ECLI:NL:RBNHO:2025:11067

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
C/15/369410 / JU RK 25-1260
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking over voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige

Op 18 september 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland een beschikking gegeven over de voorlopige ondertoezichtstelling en een (spoed)machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze maatregelen, omdat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [de minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [de minderjarige] te maken heeft met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen, waaronder middelengebruik en suïcidale uitlatingen. De moeder van [de minderjarige] heeft aangegeven dat zij achter het verzoek van de Raad staat, terwijl de vader niet ter zitting is verschenen. De kinderrechter heeft de beschikking van 9 september 2025, waarin [de minderjarige] voorlopig onder toezicht is gesteld, gehandhaafd en een machtiging verleend voor een gesloten plaatsing tot 9 december 2025. De kinderrechter oordeelt dat deze maatregelen noodzakelijk zijn om de veiligheid van [de minderjarige] te waarborgen en verdere escalatie te voorkomen. De kinderrechter heeft de beslissing openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 25 september 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/369410 / JU RK 25-1260
Datum uitspraak: 18 september 2025
Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling en een (spoed)machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de Raad,
gevestigd te Haarlem,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
advocaat mr. M.J. van Rooij, kantoorhoudende te Haarlem,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
de gecertificeerde instelling Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Alkmaar.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van deze rechtbank van 9 september 2025 en de daarin genoemde stukken;
  • de instemmingsverklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper van 9 september 2025, ingekomen op 10 september 2025;
  • de instemmingsverklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper van 11 september 2025, ingekomen op 12 september 2025;
  • aanvullend raadsrapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 17 september 2025, ingekomen op 17 september 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 september 2025. Daarbij waren aanwezig:
- [de minderjarige] , bijgestaan door haar advocaat;
- de moeder;
  • [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI;
  • [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad;
  • [gedragsdeskundige] , gedragsdeskundige van [gesloten accommodatie voor jeugdhulp] .
1.3.
De vader is -met afbericht en in overleg met de gedragskundige- niet ter zitting verschenen.
1.4.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar haar mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover eerst afzonderlijk een gesprek gevoerd met de kinderrechter, in aanwezigheid van haar advocaat. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van 9 september 2025 heeft de kinderrechter [de minderjarige] op verzoek van de Raad voorlopig onder toezicht gesteld voor de duur van drie maanden, tot 9 december 2025, en de mondelinge behandeling van het spoedverzoek gepland op onderhavige zitting teneinde partijen te horen. Daarnaast heeft de kinderrechter ook een spoedmachtiging verleend om [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 7 oktober 2025 en de beslissing op het verzoek voor het overige aangehouden tot onderhavige zitting.
2.3.
[de minderjarige] verblijft op grond van bovengenoemde machtiging bij [gesloten accommodatie voor jeugdhulp] , locatie [locatie] te [plaats] .

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [de minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden. Ook verzoekt de Raad een (spoed)machtiging te verlenen om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden. De Raad heeft het verzoek als volgt toegelicht.
3.2.
De Raad maakt zich grote zorgen over [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft in haar leven te maken gehad met verschillende hulpverleningsinstanties, maar ondanks de betrokkenheid van deze instanties, lijkt het onvoldoende te lukken om voldoende te profiteren van de hulpverlening. De zorgen over [de minderjarige] nemen steeds meer toe. Zo gebruikt zij softdrugs, is er sprake van alcoholgebruik en lijkt de moeder overbelast, waardoor zij [de minderjarige] niet de zorg en bescherming kan bieden die zij nodig heeft. De moeder heeft geen grip meer op [de minderjarige] en er hebben meerdere escalaties plaatsgevonden waarbij [de minderjarige] fysiek is naar spullen, bedreigend is, wegloopt van huis en suïcidale uitlatingen doet. Sinds mei 2025 zijn er drie meldingen gedaan bij Veilig Thuis, waaruit naar voren komt dat [de minderjarige] in aanraking komt met de politie en zelfbepalend gedrag vertoont. Het is duidelijk dat [de minderjarige] op dit moment niet thuis kan wonen, omdat haar gedrag voor onveilige situaties zorgt in het gezin. Ook een vrijwillige plaatsing in een open setting bij Inter-Tempus is niet langer houdbaar gebleken nu [de minderjarige] daar zorgt voor onveiligheid voor zichzelf en haar omgeving. Inter-Tempus heeft aangegeven dat zij geen opvang meer kunnen bieden voor [de minderjarige] . Een gesloten plaatsing lijkt daarom op dit moment het meest passend.
3.3.
De Raad heeft de verzoeken op de zitting onderschreven en daaraan toegevoegd dat het op dit moment belangrijk is dat [de minderjarige] de komende periode bij [gesloten accommodatie voor jeugdhulp] [locatie] blijft. Dit geeft haar de kans om te stabiliseren, waarna kan worden bepaald welke vervolgstappen passend zijn. Het is positief om te horen van [de minderjarige] dat zij gemotiveerd is.

