In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 september 2025 een eindvonnis gewezen na een tussenvonnis van 12 juni 2025. De zaak betreft een geschil tussen eisers, [eiser 1] en [eiser 2], en gedaagde, [gedaagde], over de aansprakelijkheid voor schade aan een woning. De rechtbank had eerder overwogen dat gedaagde risicoaansprakelijk is en heeft partijen de gelegenheid gegeven om te reageren op het voornemen om 25% van de herstelkosten voor rekening van eisers te laten. Gedaagde heeft in deze fase van de procedure een nieuw schaderapport ingediend, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat het in strijd zou zijn met een goede procesorde. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van eisers deels wordt toegewezen, waarbij 25% van de herstelkosten voor rekening van eisers blijft. Daarnaast zijn buitengerechtelijke incassokosten toegewezen op basis van artikel 6:96 BW. De rechtbank heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 18.275,19 aan eisers, inclusief wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.