Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.[eiser 1],
2.
[eiser 2],
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 25 september 2025.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak hebben de erfgenamen van wijlen hun ouders, [erflater] en [erflaatster], een kort geding aangespannen tegen de ontbonden besloten vennootschap [gedaagde] B.V. De erfgenamen, hierna aangeduid als [eisers], hebben de nalatenschap van hun ouders zuiver aanvaard en zijn op zoek naar een verklaring van waardeloosheid van een hypothecaire inschrijving ten gunste van [gedaagde] B.V. op het woonhuis en de garagebox die deel uitmaken van de nalatenschap. De hypothecaire inschrijving betreft een lening die in 2012 door [gedaagde] B.V. aan de ouders van [eisers] is verstrekt. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] B.V. in 2014 is geliquideerd en niet meer bestaat, waardoor de vordering van [eisers] tegen [gedaagde] B.V. niet-ontvankelijk is verklaard. Echter, [eisers] zijn wel degelijk belanghebbenden en kunnen verzoeken om de hypothecaire inschrijving waardeloos te verklaren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de hypothecaire inschrijving waardeloos is, omdat de lening inmiddels is afbetaald en er geen openstaande vorderingen meer zijn. Het vonnis heeft dezelfde kracht als een akte voor de doorhaling van de hypothecaire inschrijving en gaat in kracht van gewijsde, omdat [eisers] hebben verklaard af te zien van hun recht op hoger beroep. De proceskosten worden niet toegewezen, omdat [gedaagde] B.V. niet meer bestaat.