Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.Het verdere verloop van de procedure
2.De beoordeling
3.De beslissing
woensdag 15 oktober 2025om 10:00 uur,
oktober 2025.
Rechtbank Noord-Holland
In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 oktober 2025 een vonnis uitgesproken in de zaak tussen [eiser] B.V. en [gedaagde]. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 20 augustus 2025 vastgesteld dat de hoofdzaak een vordering betreft die op grond van artikel 93 onder c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering door de kantonrechter moet worden behandeld. Beide partijen hebben de gelegenheid gekregen om zich over dit voornemen uit te laten en hebben op 3 september 2025 een akte genomen. De rechtbank heeft vervolgens besloten dat de zaak, zowel de hoofdzaak als het incident, ambtshalve naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank zal worden verwezen.
In de beslissing heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om van het geschil kennis te nemen en heeft zij de zaak verwezen naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken op 15 oktober 2025 om 10:00 uur. De partijen zijn erop gewezen dat zij niet hoeven te verschijnen op deze rolzitting, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen hoe de procedure verder zal worden voortgezet. Tevens is aangegeven dat het griffierecht in deze procedure zal worden verlaagd en dat eventueel teveel betaald griffierecht door de griffier zal worden teruggestort. Dit vonnis is uitgesproken door mr. P.M. Wamsteker en openbaar gemaakt in oktober 2025.