4.De standpunten

Het standpunt van de moeder
4.1.
De moeder heft ter zitting aangegeven dat zij achter het verzoek van de Raad staat. Het contact met [de minderjarige] verloopt heel positief. De moeder geeft aan dat er heftige incidenten hebben plaatsgevonden. Hoewel het jammer is dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is, denkt de moeder dat dit momenteel een belangrijke stap is voor [de minderjarige] , zodat zij kan groeien naar volwassenheid. De moeder hoopt dat het contact met [de minderjarige] positief zal blijven verlopen en zij respecteert de keuze van [de minderjarige] als zij besluit niet meer thuis te willen wonen.
Het standpunt van de gedragswetenschapper van [gesloten accommodatie voor jeugdhulp]
4.2.
De gedragswetenschapper staat achter het verzoek van de Raad. [de minderjarige] heeft een vertrouwensband met Parlan, daarom wil [gesloten accommodatie voor jeugdhulp] Parlan graag blijven betrekken. [de minderjarige] volgt op [gesloten accommodatie voor jeugdhulp] onderwijs en dat gaat heel goed. Ze is aanzienlijk rustiger nu ze herstellende is van het middelengebruik. De gedragswetenschapper adviseert eerst te focussen op stabilisatie, waarna een plan kan worden opgesteld. Het brein heeft hiervoor meer dan vier weken nodig.

5.De mening van de minderjarige

5.1.
[de minderjarige] heeft aan de kinderrechter uitgelegd dat ze niet goed begrijpt waarom zij nu gesloten bij [gesloten accommodatie voor jeugdhulp] verblijft en dat ze dit als vervelend ervaart. Ze ziet de opname als een wake-up call. [de minderjarige] geeft aan dat het blowen de oorzaak was van haar problemen, maar dat ze hier inmiddels volledig mee gestopt is en dit ook niet meer wil doen. Ze benadrukt dat het belangrijk is dat er een plan wordt opgesteld, omdat ze anders het risico loopt terug te vallen in middelengebruik. Het liefst wil [de minderjarige] naar een open groep, zodat ze meer vrijheid heeft en weer naar school kan.
Mr. Van Rooij heeft tijdens de zitting aangegeven dat de spoedmachtiging voor een gesloten plaatsing van vier weken voldoende is voor [de minderjarige] om te stabiliseren. Hij verzoekt de kinderrechter om het verzoek voor het resterende deel, namelijk de duur van drie maanden, af te wijzen. Volgens Mr. Van Rooij is die periode van vier weken voldoende om een vervolgplan op te stellen. [de minderjarige] staat open voor hulpverlening en is bereid hieraan mee te werken. Daarnaast wil zij graag overgaan naar een open groep.

6.De beoordeling

Ten aanzien van de voorlopige ondertoezichtstelling en de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp
6.1.
In wat ter zitting naar voren is gekomen, ziet de kinderrechter geen aanleiding om het in de beschikking van 9 september 2025 geformuleerde oordeel over de voorlopige ondertoezichtstelling en de (spoed)uithuisplaatsing te wijzigen. Die beschikking wordt dan ook gehandhaafd.
Ten aanzien van de machtiging gesloten jeugdhulp
6.2.
Wat betreft het aangehouden deel van de beslissing op het verzoek tot een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur drie maanden, overweegt de kinderrechter als volgt.
6.3.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend als deze jeugdhulp naar het oordeel van de kinderrechter noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dienen de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken en dienen er geen minder ingrijpende mogelijkheden te zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen.
6.4.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat aan de hiervoor genoemde gronden is voldaan. De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Een machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp is noodzakelijk, omdat [de minderjarige] sterk zelfbepalend en destructief gedrag toont waarmee zij zichzelf en anderen in gevaar brengt. Er zijn ernstige zorgen over [de minderjarige] , waarbij er sprake is van aanhoudend wegloopgedrag, agressie richting personen en objecten, suïcidale uitingen en overmatig middelengebruik. Omdat de zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige] snel zijn toegenomen, zij zich onttrok aan de noodzakelijke hulpverlening en haar veiligheid in een open setting niet langer kon worden gewaarborgd, is zij bij [gesloten accommodatie voor jeugdhulp] [locatie] geplaatst.
6.5.
Gelet op de ernstige zorgen en het uitblijven van resultaat bij eerdere hulpverlening acht de kinderrechter het noodzakelijk dat [de minderjarige] wordt geplaatst in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp zodat zij zich niet kan onttrekken aan de hulpverlening. Plaatsing in een open setting is op dit moment niet aan de orde. Met de gesloten plaatsing kan de veiligheid van [de minderjarige] gewaarborgd worden en het biedt haar de mogelijkheid te stabiliseren, zodat verdere escalatie kan worden voorkomen. Ook dient onderzocht te worden waar het gedrag van [de minderjarige] vandaan komt en welke vorm van hulpverlening daarvoor het meest passend is. Een termijn van vier weken is voor dit alles niet toereikend. De kinderrechter zal daarom het verzoek tot een gesloten plaatsing van [de minderjarige] , voor de verzochte periode van drie maanden, toewijzen.
6.6.
Gelet op het voorgaande verleent de kinderrechter een machtiging om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, te weten tot 9 december 2025.
7.
De beslissing
De kinderrechter:
7.1.
verleent een machtiging om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 9 december 2025.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2025 door mr. A.S. van Leeuwen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. P.M. van der Linden als griffier, en op schrift gesteld op 25 september 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking over de machtiging tot uithuisplaatsing is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Amsterdam. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.