf heeft gebouwd.
Partiële vrijspraak medeplegen
De rechtbank ziet op basis van de stukken in het dossier geen aanknopingspunten voor het medeplegen van de diefstal van de elektriciteit en het water. De rechtbank zal de verdachte hier dan ook van vrijspreken.
Conclusie
Alles bij elkaar genomen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van elektriciteit en water in de periode van 5 december 2022 tot en met 8 september 2023 door middel van verbreking, zoals hierna is bewezenverklaard.
3.3.5.
Het bewijs voor feit 4
Feiten en omstandigheden
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank ten aanzien van feit 4 de volgende omstandigheden vast.
Op 8 september 2023 zijn er in een verborgen ruimte in het pand goederen en chemicaliën aangetroffen die kunnen worden gebruikt voor de productie van MDMA, waaronder een glazen rondbodemkolf met drie teutjes. Deze goederen en chemicaliën zijn door het Team Landelijke Faciliteit Ontmantelen van de politie (hierna: LFO) herkend als zijnde bestemd voor de productie van MDMA met gebruikmaking van de “koude methode”. Een deel van de aangetroffen goederen en chemicaliën waren nieuw. Op basis daarvan is door het LFO geconstateerd dat het ging om een productielocatie die nog in opbouw was. Ter terechtzitting is door de verdachte verklaard dat hij de verborgen ruimte zelf heeft gebouwd en dat hij de daarin aangetroffen goederen en chemicaliën zelf heeft aangekocht.
Na de sluiting van het pand op last van de burgemeester van Hoorn, is de verdachte op 20 december 2023 door twee verbalisanten staande gehouden, nadat hij in een grijze bus met kenteken [kenteken 1] naar het pand was gereden en deze grijze bus op het terrein van het pand had geparkeerd. Uit het dossier blijkt dat deze grijze bus op 20 december 2023 niet meer op de naam van de verdachte geregistreerd stond. De verbalisanten troffen in deze grijze bus een industriële RVS ketel aan en op het terrein van het pand nog twee kleinere industriële RVS ketels, een grote koelthermostaatmachine en twee vermoedelijke koelmachines. Er zijn ook sterke aanwijzingen dat de verdachte daarna nog in de buurt van het pand is geweest. Een buurtbewoner – [naam 2] – heeft namelijk verklaard dat ze op 3 maart 2024 een grijze bus bij het pand heeft zien staan die zij direct herkende als de bus van de verdachte, terwijl de verhuurder van het pand heeft verklaard dat hij de verdachte een aantal dagen voor “het ontdekken van het drugslab” (de rechtbank begrijpt: 1 mei 2024) nog voor het pand heeft gezien. De verhuurder heeft verder verklaard dat ook na de bestuurlijke sluiting van het pand, de verdachte het pand bleef huren en de huur pas lopende de maand mei 2024 heeft opgezegd. Het dossier bevat een schriftelijke huuropzegging van de verdachte, waarin de huur wordt opgezegd tegen 15 mei 2024.
Op 1 mei 2024 zijn er in het pand wederom voor de productie van MDMA geschikte goederen en chemicaliën aangetroffen, waaronder wederom een glazen rondbodemkolf met drie teutjes. Door het LFO is vastgesteld dat deze goederen en chemicaliën kunnen worden gebruikt voor dezelfde productiemethode (koude methode) als die op de productieplaats van 8 september 2023 is herkend. Er zijn meerdere voorwerpen gevonden, waaronder een blauw klemdekselvat, IBC-containers en een RVS mengketel, waarop door het NFI restanten MDMA zijn gevonden. Ook zijn er in het pand een gezichtsmasker en een handschoen aangetroffen. Die zijn bemonsterd. Uit deze bemonsteringen zijn DNA-profielen verkregen van (minimaal) één persoon, met een frequentie van kleiner dan één op één miljard. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met deze DNA-profielen. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat verdachte donor is van het celmateriaal op het gezichtsmasker en de handschoen.
