ECLI:NL:RBNHO:2025:10825

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
22 september 2025
Zaaknummer
C/15/368347 / KG ZA 25-522
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffen conservatoir beslag in kort geding tussen Noord-Holland Dakwerken B.V. en [naam 3] B.V.

In deze zaak vorderde Noord-Holland Dakwerken B.V. (NH Dakwerken) in kort geding de opheffing van een conservatoir beslag dat door [naam 3] B.V. was gelegd. De vordering was gebaseerd op de stelling dat het beslag ondeugdelijk was en dat NH Dakwerken recht had op de afgifte van materialen en sleutels van een loods. De procedure begon met een dagvaarding op 12 augustus 2025, gevolgd door een mondelinge behandeling op 21 augustus 2025. Na de behandeling vroegen partijen om een aanhouding om te proberen tot een minnelijke schikking te komen, maar [naam 3] vroeg uiteindelijk om vonnis. De voorzieningenrechter oordeelde dat NH Dakwerken een spoedeisend belang had bij de opheffing van het beslag. De rechter concludeerde dat de vordering van [naam 3] op NH Dakwerken gedeeltelijk summierlijk ondeugdelijk was, wat leidde tot herbegroting van het beslag. De rechter wees de vordering tot afgifte van materialen en sleutels af, omdat nader onderzoek nodig was. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 18 september 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/368347 / KG ZA 25-522
Vonnis in kort geding van 18 september 2025
in de zaak van

1.NOORD-HOLLAND DAKWERKEN B.V.,

te [plaats 1] ,
hierna te noemen: NH Dakwerken,
2.
[naam 1] B.V.,
te [plaats 1] ,
hierna te noemen: [naam 1] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: NH Dakwerken c.s.,
advocaat: mr. P. Wieringa,
tegen
[naam 3] B.V.,
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [naam 3] ,
advocaten: mrs. H.C. Bijleveld en S. Thomassen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 augustus 2025 met producties 1 tot en met 5,
- de conclusie van antwoord van 21 augustus 2025 met producties 1 tot en met 25,
- de akte wijziging eis met producties 6 tot en met 14 van NH Dakwerken c.s.,
- de nagezonden productie 26 van [naam 3] ,
- de mondelinge behandeling van 21 augustus 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van NH Dakwerken c.s.,
- de pleitnota van [naam 3] .
1.2.
Na afloop van de mondelinge behandeling hebben partijen verzocht om een aanhouding van de beslissing, omdat zij wilden proberen deze zaak via een minnelijke schikking op te lossen. [naam 3] heeft bij brief van 3 september 2025 om vonnis gevraagd. In deze brief heeft zij ook medegedeeld dat [naam 3] het beslag ten laste van [naam 1] heeft beperkt tot een bedrag van € 16.900,-.

2.Uitgangspunten

2.1.
De bestuurder en enig aandeelhouder van [naam 1] is de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ). [naam 1] is bestuurder en enig aandeelhouder van NH Dakwerken.
2.2.
De heer [naam 3] ) is bestuurder en enig aandeelhouder van [naam 3] .
2.3.
[naam 3] en [naam 2] zijn in december 2022 gestart met NH Dakwerken en de onderneming houdt zich bezig met dakdekkerswerkzaamheden, de bouw van dakconstructies, timmerwerk, aanneming van werk en overige diensten op het gebied van dakwerken. NH Dakwerken heeft (sinds 1 april 2023) een huurovereenkomst ten behoeve van een loods aan de Westerspoor 8 te (1687 AZ) Wognum (hierna: de loods).
2.4.
Op 16 januari 2023 heeft [naam 3] aan NH Dakwerken een betaling van
€ 10.000,- gedaan met als omschrijving “startkapitaal werkmaatschappij”. Op 22 februari 2023 heeft er wederom een betaling van [naam 3] aan NH Dakwerken plaatsgevonden, ditmaal van € 3.000,- met als omschrijving “Noord Holland Dakwerken B.V.”.
2.5.
Op 30 januari 2023 heeft [naam 3] een betaling van € 12.000,- aan [naam 1] gedaan met als omschrijving “ [naam 1] B.V.”.
2.6.
[naam 3] heeft per factuur van 27 mei 2025 een bedrag van € 42.500,- aan NH Dakwerken in rekening gebracht. Betaling van de factuur is uitgebleven.
2.7.
Op 17 juli 2025 heeft [naam 3] na op 16 juli 2025 door de voorzieningenrechter van deze rechtbank verleend verlof conservatoir beslag laten leggen op de door [naam 1] en NH Dakwerken bij ABN AMRO Bank N.V. aangehouden bankrekeningen.

