ECLI:NL:RBNHO:2025:11079

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
29 september 2025
Zaaknummer
C/15/369091 / KG ZA 25-562
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardeloosverklaring hypotheek in kort geding met erfgenamen

In deze zaak hebben de erfgenamen van wijlen hun ouders, [erflater] en [erflaatster], een kort geding aangespannen tegen de ontbonden besloten vennootschap [gedaagde] B.V. De erfgenamen, hierna aangeduid als [eisers], hebben de nalatenschap van hun ouders zuiver aanvaard en zijn op zoek naar een verklaring van waardeloosheid van een hypothecaire inschrijving ten gunste van [gedaagde] B.V. op het woonhuis en de garagebox die deel uitmaken van de nalatenschap. De hypothecaire inschrijving betreft een lening die in 2012 door [gedaagde] B.V. aan de ouders van [eisers] is verstrekt. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] B.V. in 2014 is geliquideerd en niet meer bestaat, waardoor de vordering van [eisers] tegen [gedaagde] B.V. niet-ontvankelijk is verklaard. Echter, [eisers] zijn wel degelijk belanghebbenden en kunnen verzoeken om de hypothecaire inschrijving waardeloos te verklaren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de hypothecaire inschrijving waardeloos is, omdat de lening inmiddels is afbetaald en er geen openstaande vorderingen meer zijn. Het vonnis heeft dezelfde kracht als een akte voor de doorhaling van de hypothecaire inschrijving en gaat in kracht van gewijsde, omdat [eisers] hebben verklaard af te zien van hun recht op hoger beroep. De proceskosten worden niet toegewezen, omdat [gedaagde] B.V. niet meer bestaat.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/369091 / KG ZA 25-562
Vonnis in kort geding van 30 september 2025
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te [plaats 1],
2.
[eiser 2],
wonende te [plaats 2] (Frankrijk),
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers],
advocaat: mr. W. Schellart,
tegen
de ontbonden besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.die is opgehouden te bestaan,
voorheen met statutaire zetel in [plaats 1] en inschrijving in het handelsregister onder nummer [nummer], zonder vereffenaar,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] B.V.,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 14
- het openbaar exploot via publicatie in de Staatscourant d.d. 5 september 2025
- de mondelinge behandeling van 25 september 2025.

2.De feiten

2.1.
[eisers] zijn de erfgenamen van wijlen hun ouders, [erflater]
(hierna: de vader), overleden op 13 juli 2017, en [erflaatster], overleden op 9 april 2024. Zij zijn de enige erfgenamen en hebben de nalatenschap zuiver aanvaard. Eiseres sub 1 is aangewezen als gevolmachtigde in verband met de afwikkeling van de nalatenschap.
2.2.
Van de nalatenschap maakt deel uit het woonhuis te ([postcode 1]) [plaats 1], aan de
[adres 1], (hierna: het woonhuis) met garagebox met ondergrond, gelegen te ([postcode 2]) [plaats 1], aan de [adres 2] (hierna: de garagebox).
2.3.
Het woonhuis is verkocht bij koopovereenkomst van 6 juni 2025. De koopovereenkomst is onherroepelijk en de akte van levering zal blijkens artikel 4.1 gepasseerd worden op 16 oktober 2025. Het woonhuis moet geleverd worden vrij van hypotheken.
2.4.
Op het woonhuis is een hypotheekrecht gevestigd ten gunste van Rabobank. De
koopsom zal worden aangewend om het restant van de hypotheekschuld af te lossen waarna dit hypotheekrecht zal komen te vervallen. De garagebox is niet verkocht. Deze is in de verdeling toebedeeld aan eiseres sub 1.
2.5.
[eisers] zijn er, door de notaris belast met de levering van het woonhuis, onlangs op gewezen dat op het woonhuis nog een hypotheekrecht is ingeschreven voor een bedrag van € 60.000,-, ten gunste van [gedaagde] B.V.
Deze inschrijving had betrekking op een geldlening voor een bedrag van € 27.000,- die door [gedaagde] B.V. in 2012 is verstrekt aan de ouders van [eisers] voor de aankoop van de garagebox. Het hypotheekrecht ter zekerheid van terugbetaling van deze geldlening rust zowel op het woonhuis als op de garagebox. Met deze inschrijving waren [eisers] niet eerder bekend.
2.6.
[gedaagde] B.V. was de stamrecht-bv van de vader van [eisers] Deze stamrecht-bv is in 2014 geliquideerd bij gebrek aan baten.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen dat de voorzieningenrechter:
I. de hypothecaire inschrijvingen d.d. 14 januari 2013 ten gunste van hypotheekhouder [gedaagde] B.V. op:
a. a) het woonhuis en
b) de garagebox
waardeloos verklaart in de zin van artikel 3:29 BW;
II. bepaalt dat het vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte voor elke rechtshandeling die nodig is om tot doorhaling van de hypothecaire inschrijvingen als bedoeld onder I. te komen;
III. voorwaardelijk, in het geval van toewijzing onder I, vaststelt dat vanwege die toewijzing en de (in de dagvaarding op voorhand uitgesproken) berusting aan de zijde van [eisers] daarin, er geen rechtsmiddel tegen dit vonnis open staat en dat het vonnis per datum vonnis in kracht van gewijsde is gegaan,
IV. [gedaagde] B.V. veroordeelt in de proceskosten, althans kosten
rechtens.

