ECLI:NL:RBNHO:2025:10821

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
22 september 2025
Zaaknummer
360102
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N. Ćulafić
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van succesfee bij niet-levering van aandelen na bemiddeling

In deze zaak vordert Bedrijven Boutique, een adviesbureau gespecialiseerd in bedrijfsovernames, een succesfee van € 167.887,50 van De Graaff c.s., ondanks het feit dat de aandelen van De Graaff c.s. niet zijn geleverd aan de koper. De Graaff c.s. betwisten de verschuldigdheid van de succesfee, stellende dat deze pas verschuldigd is bij daadwerkelijke overdracht van de aandelen. De rechtbank oordeelt dat de overeenkomst tussen partijen, zoals vastgelegd in de opdrachtbevestiging, inderdaad vereist dat de aandelen daadwerkelijk worden overgedragen voordat de succesfee verschuldigd is. De rechtbank legt de overeenkomst uit aan de hand van de Haviltex-maatstaf, waarbij de bedoeling van partijen en de context van de overeenkomst centraal staan. De rechtbank concludeert dat de niet-uitvoering van de verkoopovereenkomst niet aan De Graaff c.s. kan worden toegerekend, aangezien de koper een ontbindende voorwaarde heeft ingeroepen. Hierdoor kan Bedrijven Boutique geen aanspraak maken op de succesfee. De rechtbank wijst de vordering van Bedrijven Boutique af en veroordeelt haar in de proceskosten van De Graaff c.s. tot een bedrag van € 10.653,00.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/360102 / HA ZA 24-704
Vonnis van 6 augustus 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEDRIJVEN BOUTIQUE B.V.,
te Abbekerk, gemeente Medemblik,
eisende partij,
hierna te noemen: Bedrijven Boutique,
advocaat: mr. S.F. ter Brake,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE GRAAFF SLOOP- EN MILIEUWERKEN BV,
gevestigd te Wervershoof, gemeente Medemblik,

2 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidASBESTOS & DEMOLITION SUPPORT BV,

gevestigd te Hoorn,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KRACHTTOER BV,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: De Graaff c.s.,
advocaat: mr. A.C.J. Hanrath.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 15 november 2024,
  • de conclusie van antwoord van 12 februari 2025,
  • de brief met productie van Bedrijven Boutique van 12 mei 2025,
  • de mondelinge behandeling van 22 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bedrijven Boutique is een gespecialiseerd adviesbureau op het gebied van bedrijfsovernames. De Graaff c.s. zijn ondernemingen actief in de afvalindustrie.
2.2.
De Graaff c.s. verstrekken Bedrijven Boutique in oktober 2022 de opdracht om de verkoop van De Graaff c.s. te begeleiden. Partijen leggen de afspraken daarover vast in de op 21 oktober 2022 tussen partijen ondertekende opdrachtbevestiging. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van Bedrijven Boutique van toepassing verklaard.
2.3.
Voor zover relevant vermeldt de opdrachtbevestiging:
“Deze opdracht heeft als doel het verkopen van de onderstaande BV’s
  • De Graaff Sloop- en Milieuwerken (KvK nr 371108910)
  • Asbestos & Demolition Support BV (KvK nr 57853908)
  • Krachtoer BV (KvK nr 7275618)
En daarmee de overdracht van aandelen aan de nieuwe eigenaar.”
(…)
“Mijn werkzaamheden zullen bestaan uit het begeleiden en adviseren bij de verkoop van de organisatie. Deze werkzaamheden bestaan o.a. uit:
  • Waardering
  • Benaderen potentiële kopers (longlisht/shortlist)
  • Indien nodig het opstellen teaser en informatiememorandum
  • Begeleiden onderhandelingen
  • Opstellen LOI
  • Support bij de Due Diligence/Boekenonderzoek
  • Advisering en begeleiding bij het opstellen koopovereenkomst in samenspraak met jullie juridisch adviseur/advocaat”
(…)
“Het uurtarief bedraagt € 150,- per uur. Daarnaast zal een succes fee ter hoogte van 3% van de totale verkoopsom, zoals is overeengekomen in de LOI, in rekening worden gebracht. Alle genoemde bedragen zijn exclusief BTW.”