3.Het geschil

3.1.
NH Dakwerken c.s. vordert - samengevat - opheffing van de op 17 juli 2025 gelegde conservatoire beslagen, die [naam 3] ten laste van [naam 1] en NH Dakwerken heeft gelegd. Daarnaast vordert NH Dakwerken c.s. veroordeling van [naam 3] om ervoor zorg te dragen dat NH Dakwerken kan beschikken over alle materialen en gereedschappen die eigendom zijn van NH Dakwerken, althans bij haar in gebruik waren door deze materialen en gereedschappen deugdelijk verpakt en met alle toebehoren af te geven op het adres van NH Dakwerken op straffe van een dwangsom. Tevens vordert NH Dakwerken c.s. veroordeling van [naam 3] om ervoor zorg te dragen dat de sleutels van de loods in het bezit van NH Dakwerken zijn door afgifte van de sleutels op haar adres op straffe van een dwangsom. Tot slot vordert NH Dakwerken c.s. veroordeling van [naam 3] in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
NH Dakwerken c.s. legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [naam 3] heeft de voorzieningenrechter van onjuiste en/of onvolledige informatie voorzien. De door [naam 3] gestelde vorderingen zijn ondeugdelijk en er bestaat onvoldoende bewijs voor het bestaan van enige vordering van [naam 3] op NH Dakwerken c.s.
3.3.
[naam 3] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat NH Dakwerken c.s. een spoedeisend belang heeft bij het gevorderde. Een vordering tot opheffing van conservatoir beslag is naar zijn aard immers spoedeisend.
Opheffen conservatoir beslag
4.2.
De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, als het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
4.3.
Volgens artikel 705 lid 2 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
4.4.
De voorzieningenrechter zal eerst het gelegde beslag ten laste van NH Dakwerken beoordelen en vervolgens het gelegde beslag ten laste van [naam 1] .
Beslag ten laste van NH Dakwerken
4.5.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft NH Dakwerken in dit kort geding voldoende aannemelijk gemaakt dat de vordering van [naam 3] op NH Dakwerken gedeeltelijk summierlijk ondeugdelijk is. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
de verdeling van de opbrengst
4.6.
Vast staat dat [naam 3] en [naam 1] onderling hadden afgesproken dat de eerste anderhalf jaar na de start van NH Dakwerken [naam 3] 65% en [naam 1] 35% van de opbrengst zou ontvangen. Daarna zou de verdeling 50/50 zijn. Voor wat betreft de daarmee verband houdende uitkeringen aan [naam 1] en [naam 3] zijn partijen het erover eens dat zij de kwalificatie en/of titel daarvan niet kunnen duiden.
4.7.
[naam 3] heeft aangevoerd dat er op 27 mei 2025 een saldo van € 95.000,- op de bankrekening van NH Dakwerken stond. Volgens [naam 3] hadden partijen afgesproken dat ze daar minimaal € 10.000,- als werkkapitaal op zouden laten staan. Dat houdt volgens [naam 3] in dat partijen op grond van de verdeelsleutel van 50/50 op 27 mei 2025 beide recht hadden op een bedrag van € 42.500,-.
4.8.
De voorzieningenrechter volgt [naam 3] niet in haar standpunt. [naam 3] meent recht te hebben op de helft van het banksaldo per 27 mei 2025 (minus € 10.000,-), maar heeft daarbij geen rekening gehouden met de reguliere betalingsverplichtingen die NH Dakwerken op die datum nog had. Uit de door NH Dakwerken als productie 14 overgelegde bankafschriften blijkt dat NH Dakwerken in de periode van 27 mei 2025 tot en met het moment van beslaglegging (17 juli 2025) nog een bedrag van € 50.556,18 aan reguliere verplichtingen heeft voldaan. Tevens blijkt daaruit dat NH Dakwerken in die periode geen betalingen aan [naam 1] heeft verricht. Los daarvan is het onduidelijk wat de titel van enig recht van [naam 3] op de helft van het banksaldo van NH Dakwerken zou zijn.
