Uitspraak
1.De procedure
2.Feiten
3.Het (gewijzigde) geschil
4.De beoordeling
.De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak vordert de eiser, als erfgenaam van een overleden werknemer, betaling van de resterende eindafrekening, openstaande verlofdagen en wettelijke verhogingen van de ex-werkgever. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J.P. Dikker, heeft de vordering ingesteld na het overlijden van zijn vader, die als automonteur bij de gedaagde B.V. in dienst was. De kantonrechter heeft op 17 september 2025 geoordeeld dat de vordering grotendeels toewijsbaar is. De gedaagde B.V. heeft erkend dat een deel van de eindafrekening niet is betaald, maar stelde dat dit verrekend kon worden met een mobiele telefoon die aan de werknemer ter beschikking was gesteld. De kantonrechter heeft deze verrekening afgewezen, omdat de gedaagde niet voldoende bewijs heeft geleverd voor deze tegenvordering. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 765,69 netto aan de eiser, vermeerderd met een wettelijke verhoging van 25% en wettelijke rente. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 6.555,22 bruto aan openstaande vakantiedagen, eveneens met een wettelijke verhoging en rente. De kantonrechter heeft ook de gedaagde verplicht om salarisspecificaties te verstrekken en heeft de proceskosten toegewezen aan de eiser. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van werkgevers met betrekking tot het uitbetalen van eindafrekeningen en vakantiedagen aan erfgenamen na het overlijden van een werknemer.