Op 11 september 2025 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van twee verzoekers, vertegenwoordigd door advocaten mr. M. van Weeren en mr. S.T. Blom. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de rechters mr. M. Jurgens, mr. L.M. de Vries en mr. D. de Vries, naar aanleiding van een vermeende schijn van partijdigheid. Verzoekers stelden dat de rechtbank hen op 14 augustus 2025 had gebeld om aan te geven dat er diezelfde dag om 15:00 uur uitspraak zou worden gedaan in de hoofdzaak, terwijl zij al sinds 3 juli 2025 in afwachting waren van het proces-verbaal van de zitting. Dit proces-verbaal was niet ontvangen, wat volgens verzoekers de schijn van partijdigheid versterkte. De wrakingskamer heeft het verzoek echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat het verzoek te laat was ingediend. De feiten en omstandigheden die de schijn van partijdigheid zouden kunnen onderbouwen, waren volgens de wrakingskamer al op 8 juli 2025 bekend bij de verzoekers. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.