4.9.
De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat de vordering van [naam 3] , voorzover die is gebaseerd op haar factuur van 27 mei 2025 voor een bedrag van € 42.500,-, summierlijk ondeugdelijk is. Daarmee kan de beantwoording van de vraag of [naam 3] artikel 21 Rv met betrekking tot het gestelde omtrent die vordering al dan niet heeft geschonden in het midden blijven. [naam 3] heeft in onderhavige procedure vervolgens niet naar voren gebracht op welk bedrag zij wel recht zou hebben. Dit leidt - met inachtneming van hetgeen in r.o. 4.11 tot en met 4.14 zal worden overwogen - evenwel niet tot gehele opheffing van het door [naam 3] gelegde beslag, maar tot herbegroting van de vordering van [naam 3] op NH Dakwerken.
4.10.
De herbegroting (in verband met het door [naam 3] ten laste van NH Dakwerken gelegde conservatoire beslag) van dit deel van de vordering van [naam 3] op NH Dakwerken in het kader van dit kort geding, houdt niet in dat de voorzieningenrechter hiermee antwoord geeft op de vraag of en zo ja op welk bedrag [naam 3] recht heeft op grond van de afgesproken verdeelsleutel. Dit zal in een eventuele bodemprocedure tussen partijen moeten worden beoordeeld.
de lening van [naam 3] aan NH Dakwerken
4.11.
Het door [naam 3] ten laste van NH Dakwerken gelegde conservatoir beslag strekt tevens ter verzekering van een door haar gestelde leningsovereenkomst van € 13.000,- uit hoofde waarvan [naam 3] op 16 januari 2023 een bedrag van € 10.000,- op de rekening van NH Dakwerken heeft overgemaakt en op 22 februari 2023 een bedrag van € 3.000,-. NH Dakwerken betwist het bestaan van een leningsovereenkomst.
4.12.
[naam 3] heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat zij een lening aan NH Dakwerken heeft verstrekt als productie 9 een verklaring van de (voormalig) boekhouder van NH Dakwerken c.s. in het geding gebracht. De boekhouder heeft daarin als volgt verklaard:
“(…) [naam 3] B.V. heeft in 2 lening overeenkomsten met als datum 1 januari 2023 de volgende bedragen ter beschikking gegeven aan [naam 1] B.V. een bedrag van € 12.000,- en aan Noord Holland Dakwerken B.V. een bedrag van € 13.000,-.
De bedragen zijn in de jaarrekening en de aangifte vennootschapsbelasting van 2023 verantwoord onder “overige vorderingen”.”
4.13.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat voor wat betreft de door [naam 3] gestelde lening van € 13.000,- niet summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering van [naam 3] is gebleken, omdat [naam 3] haar vordering in het kader van dit kort geding voldoende heeft onderbouwd met een verklaring van de (voormalig) boekhouder van NH Dakwerken.
4.14.
Het voorgaande houdt in dat er een vordering van [naam 3] op NH Dakwerken resteert waarvoor beslag kan worden gelegd van € 16.900,-, zijnde € 13.000,- vermeerderd met de gebruikelijke opslag. Het bedrag waarvoor het beslagverlof is verleend zal op dit bedrag worden herbegroot.
Beslag ten laste van [naam 1]
4.15.
Uit de brief van 3 september 2025 van [naam 3] aan de voorzieningenrechter blijkt dat [naam 3] het beslag ten laste van [naam 1] heeft beperkt tot een bedrag van € 16.900,-. Daarmee gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat partijen overeenstemming over dit beslag hebben bereikt en dat zij geen uitspraak behoeven inzake de opheffing daarvan.
