6.5.Naar het oordeel van de rechtbank vergt de inhoudelijke beoordeling van de ingenomen standpunten over het objectieve criterium daarom nader onderzoek, waarvoor de voorlopige voorzieningenprocedure zich minder goed leent. Dit ook met het oog op het door verweerder erkende gebrek aan het bestreden besluit. Een beoordeling van de inhoudelijke standpunten over het objectieve criterium en ook daarop volgens het subjectieve criterium, zal daarom in de bodemprocedure moeten plaatsvinden.
7. De voorzieningenrechter overweegt dat verzoeker zelf nooit is vervolgd voor enige betrokkenheid bij het criminele (internationale drugs)circuit. Ook zijn de politieregistraties die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit uit 2022, waarbij hij als financiële man aan de het criminele circuit en de internationale cocaïnehandel wordt gelinkt, door de politie gerectificeerd. Er zijn bij de politie verder geen feiten of omstandigheden bekend waaruit de overtuiging blijkt dat verzoeker daadwerkelijk ‘de financiële kracht in het criminele circuit en de internationale cocaïnehandel is’. Daarbij volgt uit het bestreden besluit ook niet dat de personen met wie verzoeker is gesignaleerd, zijn veroordeeld voor een strafbaar feit.
Verder werkt verzoeker al meerdere jaren bij zijn werkgever. Hij heeft nu een vaste positie gekregen. Zonder VOG-P op zeer korte termijn, verliest hij zijn baan en bijbehorende inkomsten. Omdat de afwijzing van de aanvraag op korte termijn tot onomkeerbare gevolgen kan leiden en niet is gebleken van zodanig dringende concrete belangen van de zijde van verweerder dat in dit concrete geval dat de uitspraak op het beroep niet kan worden afgewacht, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorziening geldt wel slechts voor zover dat noodzakelijk is voor het uitoefenen van de huidige functie van verzoeker, waarvoor de ontbindende voorwaarde is opgenomen in het arbeidscontract en waarvoor de aanvraag om een VOG-P destijds is ingediend.
8. Ter toelichting merkt de voorzieningenrechter op dat deze uitspraak zelf geen VOG-P inhoudt en geen oordeel is over of aan verzoeker (alsnog) een VOG-P moet worden verleend. Of de afwijzing in stand kan blijven, komt aan bod in de bodemprocedure.
9. Omdat de belangenafweging in het nadeel van verweerder uitvalt, moet verweerder de proceskosten van verzoeker ten bedrage van € 1814,-vergoeden (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, ten bedrage van € 907,- per punt en weging 1). Dit bedrag is geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Ook moet verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht vergoeden.