Na de aanhouding van de verdachte is op 22 oktober 2024 de woning van de verdachte aan de [adres 2] doorzocht. In de berging van de woning zijn toen verschillende voorwerpen aangetroffen die gebruikt kunnen worden voor de productie van MDMA, waaronder een glazen rondbodemkolf met drie teutjes, soortgelijk aan de rondbodemkolven die zijn aangetroffen in het pand op de productieplaatsen van 8 september 2023 en 1 mei 2024. Op 28 oktober 2024 heeft de politie een controle uitgevoerd op het bedrijfsterrein van [naam 3]. Daar is toen een voertuig aangetroffen met kenteken [kenteken 2], dat geregistreerd stond op de naam van de verdachte. In dit voertuig zijn IBC’s met vloeibaar afval van de productie en kristallisatie van MDMA aangetroffen, en jerrycans en klemdekselvaten met restanten van MDMA-kristallen. Tijdens zijn politieverhoor heeft [naam 3] verklaard dat de verdachte dit voertuig circa drie a vier maanden geleden, ergens in zomer van 2024, naar zijn bedrijfsterrein heeft gebracht.
Oordeel van de rechtbank
De hierboven genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank, anders dan de raadsman, redengevend voor het oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het produceren van de synthetische drug MDMA in de periode van 8 september 2023 tot en met 1 mei 2024. Meer in het bijzonder overweegt de rechtbank nog het volgende. De verdachte heeft ter terechtzitting een aantal omstandigheden naar voren gebracht die volgens hem aantonen dat hij niet betrokken is geweest bij de productieplaats die is aangetroffen op 1 mei 2024. De verdachte heeft naar voren gebracht dat de verklaring van de eigenaar van het pand (inhoudende dat hij de verdachte een aantal dagen voor 1 mei 2024 bij het pand heeft gezien) niet kan kloppen, omdat hij toen in Spanje was. Uit het vliegticket dat de raadsman in dit verband ter terechtzitting heeft overgelegd, blijkt dit echter niet aangezien dit vliegticket niet op de naam van de verdachte staat. Verder heeft de verdachte aangevoerd dat de verklaring van de buurtbewoner, dat zij op 3 maart 2024 de grijze bus voor het pand herkende als zijnde de bus van de verdachte, nietszeggend is, omdat de grijze bus met kenteken [kenteken 1] toen niet meer op zijn naam stond geregistreerd. Uit het gegeven dat deze bus op 3 maart 2024 niet meer op de naam van verdachte stond geregistreerd volgt echter niet dat de verdachte deze grijze bus toen niet gebruikte. De verdachte is op 20 december 2023 staande gehouden toen hij in deze grijze bus met kenteken [kenteken 3] reed. Kennelijk reed de verdachte dus ook na de overschrijving van de bus op 3 november 2023 nog in dit voertuig. Ten slotte heeft de verdachte nog naar voren gebracht dat hij de huurovereenkomst met betrekking tot het pand al in november 2023 had opgezegd. Uit het dossier blijkt echter dat de verdachte de huurovereenkomst in ieder geval ook tegen 15 mei 2024 heeft opgezegd, hetgeen niet strookt met zijn verklaring.
Partiële vrijspraak medeplegen
De rechtbank ziet op basis van de stukken in het dossier onvoldoende aanknopingspunten voor het medeplegen van het bereiden van MDMA. De rechtbank zal de verdachte hier dan ook van vrijspreken.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bereiden van MDMA in de periode van 8 september 2023 tot en met 1 mei 2024, zoals hierna is bewezenverklaard.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, in die zin dat
Feit 1
hij omstreeks 8 september 2023 te Hoorn, opzettelijk heeft geteeld en opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 1] een hoeveelheid van 160 hennepplanten en 34,978 kilogram hennep;
Feit 2
hij in de periode van 5 december 2022 tot en met 8 september 2023 te Hoorn, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit toebehorende aan [slachtoffer 1] , waarbij de verdachte die weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door verbreking;
Feit 3
hij in de periode van 5 december 2022 tot en met 8 september 2023 te Hoorn, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een hoeveelheid water toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij de verdachte die weg te nemen water onder zijn bereik heeft gebracht door verbreking;
Feit 4
hij in de periode van 8 september 2023 tot en met 1 mei 2024 te Hoorn, opzettelijk heeft bereid een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
feit 2 en feit 3
telkens: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking,
feit 4
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Voor de stelling van de verdachte dat hij enkel CBD-planten zou hebben gekweekt met een zeer laag gehalte aan THC en het telen ervan om die reden niet strafbaar zou zijn, biedt het dossier geen enkel aanknopingspunt. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft gezeten. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om aan de verdachte de verplichting op te leggen tot het vergoeden van de kosten die ten laste van de staat zijn gekomen in verband met de vernietiging van voorwerpen die ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid volgens artikel 13d Opiumwet (OW). Deze kosten zijn in totaal € 39.676,06.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de op te leggen straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en met het gegeven dat de verdachte
first offenderis.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in verschillende periodes schuldig gemaakt aan strafbare feiten die te maken hebben gehad met drugshandel.
