ECLI:NL:RBNHO:2025:11087

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 september 2025
Publicatiedatum
29 september 2025
Zaaknummer
11559609 MB VERZ 25-122 en 11667109 MB VERZ-25-293
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ontslag en benoeming van een mentor wegens onvoldoende professionele afstand en miscommunicatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Zaanstad, op 25 september 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontslag van de huidige mentor en benoeming van een opvolgend mentor. Het verzoek is ingediend door twee betrokkenen, die ontevreden zijn over de samenwerking met Stichting Mentorschap Noordwest en Midden. De betrokkenen hebben aangegeven dat er problemen zijn met de rolstoel van de heer [betrokkene 1], waardoor hij niet naar buiten kan. Ondanks herhaalde verzoeken is er geen oplossing geboden door de huidige mentor. De betrokkenen hebben ook aangegeven dat er zaken achter hun rug om worden geregeld, wat hun vertrouwen in de huidige mentor heeft geschaad.

De voorgestelde opvolgend mentor, [opvolgend mentor], heeft in het verleden als mentor gefunctioneerd, maar is in april 2025 ontslagen door de huidige mentor. Desondanks heeft zij geprobeerd om voor de betrokkenen op te treden, wat in strijd is met de wet. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [opvolgend mentor] onvoldoende professionele afstand heeft gehouden en verwachtingen heeft gewekt die niet gerealiseerd kunnen worden. Bovendien heeft zij geweigerd om in gesprek te gaan met zorgverleners, ondanks dat er sprake is van miscommunicatie.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat [opvolgend mentor] niet geschikt is om als mentor voor de betrokkenen te fungeren en heeft het verzoek tot ontslag van de huidige mentor en benoeming van de opvolgend mentor afgewezen. De beslissing is in het openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden binnen drie maanden worden aangevochten bij het gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Zaanstad
zaaknummer : 11559609 MB VERZ 25-122 en 11667109 MB VERZ 25-293 SZ
dossiernummer : [MB]
datum :

beschikking van de kantonrechter

op verzoek van:

[betrokkene 1],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] en
[betrokkene 2],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
beiden wonende te [adres],
hierna gezamenlijk te noemen: betrokkenen,
met als mentor:
Stichting Mentorschap Noordwest en Midden,
gevestigd te 3527 LA Utrecht, Koningin Wilhelminalaan 3.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoek van [betrokkene 1] tot opheffing van het mentorschap, ontvangen op 21 februari 2025;
  • het verweer van Stichting Mentorschap Noordwest en Midden, ontvangen op 19 maart 2025;
  • de reactie van [betrokkene 1], ontvangen op 28 maart 2025;
  • de reactie van [betrokkene 2], ontvangen op 3 april 2025;
  • het verzoek van [betrokkene 1] tot ontslag/benoeming mentor, ontvangen op 3 april 2025;
  • het verzoek van [betrokkene 2] tot ontslag/benoeming mentor, ontvangen op 15 april 2025;
  • de bereidverklaring van [opvolgend mentor], de voorgestelde opvolgend mentor, ontvangen op 3 april 2025;
  • de akkoordverklaring van R.P.M. van Leuffen, h.o.d.n. AmstelVisie Financiële Zorg en Bewind, bewindvoerder van betrokkenen, ontvangen op 2 mei 2025;
  • de reactie van Stichting Mentorschap Noordwest en Midden, ontvangen op 16 mei 2025;
  • de e-mails van [opvolgend mentor], ontvangen op 29 juli 2025;
Het verzoek is telefonisch en via Teams behandeld op 31 juli 2025. Ten tijde van de behandeling was [opvolgend mentor] bij betrokkenen aanwezig.