4.De beoordeling

4.1.
Artikel 3:274, lid 1 BW bepaalt dat wanneer een hypotheek is tenietgegaan, de schuldeiser verplicht is om aan de rechthebbende op het bezwaarde goed, bij authentieke akte een verklaring af te geven, dat de hypotheek is vervallen. In lid 3 van dit artikel is bepaald dat wanneer de vereiste verklaring niet wordt afgegeven artikel 3:29 BW van overeenkomstige toepassing is. Artikel 3:29 lid 1 BW bepaalt dat wanneer de vereiste verklaring niet wordt afgegeven de rechtbank de inschrijving waardeloos verklaart op vordering van de onmiddellijk belanghebbende.
4.2.
[gedaagde] B.V. is op 30 juni 2014 geliquideerd bij gebrek aan baten.. Er waren op dat moment geen baten zo blijkt uit de stakingsbalans en de registratie bij de Kamer van Koophandel. Op grond van het bepaalde in artikel 2:19 lid 4 BW houdt de vennootschap daarmee ook meteen op te bestaan. [eisers] hebben dus een vennootschap gedagvaard die niet meer bestaat. Een rechtspersoon die niet meer bestaat, kan echter geen partij meer zijn in een procedure. [eisers] moeten daarom, voor zover hun vordering is gericht tegen de [gedaagde] B.V., niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.3.
[eisers] zijn echter wel aan te merken als onmiddellijk belanghebbenden in de zin van artikel 3:29 lid 1 BW en uit dien hoofde hebben zij een zelfstandig belang om de inschrijving van het hypotheekrecht waardeloos te (laten) verklaren in een geval waarin degene die de verklaring had behoren af te geven dat niet heeft gedaan. De reden voor het niet afgeven van die verklaring is hiervoor niet relevant. Dus ook in deze situatie, waarin de reden is gelegen in de feitelijke onmogelijkheid van [gedaagde] B.V. om de vereiste verklaring af te geven, kunnen [eisers] om die verklaring vragen. In zoverre kunnen ze wel in hun vordering worden ontvangen.
4.4.
Om aan te tonen dat de hypothecaire lening die [gedaagde] B.V. had verstrekt in 2014 is afbetaald hebben Wijnhoff c.s de stakingsbalans van [gedaagde] B.V. van 2014 overgelegd. Daarin is te zien is dat de aan het begin van dat jaar nog openstaande vordering (overige vorderingen) van € 27.000,- op 30 juni 2014 is afgelost. Hieruit blijkt dat er op het moment dat de vennootschap werd ontbonden geen sprake meer was van een openstaande vordering. Hiermee en met de hiervoor al genoemde registratie bij de Kamer van Koophandel is voldoende komen vast te staan dat het hypotheekrecht van de Holding teniet is gegaan en dat de inschrijving daarvan dus waardeloos is. De voorzieningenrechter zal de inschrijving dan ook waardeloos verklaren.
4.5.
Dit betekent dat de voorwaarde waaronder [eisers] de in 3.1. weergegeven vordering onder III hebben ingesteld in vervulling is gegaan.
Kracht van gewijsde
4.6.
Op grond van artikel 3:29 lid 4 BW kan de verklaring van waardeloosheid die dit vonnis bevat, niet eerder worden ingeschreven dan nadat dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Dit vonnis gaat pas in kracht van gewijsde als er geen rechtsmiddel meer open staat. De hoger beroepstermijn voor dit vonnis bedraagt vier weken. [eisers] zullen tegen die tijd de contractuele boete verbeurd hebben en deze procedure zal in dat geval zinloos zijn geweest. Een manier om dit vonnis onmiddellijk in kracht van gewijsde te laten gaan, is dat [eisers] afzien van hun recht op hoger beroep en berusten in dit vonnis (artikel 334 Rv). [eisers] hebben in de dagvaarding verklaard van hun recht op hoger beroep af te zien. Dat betekent dat er geen rechtsmiddel tegen dit vonnis open staat en dat het per heden in kracht van gewijsde gaat.
De proceskosten
4.7.
[eisers] worden weliswaar in het gelijk gesteld, maar een niet bestaande entiteit kan uiteraard niet in hun proceskosten worden veroordeeld. Van een kostenveroordeling zal dan ook worden afgezien.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart [eisers] niet-ontvankelijk in hun vordering gericht tegen [gedaagde] B.V.,
5.2.
verklaart de hypothecaire inschrijving die ten behoeve van [gedaagde] B.V. op het woonhuis te ([postcode 1]) [plaats 1], aan de [adres 1], en de garagebox met ondergrond, gelegen te ([postcode 2]) [plaats 1], aan de [adres 2] is gevestigd, waardeloos in de zin van artikel 3:29 BW,
5.3.
bepaalt dat dit vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte voor elke rechtshandeling die nodig is om tot doorhaling van de hypothecaire inschrijvingen als bedoeld onder 5.2 te komen,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
verstaat dat geen rechtsmiddel tegen dit vonnis open staat en dat het per vandaag in kracht van gewijsde gaat,
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op
30 september 2025.
1155