(…)
“De opdracht start op het moment dat deze opdrachtbevestiging ondertekend is door jullie en door mij retour is ontvangen. De opdracht eindigt op het moment dat de koopovereenkomst getekend is en de aandelen zijn overgedragen aan de nieuwe eigenaar.”
2.4.
Voor zover relevant vermelden de algemene voorwaarden van Bedrijven Boutique:
Artikel 2: Definities
“Overeenkomst”: overeenkomst tussen Opdrachtgever en een derde met betrekking tot de koop, verkoop en overdracht van (een deel van) ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, vennootschappen of aandelen in vennootschappen of enige andere uit de Werkzaamheden en/of Opdracht voortvloeiende afspraak of overeenkomst met een derde;”
en
Artikel 6: Vergoeding
6.1.
De opdrachtgever is aan de Opdrachtnemer voor haar Werkzaamheden als vergoeding een vast uurtarief en een succes fee verschuldigd zoals vastgelegd in de Opdrachtbevestiging/offerte.
6.2.
Indien (een deel van) de vergoeding als bedoeld in 6.1 gerelateerd is aan de financiële waarde van de overdracht (= “Transactiewaarde”) dan zal deze verschuldigd zijn als een Overeenkomst tot stand komt tussen de Opdrachtgever en een derde partij voortvloeiende uit de Opdracht van Opdrachtnemer. De Transactiewaarde is gedefinieerd als het geldbedrag dat gepaard gaat met de eigendomsoverdracht van aandelen of activa en andere componenten.
6.3
Indien de Overeenkomst niet conform het oorspronkelijke plan zal worden gerealiseerd, maar op een andere wijze tussen Opdrachtgever en een derde een Overeenkomst althans een transactie zal worden afgesloten, zodanig, dat de doelstellingen van de Opdrachtgever op een vergelijkbare manier behaald worden, dan zal de Opdrachtgever de overeengekomen (succes)fee eveneens verschuldigd zijn.”
2.5.
De aandeelhouders van De Graaff c.s. (B.B. Beheer B.V. en S.B. Beheer B.V.) sluiten door de bemiddeling van Bedrijven Boutique op 10 november 2023 een overeenkomst met Adelina Beheer B.V. (hierna: Koper) betreffende de verkoop van de aandelen van De Graaff c.s. (hierna: verkoopovereenkomst). In de verkoopovereenkomst komen de aandeelhouders van De Graaff c.s. met Koper overeen dat de levering van aandelen aan Koper zou plaatsvinden op 1 december 2023 tegen betaling door Koper van € 4.625.000, met de ontbindende voorwaarde dat Koper tot 30 november 2023 een beroep kon doen op een financieringsvoorbehoud.
2.6.
Op 30 november 2023 doet de Koper een beroep op het financieringsvoorbehoud in de verkoopovereenkomst.
2.7.
De Graaff c.s. schakelen een advocaat in en zetten na 1 december 2023 een kortgedingprocedure in gang waarin zij nakoming van de verkoopovereenkomst vorderen van Koper. Deze procedure eindigt op 5 maart 2024 met het sluiten van een vaststellingsovereenkomst waarin De Graaff c.s. afzien van hun vordering tot nakoming van de verkoopovereenkomst tegen betaling van een vergoeding door Koper ter waarde van € 330.000,00.
2.8.
De Graaff c.s. hebben voor de werkzaamheden van Bedrijven Boutique een uurloon van € 12.262,50 betaald.
2.9.
Nadat De Graaff c.s. Bedrijven Boutique verzoekt verder te werken op basis van de betalingsafspraak
no cure no pay, stuurt Bedrijven Boutique op 16 september 2024 een factuur voor de succes fee van € 167.887,50. De Graaff c.s. laten die factuur onbetaald.

3.Het geschil

3.1.
