ECLI:NL:RBNHO:2025:10827

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 september 2025
Publicatiedatum
22 september 2025
Zaaknummer
C/15/367435 KG ZA 25-466
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een woning na verkoop, met betrekking tot een koopovereenkomst en de verplichtingen van de gedaagden

In deze zaak heeft SONS REAL ESTATE B.V. (hierna: SRE) een kort geding aangespannen tegen gedaagden, die samen eigenaar zijn van een woning. Na de verkoop van de woning aan SRE weigerde één van de gedaagden, [gedaagde 1], de woning te verlaten. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering tot ontruiming van de woning moet worden toegewezen. De procedure begon met een dagvaarding op 17 juli 2025, gevolgd door een mondelinge behandeling op 28 augustus 2025. Gedaagde 1 was niet verschenen, terwijl gedaagde 2 wel aanwezig was en bereid was om medewerking te verlenen aan de ontruiming. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een koopovereenkomst was gesloten op 15 juli 2024, waarbij de woning uiterlijk op 31 januari 2025 in eigendom zou worden overgedragen. Gedaagde 1 heeft echter zijn verplichtingen uit deze overeenkomst niet nagekomen, wat heeft geleid tot de vordering van SRE. De rechter heeft bepaald dat gedaagden de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis moeten ontruimen, op straffe van een dwangsom. Tevens is bepaald dat dit vonnis in de plaats komt van de handtekening van gedaagde 1 onder de leveringsakte, indien hij niet meewerkt aan de notariële levering van de woning. De proceskosten zijn toegewezen aan SRE, waarbij gedaagde 1 in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/367435 / KG ZA 25-466
Vonnis in kort geding van 11 september 2025
in de zaak van
SONS REAL ESTATE B.V.,
te Den Haag,
eisende partij,
hierna te noemen: SRE,
advocaat: mr. M.J. Goedhart,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: [gedaagde 1] ,
niet verschenen,
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: [gedaagde 2]
advocaat: mr. A.J. Hoogland,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: gedaagden

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 juli 2025 met producties 1 tot en met 13;
- de door mr. Goedhart overgelegde productie 14;
- de mondelinge behandeling van 28 augustus 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
1.2.
De voorzieningenrechter verleent verstek tegen [gedaagde 1] , omdat hij niet in de procedure is verschenen. Omdat [gedaagde 2] wel is verschenen, zal tussen alle partijen één vonnis worden gewezen dat gelet op artikel 140 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt beschouwd als een vonnis op tegenspraak.

2.De uitgangspunten

2.1.
SRE houdt zich bezig met de koop, verkoop en verhuur van onroerend goed.
2.2.
Gedaagden zijn samen eigenaar van de woning staande en gelegen aan de [adres] [woonplaats 1] (hierna: de woning). Gedaagden zijn gescheiden en [gedaagde 1] is in de woning blijven wonen. Zij hebben SRE benaderd en haar de woning te koop aangeboden.
2.3.
Op 15 juli 2024 is een koopovereenkomst tot stand gekomen tussen SRE als koper en gedaagden als verkopers van de woning. De overeengekomen koopsom bedraagt
€ 350.000,-.
2.4.
In de koopovereenkomst is verder opgenomen dat de woning uiterlijk op 31 januari 2025 in eigendom zou worden overgedragen. Naderhand hebben SRE en [gedaagde 1] afwijkende afspraken gemaakt. De uiteindelijke verhuisdatum is 31 januari 2025 geworden en de overdracht veertien weken later.
2.5.
Verder is tussen partijen afgesproken dat SRE een bedrag van € 30.000,- van de koopsom zou aanbetalen nadat de koopovereenkomst door de notaris zou zijn ingeschreven in de openbare registers. De inschrijving van de koopovereenkomst heeft op 2 augustus 2024 plaatsgevonden. SRE heeft op 6 augustus 2024 naar gedaagden ieder een bedrag van
€ 15.000,- overgemaakt.
2.6.
Bij brief van 27 maart 2025 van de gemachtigde van SRE zijn gedaagden gesommeerd te bevestigen dat zij de woning op vrijdag 25 april 2025 leeg en ontruimd zouden opleveren en dat de woning uiterlijk op 1 augustus 2025 in eigendom zou worden overgedragen.
2.7.
[gedaagde 2] heeft daarop aan SRE laten weten dat [gedaagde 1] niet voornemens was om zijn medewerking te verlenen en dat om die reden de koopovereenkomst niet kan worden afgewikkeld. Concrete afspraken met [gedaagde 1] om de woning te verlaten heeft SRE niet kunnen maken. [gedaagde 1] is ieder contact uit de weg gegaan.