De verdachte heeft in een bedrijfspand dat hij huurde een hennepkwekerij geëxploiteerd. De elektriciteit voor de hennepkwekerij heeft de verdachte via een illegale aansluiting gestolen. Daarnaast is de watermeter ook gemanipuleerd door de verdachte, waardoor hij ook water kon stelen. Hennep is een stof waarvan het langdurig gebruik tot ernstige gezondheidsproblemen kan leiden. Het telen van hennep heeft bovendien veel gerelateerde vermogens- en andere ernstige criminaliteit tot gevolg en wordt daarom, evenals de handel ervan, krachtig bestreden. De verdachte heeft door hennep te telen zijn eigen financiële belangen boven de volksgezondheid laten prevaleren en bijgedragen aan een keten van criminele activiteiten die de samenleving ontwricht. Met de diefstal van de elektriciteit en het water heeft de verdachte forse schade veroorzaakt voor het elektriciteits- en waterbedrijf. Verder heeft de verdachte met het aanpassen het elektriciteitscircuit in het pand, ervoor gezorgd dat er een brandgevaarlijke situatie is ontstaan. Dit had ook ernstige gevolgen kunnen hebben voor de andere panden aan de Atoomweg.
Daarnaast heeft de verdachte in hetzelfde bedrijfspand, na het aantreffen van de hennepkwekerij op 8 september 2023 en na sluiting van het bedrijfspand, de synthetische drug MDMA geproduceerd. De (chemische processen bij de) productie van MDMA, de ongecontroleerde opslag van chemicaliën voor deze productie, maar ook de dumpingen van drugsafval brengen grote veiligheids- en gezondheidsrisico’s met zich mee. Verder bevat MDMA voor de gezondheid van de gebruikers daarvan zeer schadelijke stoffen. De verspreiding ervan en de handel er in zijn bezwarend en ontwrichtend voor de samenleving en hebben andere ernstige criminaliteit tot gevolg. Daarnaast is de productie van en handel in MDMA veelal in handen van grote, georganiseerde criminele verbanden die daarmee grote winsten maken en hun belangen in deze handel en productie beschermen met geweld en bedreiging met geweld.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie (zijn strafblad), gedateerd 4 juli 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar niet eerder wegens een soortgelijk feit is veroordeeld. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 29 juli 2025, waaruit blijkt dat de verdachte geen hulpvragen heeft en interventies of toezicht door de reclassering niet nodig wordt geacht.
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de bewezen verklaarde feiten, in beginsel zonder meer een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur rechtvaardigt. Bij het bepalen van de hoogte van die straf heeft de rechtbank gekeken naar de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Ook heeft de rechtbank oog voor het feit dat de verdachte een
first offenderis.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar moet worden opgelegd. De rechtbank bepaalt dat hiervan een jaar vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren. De rechtbank acht een fors voorwaardelijk deel passend, omdat de verdachte ondanks de gemeentelijke sluiting van het pand is doorgegaan met de productie van drugs. De voorwaardelijke gevangenisstraf heeft tot doel de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van de proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
De maatregel tot kostenverhaal ex artikel 13d OW
De maatregel in artikel 13d OW maakt het mogelijk dat de kosten die ten laste van de staat komen in verband met de vernietiging van voorwerpen die ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid, worden verhaald op degene die wordt veroordeeld ter zake van een strafbaar feit dat in verband staat met dat voorwerp.
In het dossier bevinden zich twee facturen met de kosten voor het opruimen van de gevaarlijke stoffen. De eerste factuur betreft het opruimen van de gevaarlijke stoffen die zijn aangetroffen op de productielocatie aan de [adres 1] op 8 september 2023. Deze kosten bedragen in totaal € 20.240,96. De tweede factuur betreft het opruimen van de gevaarlijke stoffen die zijn aangetroffen op de productielocatie aan de [adres 1] op 1 mei 2024. Deze kosten bedragen in totaal € 19.435,10. In totaal bedragen de kosten aldus € 39.676,06.