4.16.
Onder verwijzing naar hetgeen onder r.o. 4.11 tot en met 4.13 is overwogen, merkt de voorzieningenrechter ten overvloede op dat ook ten aanzien van dit beslag niet summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering van [naam 3] uit hoofde van een door haar gestelde lening aan [naam 1] van € 12.000,- is gebleken.
Afgifte materialen en goederen
4.17.
Daarnaast heeft NH Dakwerken c.s. afgifte van diverse materialen en gereedschap gevorderd. Volgens NH Dakwerken c.s. lagen deze goederen in de leasebussen van NH Dakwerken. Inmiddels heeft [naam 3] de leasebussen aan NH Dakwerken teruggegeven, maar de materialen en gereedschappen waren niet meer aanwezig in de leasebussen. De leasebussen en de goederen behoren tot het vermogen van NH Dakwerken, aldus NH Dakwerken c.s.
4.18.
Ter zitting heeft [naam 3] erkend dat de ladderlift, de kruiwagen en enkele restmaterialen nog in de loods liggen. Voor het overige heeft [naam 3] betwist dat de goederen in haar bezit zijn.
4.19.
Zoals NH Dakwerken c.s. zelf ter zitting heeft betoogd, is het niet eenvoudig om aan te tonen welke gereedschappen en materialen zich in april 2025 in de leasebussen en in de loods bevonden. Hiervoor is nader onderzoek en (eventueel) nadere bewijslevering noodzakelijk. Daartoe leent deze procedure zich niet. De voorzieningenrechter wijst deze vordering dan ook af.
Afgifte sleutels
4.20.
Verder heeft NH Dakwerken c.s. afgifte van de sleutels van de loods gevorderd. Na terugkomst van zijn vakantie heeft [naam 2] geconstateerd dat zijn sleutels van de loods zijn weggenomen door [naam 3] . NH Dakwerken c.s. heeft hierdoor geen toegang meer tot de loods en kan haar werkzaamheden niet voortzetten. Volgens NH Dakwerken c.s. heeft zij een huurovereenkomst met de verhuurder van 1 april 2023 tot en met 1 april 2026.
4.21.
[naam 3] heeft als verweer gevoerd dat zij met haar nieuwe onderneming Combi Dak Groep B.V. een huurovereenkomst met de verhuurder van de loods heeft gesloten en dat de verhuurder de huurovereenkomst met NH Dakwerken heeft opgezegd. Ter ondersteuning van dit standpunt heeft [naam 3] de nieuwe huurovereenkomst overgelegd.
4.22.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld wie de huidige huurder van de loods is. Hiervoor is nader onderzoek en (eventueel) nadere bewijslevering noodzakelijk. Daartoe leent deze procedure zich niet. De voorzieningenrechter wijst deze vordering dan ook af.
Proceskosten
4.23.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
herbegroot de vordering waarvoor de voorzieningenrechter van deze rechtbank op 16 juli 2025 verlof tot het leggen van beslag ten laste van NH Dakwerken heeft verleend op € 16.900,- (met inbegrip van rente en kosten),
5.2.
veroordeelt [naam 3] om het door haar op 17 juli 2025 ten laste van NH Dakwerken gelegde conservatoir beslag onder de naamloze vennootschap ABN AMRO N.V. binnen twee dagen na betekening van dit vonnis op te laten heffen voor zover dat beslag meer dan € 16.900,-, (met inbegrip van rente en kosten) heeft getroffen,
5.3.
verstaat dat [naam 1] en [naam 3] zijn overeengekomen dat het op 17 juli 2025 ten laste van [naam 1] onder de naamloze vennootschap ABN AMRO N.V. gelegde beslag is beperkt tot een bedrag van € 16.900,-,
5.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. de Metz en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2025.