Bedrijven Boutique vordert - samengevat - veroordeling van De Graaff c.s. tot betaling van € 167.887,50, te vermeerderen met contractuele rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Bedrijven Boutique legt aan haar vordering ten grondslag dat De Graaff c.s. de succes fee verschuldigd zijn, primair op grond van de opdrachtovereenkomst en, subsidiair, als schadevergoeding vanwege wanprestatie en, meer subsidiair, op grond van ongerechtvaardigde verrijking. Geheel subsidiair grondt Bedrijven Boutique haar vordering op het standpunt dat zij recht heeft op redelijk loon.
3.2.
De Graaff c.s. voeren verweer dat strekt tot afwijzing van de vordering.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kern van het geschil betreft de vraag of De Graaff c.s. de succes fee aan Bedrijven Boutique verschuldigd zijn ondanks het feit dat de aandelen in De Graaff c.s. uiteindelijk niet aan de koper zijn geleverd en De Graaff c.s. de koopsom niet hebben ontvangen.
Uitleg overeenkomst
4.2.
Bedrijven Boutique stelt dat op grond van artikel 6.2 van de algemene voorwaarden de succes fee verschuldigd is zodra de verkoopovereenkomst tot stand is gekomen, ongeacht of die overeenkomst wordt uitgevoerd. Volgens haar is deze wijze van beloning standaard bij een bemiddelingsovereenkomst, en is dit ook in lijn met hetgeen is bepaald in artikel 7:426 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin het recht op loon bij totstandkoming van de overeenkomst wordt geregeld.
4.3.
De Graaff c.s. betwisten deze uitleg. Zij stellen dat partijen zijn overeengekomen dat de succes fee pas verschuldigd is bij daadwerkelijke overdracht van de aandelen, zoals blijkt uit het doel van de samenwerking opgenomen in de opdrachtbevestiging.
4.4.
Omdat partijen verschillen van mening over wat zij zijn overeengekomen, moet de rechtbank de overeenkomst tussen partijen uitleggen. Uitleg van wat is overeengekomen dient plaats te vinden aan de hand van de zogenaamde Haviltex-maatstaf. Deze maatstaf houdt in dat bij de uitleg van contractuele bepalingen doorslaggevend is welke betekenis partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan die bepalingen mochten toekennen, en wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij moet niet alleen worden gekeken naar de tekst van de bepalingen zelf, maar ook naar de aard en strekking van de overeenkomst en de context waarin deze is gesloten. Van beslissende betekenis zijn steeds alle concrete omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen.
4.5.
Onmiskenbaar was het doel van de overeenkomst de verkoop en levering van de aandelen in De Graaff Sloop- en Milieuwerken B.V., Asbestos & Demolition Support B.V. en Krachtoer B.V., zoals de aanhef van de opdrachtbevestiging vermeldt (zie hiervoor onder 2.3). Bedrijven Boutique stelt weliswaar dat de succes fee ook verschuldigd zou zijn bij de enkele totstandkoming van een verkoopovereenkomst (zie artikel 6.2 van de algemene voorwaarden), maar dat standpunt gaat eraan voorbij dat het goed mogelijk is - zoals in dit geval - dat een verkoopovereenkomst tot stand komt maar dat het desondanks niet komt tot levering van de aandelen. Niet voorstelbaar is dat De Graaff c.s. zonder meer akkoord zouden gaan dat zij ook een succes fee verschuldigd zijn als er weliswaar een verkoopovereenkomst tot stand is gekomen maar die (buiten hun schuld) niet zou leiden tot de beoogde aandelenoverdracht.
4.6.
De rechtbank weegt verder mee dat Bedrijven Boutique een gespecialiseerd adviesbureau is in bedrijfsovernames en de algemene voorwaarden die zij gebruikt eenzijdig door haar zijn opgesteld. Niet is gesteld of gebleken dat deze onderwerp van onderhandelingen zijn geweest. Bedrijven Boutique mag er daarom niet zonder meer op vertrouwen dat De Graaff c.s., ondanks dat het professionele partijen zijn, met de door Bedrijven Boutique voorgestane uitleg van de algemene voorwaarden heeft ingestemd. De Graaff c.s. mochten er in redelijkheid juist van uitgaan dat de voorwaarden van ondergeschikt belang waren ten opzichte van de opdrachtbevestiging met het daarin expliciet opgenomen doel dat levering van de aandelen omvat.