3.Het geschil

3.1.
SRE vordert – samengevat – gedaagden te veroordelen om de woning te ontruimen en ontruimd te houden op straffe van een dwangsom. Daarnaast vordert SRE dat gedaagden worden veroordeeld om op eerste verzoek van de notaris mee te werken aan de notariële levering van de woning aan SRE conform de tussen partijen bereikte overeenstemming en voor het geval gedaagden hier geen gevolg aan geven te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de handtekeningen van gedaagden, althans van de handtekening van één van hen onder de leveringsakte. Tot slot vordert SRE gedaagden te veroordelen in de proceskosten en de buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
SRE legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Partijen hebben een koopovereenkomst gesloten. Tussen SRE en [gedaagde 1] is afgesproken dat de woning uiterlijk op 31 januari 2025 leeg en ontruimd zou worden opgeleverd en dat de notariële overdracht veertien weken later zou zijn. [gedaagde 1] is deze afspraken niet nagekomen. Ondanks een sommatie van SRE heeft [gedaagde 1] de woning (nog) niet verlaten. Gedaagden zijn in verzuim.
3.3.
[gedaagde 2] betwist de vordering niet en is bereid medewerking te verlenen. [gedaagde 1] heeft geen verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of SRE ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dat het geval is, gezien de huidige woningmarkt.
Inhoudelijk
4.2.
[gedaagde 2] heeft ter zitting aangevoerd dat zij bereid is medewerking te verlenen aan het gevorderde. Zij heeft er belang bij dat de woning op korte termijn wordt geleverd aan SRE omdat er mogelijk een overwaarde is.
4.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat gedaagden de verplichtingen uit de koopovereenkomst dienen na te komen. De vorderingen zullen dan ook worden toegewezen. [gedaagde 1] , die kennelijk nog in de woning verblijft, dient de woning te ontruimen en zijn medewerking te verlenen aan de levering van de woning aan SRE.
Artikel 3:300 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
4.4.
Tevens zal de voorzieningenrechter bepalen dat dit vonnis in de plaats komt van de handtekening van [gedaagde 1] op grond van artikel 3:300 lid 1 BW onder de leveringsakte bij de notaris.
Dwangsommen
4.5.
De gevorderde dwangsommen zullen worden toegewezen, met dien verstande dat deze worden gematigd en hieraan een maximum zal worden verbonden. Indien gedaagden gelijktijdig meerdere geboden/verboden overtreedt, verbeuren zij slechts één dwangsom.
Proceskosten
4.6.
Aangezien [gedaagde 2] in de procedure is verschenen en geen verweer heeft gevoerd maar juist alle medewerking gedurende het verkoopproces heeft verleend en zal verlenen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de proceskosten niet voor haar rekening komen. [gedaagde 1] daarentegen is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van SRE worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,61
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
715,00
Totaal
1.542,61
4.7.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt gedaagden om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, en de sleutels af te geven aan SRE, op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag met een maximum van
€ 25.000,- onverlet de mogelijkheid van SRE om de woning te laten ontruimen door de deurwaarder,
5.2.
veroordeelt gedaagden om binnen veertien weken na ontruiming van de woning, op eerste verzoek van de notaris mee te werken aan de notariële levering van de woning aan SRE, conform de tussen partijen bereikte overeenstemming, met dien verstande dat aan gedaagden reeds € 30.000,- is voldaan in mindering op de door SRE te betalen koopsom,
5.3.
bepaalt dat, indien gedaagden geen gevolg geven aan de veroordeling onder 5.2. of indien één van hen dat nalaat, dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 1 BW dezelfde kracht heeft als een door gedaagden ondertekende volmacht aan SRE om de leveringsakte bij de notaris te tekenen, zodat de levering zal plaatsvinden door inschrijving van het vonnis samen met de leveringsakte in de daartoe bestemde openbare registers,
5.4.
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten van € 1.542,61, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Blokland en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2025.