Ten aanzien van de kosten in verband met de ontmanteling van de hennepkwekerij die werd ontdekt op 8 september 2023 overweegt de rechtbank het volgende. In het proces-verbaal van bevindingen van 22 oktober 2024 (dossierpagina 31 e.v.) staat dat de officier van justitie de opdracht heeft gegeven tot ontmanteling van de hennepkwekerij die is aangetroffen op 8 september 2023 en vernietiging van de in beslag genomen voorwerpen. In het dossier zit een kennisgeving van deze in beslag genomen voorwerpen. Op dossierpagina 358 e.v. staat hierover telkens dat de beslissing van de officier van justitie is geweest ‘handelen als onttrokken aan het verkeer’. Op grond van het proces-verbaal van bevindingen van 22 oktober 2024 en de kennisgeving van inbeslagneming is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de vereisten van artikel 13d, eerste lid, onder c, OW.
Ten aanzien van de gemaakte kosten van 1 mei 2024 overweegt de rechtbank het volgende. In het proces-verbaal van bevindingen van 13 augustus 2024 (dossierpagina 71 e.v.) staat dat de eigenaar van het pand, [naam 1], afstand heeft gedaan van alle in beslag genomen voorwerpen die zijn aangetroffen op 1 mei 2024. Deze afstandsverklaring staat op dossierpagina 74. Op grond van het proces-verbaal van bevindingen van 13 augustus 2024 en deze afstandsverklaring is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de vereisten van artikel 13d, eerste lid, onder b, OW.
Gelet op de vordering van de officier van justitie, bovenstaande bewezenverklaring en nu het gaat om voorwerpen die een ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid, zal de rechtbank bepalen dat de verdachte de verplichting wordt opgelegd tot het vergoeden van de kosten die ten laste van de staat komen in verband met de vernietiging van voornoemde voorwerpen tot een bedrag van € 39.676,06.
Als dit bedrag niet wordt betaald, kan – met toepassing van artikel 6:6:25 Wetboek van Strafvordering (Sv) ten hoogste 233 dagen gijzeling worden toegepast, zonder dat daardoor de betalingsverplichting van de verdachte vervalt.

7.Het beslag

Onder de verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
plastic pot met restant MDMA, goednummer 1660439;
buisje met GHB, goednummer 1660449;
thee met hennep, goednummer 1660520;
65 gram MDMA, goednummer 1662152;
3,32 gram MDMA, goednummer 1662184;
4,18 gram MDMA, goednummer 1662188;
3,02 gram MDMA, goednummer 1662371;
0,66 gram cocaïne, goednummer 1662375;
0,37 gram cocaïne, goednummer 1662385;
0,23 gram cocaïne, goednummer 1662392;
495 gram qat, goednummer 1662393; en
Cobra 6, goednummer 1662398.
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de nummers 1 tot en met 11, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Die voorwerpen behoren de verdachte toe en zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten. Deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten en tevens is het ongecontroleerde bezit ervan in strijd met de wet of het algemeen belang.
De rechtbank overweegt dat nummer 12, de Cobra 6, geen relatie heeft met ‘het feit’ zoals bedoeld in artikel 36c van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Dit goed heeft geen rol gespeeld bij de bewezenverklaarde feiten. Ook kan de Cobra 6 niet in relatie komen te staan met de voorbereiding of het begaan van soortgelijke feiten zoals bedoeld in artikel 36d Sr. Onttrekking aan het verkeer is dus niet mogelijk. Om dezelfde reden is verbeurdverklaring van dit goed in de zin van artikel 33a lid 1 Sr evenmin mogelijk.