4.7.
De conclusie is dat De Graaff c.s. de succes fee in beginsel pas verschuldigd zijn indien het door partijen beoogde resultaat van de bemiddeling daadwerkelijk wordt gerealiseerd, namelijk de overdracht van de aandelen aan een nieuwe eigenaar.
Wel koopovereenkomst, geen uitvoering
4.8.
Hoewel er wel een koopovereenkomst tot stand is gekomen, heeft die niet geleid tot de beoogde aandelenoverdracht. Volgens artikel 7:426 lid 2 BW is de opdrachtgever het loon (in dit geval de succes fee) ook verschuldigd indien het recht daarop afhankelijk is gesteld van de uitvoering van de bemiddelde overeenkomst en deze overeenkomst niet wordt uitgevoerd. Dat is slechts anders indien de niet-uitvoering niet aan de opdrachtgever kan worden toegerekend.
4.9.
De Graaff c.s. hebben terecht aangevoerd dat de niet-uitvoering niet aan hen kan worden toegerekend. De verkoopovereenkomst bevatte een ontbindende voorwaarde. Koper kon deze uiterlijk op 30 november 2023 inroepen indien hij geen financiering kon verkrijgen voor 70 procent van de koopsom. Koper heeft die ontbindende voorwaarde op 30 november 2023 ingeroepen. Weliswaar stelt Bedrijven Boutique dat het inroepen van de ontbindende voorwaarde door Koper ongeldig is omdat deze niet vergezeld ging van de benodigde schriftelijke bewijsstukken, namelijk drie schriftelijke afwijzingen van banken, maar dat maakt nog niet dat het niet-uitvoeren van de verkoopovereenkomst aan De Graaff c.s. kan worden toegerekend. Gebleken is namelijk dat De Graaff c.s. een advocaat in de arm hebben genomen om Koper alsnog te dwingen tot nakoming van de verkoopovereenkomst. Daarvoor was ook een kort geding gepland. Nadat op 14 februari 2024 een dochtervennootschap van Koper failliet ging, was de kans dat Koper de verkoopovereenkomst zou kunnen nakomen verkeken. Koper bood De Graaff c.s. nog wel een afkoopsom aan. Bedrijven Boutique erkende deze gang van zaken ook. Zij appte op 22 februari 2024 aan De Graaff c.s.: “
Het is nu wel duidelijk dat hij geen financiering meer kan regelen en het bedrag dat hij nu biedt, een afkoopsom voor jullie betreft.
4.10.
Weliswaar stelt Bedrijven Boutique zich nu op het standpunt dat Koper (mogelijk) nog wel had kunnen nakomen, maar die stelling heeft Bedrijven Boutique verder niet concreet gemaakt. Uit artikel 7:426 lid 2 BW vloeit dus voort dat Bedrijven Boutique geen aanspraak kan maken op de succes fee.
Vaststellingsovereenkomst
4.11.
Tussen De Graaff c.s. en Koper is op 5 maart 2024 een vaststellingsovereenkomst gesloten op grond waarvan De Graaff c.s. van Koper een vergoeding van € 330.000,00 hebben ontvangen. Volgens Bedrijven Boutique valt die vaststellingsovereenkomst onder de definitie van “Overeenkomst” in artikel 2 van de algemene voorwaarden. In dat artikel wordt onder een “Overeenkomst” mede verstaan “
enige andere uit de Werkzaamheden en/of Opdracht voortvloeiende afspraak of overeenkomst met een derde”. Volgens Bedrijven Boutique valt de vaststellingsovereenkomst daarmee ook onder de reikwijdte van artikel 6.2 en leidt ook de vaststellingsovereenkomst tot verschuldigdheid van de volledige succes fee.
4.12.
De rechtbank volgt dit betoog evenmin. Hoewel artikel 2 taalkundig gezien een ruime definitie hanteert, kan daaruit niet worden afgeleid dat
elkeafspraak of regeling met een derde tot verschuldigdheid van de succes fee leidt. De afspraken van artikel 2 dienen, op grond van de zinsnede
“voortvloeiende uit de Werkzaamheden en/ of Opdracht”, worden begrepen als afspraken die gericht zijn op de verwezenlijking van het doel van de opdracht, namelijk de verkoop en overdracht van de ondernemingen en de aandelen. De vaststellingsovereenkomst beoogde niet om op enige wijze uitvoering te geven aan de verkoopovereenkomst. Integendeel, de vaststellingsovereenkomst strekte er toe om een einde te maken aan het geschil over de mislukte verkoop, en bevat enkel afspraken over de beëindiging van de procedure en een schikkingsbedrag.
Andere grondslagen
4.13.
Bedrijven Boutique stoelt haar vordering subsidiair op ongerechtvaardigde verrijking (artikel 6:212 BW). Zij stelt dat De Graaff c.s. ongerechtvaardigd zijn verrijkt doordat zij hebben geprofiteerd van de door haar verrichte werkzaamheden door de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst, en dat Bedrijven Boutique is verarmd omdat zij de succes fee niet heeft ontvangen.
4.14.
Naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van ongerechtvaardigde verrijking. Voor toepassing van artikel 6:212 BW is vereist dat er sprake is van een voordeel aan de zijde van de één, een corresponderend nadeel aan de zijde van de ander, en dat dit voordeel zonder redelijke rechtsgrond is verkregen. Die laatste voorwaarde, het ontbreken van een rechtvaardigingsgrond, ontbreekt in dit geval. Er was wel een redelijke rechtsgrond.
4.15.
Bedrijven Boutique zou pas een succes fee ontvangen (naast haar uurloon) ingeval van verkoop en levering van de bedoelde aandelen. De voorwaarde daarvoor is niet vervuld. Dat die voorwaarde niet is vervuld, is niet toe te rekenen aan De Graaff c.s., zoals de rechtbank hiervoor heeft uitgelegd. Dat De Graaff c.s. de ontstane situatie met Koper heeft afgewikkeld en daarbij een vergoeding heeft ontvangen, veranderde daar niets aan. Dit nog daargelaten dat De Graaff c.s. Bedrijven Boutique hebben betaald voor haar werkzaamheden.
4.16.
Voor zover Bedrijven Boutique haar vordering stoelt op schadevergoeding wegens wanprestatie (toerekenbare tekortkoming) van De Graaff c.s., omdat het de keuze van De Graaff c.s. is geweest om geen nakoming van de verkoopovereenkomst af te dwingen, is dat onjuist. De rechtbank heeft hiervoor onder 4.9 al uitgelegd waarom het niet uitvoeren van de verkoopovereenkomst niet aan De Graaff c.s. kan worden toegerekend.
4.17.
Meest subsidiair voert Bedrijven Boutique ter onderbouwing van haar vordering aan dat dit redelijk loon voor haar werkzaamheden betreft. Volgens Bedrijven Boutique is het loon bovenop de basisvergoeding (de rechtbank begrijpt: het uurloon) onvoldoende bepaald, zodat zij krachtens artikel 7:405 lid 2 BW aanspraak kan maken op een redelijke vergoeding.
4.18.
Ook deze grondslag faalt. Artikel 7:405 lid 2 BW bepaalt dat, indien loon is verschuldigd maar de hoogte niet door partijen is bepaald, de opdrachtgever het op de gebruikelijke wijze berekende loon of, bij gebreke daarvan, een redelijk loon verschuldigd is. Die situatie doet zich hier niet voor. Over de hoogte van een eventuele succes fee is geen discussie. Partijen twisten slechts over de vraag of De Graaff c.s. die verschuldigd zijn.
4.19.
Nu ook de subsidiaire grondslagen geen grond opleveren voor toewijzing van de vordering, moet deze in haar geheel worden afgewezen.
4.20.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Bedrijven Boutique worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De proceskosten van De Graaff c.s. worden begroot op:
- griffierecht
6.617,00
- salaris advocaat
3.858,00
(2 punten × € 1.929,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
€ 10.653,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt Bedrijven Boutique in de proceskosten van € 10.653,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als De Graaff c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Ćulafić en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025.