De rechtbank is echter van oordeel dat de teruggave van de Cobra 6 aan de verdachte bezwaarlijk is. Om die reden zal de rechtbank ten aanzien hiervan de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten in de zin van artikel 353, tweede lid, onder c, Sv. Het openbaar ministerie kan dan te zijner tijd, na ommekomst van de daarvoor geldende bewaartermijn, alsnog een beslissing nemen met betrekking tot dit voorwerp die erop neer kan komen dat deze aan het verkeer wordt onttrokken.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 57, 63, 311 Sr.
artikel 2, 3, 10, 11, 13d OW.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 5 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4 vermelde strafbare feiten opleveren;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
vier (4) jaar, met bevel dat van deze straf een gedeelte, een (1) jaar,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
Het beslag
Onttrektaan het verkeer:
plastic pot met restant MDMA, goednummer 1660439;
buisje met GHB, goednummer 1660449;
thee met hennep, goednummer 1660520;
65 gram MDMA, goednummer 1662152;
3,32 gram MDMA, goednummer 1662184;
4,18 gram MDMA, goednummer 1662188;
3,02 gram MDMA, goednummer 1662371;
0,66 gram cocaïne, goednummer 1662375;
0,37 gram cocaine, goednummer 1662385;
0,23 gram cocaïne, goednummer 1662392; en
495 gram qat, goednummer 1662393;
gelast
de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de Cobra 6, goednummer 1662398;
Oplegging maatregel kostenverhaal
legt aan de verdachte de
maatregel kostenverhaalop voor een bedrag van
€ 39.676,06; en
bepaalt de duur van de
gijzelingdie ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd op
233 dagen, waarbij de toepassing van die gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Talmricht, voorzitter,
mr. J.M. Jongkind en mr. D.H. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. L. Verheul en mr. A.C. ten Klooster
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 augustus 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
Feit 1
hij op omstreeks 8 september 2023 te Hoorn, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 1] een hoeveelheid van 160 hennepplanten en/of delen daarvan en/of ongeveer 34,978 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van art. 3a van die wet;
Feit 2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 december 2022 tot en met 8 september 2023 te Hoorn, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] NV, in elk geval aaneen ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking;
Feit 3
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 december 2022 tot en met 8 september 2023 te Hoorn, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een hoeveelheid water, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen water onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking;
Feit 4
primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 september 2023 tot en met 1 mei 2024 te Hoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk meermalen, althans eenmaal (telkens) heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van art. 3a van die wet;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 8 september 2023 tot en met 22 oktober 2024 te Hoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van (een) hoeveelhe(i)d(en) MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit/die feiten,
immers hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) opzettelijk daartoe
(op of omstreeks 8 september 2023 in het pand aan de [adres 1]
- 94,5 kilo aan ethylester van PMK-glycidezuur en/of
- 430 liter aceton en/of
- 100 liter dichloormethaan en/of
- 145 liter zoutzuur en/of
- 276 liter methanol en/of
- 10 kilo natriumhydride en/of
- 50 kilo citroenzuur en/of
- een hoeveelheid caustic soda en/of
- een hoeveelheid monomethylamine en/of
- een stalen drukhouder en/of divers laboratorium glaswerk en/of een rotorvapor en/of meerdere vriezers en/of twee glazen reactieketels met inhoud 100 liter en/of een glazen reactieketel met inhoud 200 liter en/of een RVS koelbuis en/of een dubbelwandige kookketel met inhoud 258 liter en/of een ronde RVS reactieketel met inhoud 1700 liter,
en/of
(in of omstreeks de periode van 8 september 2023 tot en met 1 mei 2024 in het pand aan de [adres 1]
- ongeveer 3 kilo PMK en/of
- een hoeveelheid natriumboorhydride en/of
- een hoeveelheid PMK-OH en/of
- zakken citroenzuur en/of
- 30 dozen en verpakkingen met de ethylester van PMK-glycidezuur en/of
- zakken met caustic soda en/of
- jerrycans met aceton en/of
- jerrycans met methylamine in methanol en/of
- jerrycans met methanol en/of
- 69 jerrycans met natronloog en/of
- 2 IBC’s met inhoud 600 liter met elektromotor en/of roerwerk en/of een opstelling met een kolomboor en/of 2 vriezers en/of een of meer mengketels,
en/of
(op of omstreeks 22 oktober 2024 in de beging van het pand aan de [adres 2])
- een gasfles met opdruk “stikstof” en/of
- een metalen drukketel met dubbel drukvat en bovenop een kraantje en/of
- een verwarmingsspiraal en/of
- 2 metalen deksels en/of
- een grote glazen bol met meerdere openingen (rondbodemkolf) en/of
- een zwarte drukslang;
Feit 5
hij in de periode van 1 mei 2024 tot en met 2 mei 2024 te Hoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 3 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van art. 3a van die wet.
Bijlage II
De bewijsmiddelen
(…)