beoordeling

[betrokkene 1] heeft in eerste instantie verzocht om opheffing van het mentorschap. Later hebben betrokkenen verzocht om ontslag van Stichting Mentorschap Noordwest en Midden als mentor en om [opvolgend mentor] (hierna te noemen: [opvolgend mentor]), wonende te [adres], te benoemen tot opvolgend mentor.
Betrokkenen zijn niet tevreden over de samenwerking met Stichting Mentorschap Noordwest en Midden. Zo zijn er problemen met de rolstoel van [betrokkene 1] waardoor hij niet meer naar buiten kan. Stichting Mentorschap Noordwest en Midden zou een en ander regelen met de leverancier, maar dat is tot op heden niet gelukt. Daarnaast worden er zaken achter de rug van betrokkenen om geregeld zonder dat zij betrokken worden. Mede hierdoor hebben betrokkenen geen vertrouwen meer in Stichting Mentorschap Noordwest en Midden.
Stichting Mentorschap Noordwest en Midden voert aan dat [opvolgend mentor] tot april 2025 werkzaam was bij Stichting Mentorschap Noordwest en Midden, maar dat [opvolgend mentor] destijds heeft aangegeven hieraan niet meer verbonden te willen zijn. Stichting Mentorschap Noordwest en Midden heeft geprobeerd om met [opvolgend mentor] in gesprek te gaan, maar daar stond [opvolgend mentor] niet voor open. Uiteindelijk is de keuze gemaakt om [opvolgend mentor] te ontslaan. Daarna heeft [opvolgend mentor] machtigingen van betrokkenen verkregen om voor hen op te treden . Deze machtiging is echter niet geldig omdat Stichting Mentorschap Noordwest en Midden de mentor is. Dit baart Stichting Mentorschap Noordwest en Midden zorgen.
De kantonrechter overweegt als volgt. [opvolgend mentor] was – tot haar ontslag bij Stichting Mentorschap Noordwest en Midden – mentor van [betrokkene 2]. Gaandeweg is zij ook de belangen van [betrokkene 1] gaan behartigen, ondanks dat hij een eigen mentor heeft. [opvolgend mentor] is in april 2025 ontslagen, maar zij is toch de belangen van [betrokkene 2] blijven behartigen. [opvolgend mentor] geeft zelf aan dat ze weet dat dat niet kan, maar heeft betrokkenen toch een machtiging laten ondertekenen om te proberen voor hen zaken te regelen. Zij heeft daarover niet gecommuniceerd met de huidige mentor. Hiermee negeert [opvolgend mentor] de wet en frustreert zij de werkzaamheden van de benoemde mentor.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt verder dat [opvolgend mentor] onvoldoende professionele afstand behoudt. Zo geeft zij onder andere ongenuanceerd aan dat de rolstoel van [betrokkene 1] al jarenlang niet aan de eisen voldoet en dat hij onlangs uit deze rolstoel gelanceerd is. Terwijl uit de stukken blijkt dat de mentor wel degelijk contact onderhouden heeft met de leverancier en dat nader onderzoek nodig is. Verder stelt zij dat het nieuwe matras van [betrokkene 1] te hard is en hij daardoor niet in bed slaapt, maar in een stoel en dat de zorg niet door de beugel kan. Dit alles in het bijzijn van betrokkenen. Zij wekt daarmee verwachtingen waarvan het maar de vraag is of die gerealiseerd kunnen worden. Daarnaast heeft de kantonrechter met [opvolgend mentor] tijdens de mondelinge behandeling besproken dat het opvalt dat vanuit zowel de Stichting Mentorschap Noordwest en Midden als vanuit de zorgverleners van Odion uitdrukkelijk en meermaals is gevraagd om een gesprek met [opvolgend mentor], maar dat zij daar niet toe bereid is. Dit terwijl [opvolgend mentor] erkent dat er sprake is van miscommunicatie. Zij wilde echter geen gesprek omdat haar ervaring is dat afspraken anders worden geïnterpreteerd. Een gesprek, zeker met de zorgverleners, is dan juist de aangewezen weg om tot oplossingen te komen. Telefonisch overleg, dat wel met Stichting Mentorschap Noordwest en Midden heeft plaatsgevonden, is onvoldoende gebleken. Het had daarom in het belang van betrokkenen op de weg van [opvolgend mentor] gelegen om wel om de tafel te gaan zitten. Alles overwegende acht de kantonrechter [opvolgend mentor] niet geschikt om voor [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] als mentor benoemd te worden.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter het verzoek afwijzen.

beslissing

De kantonrechter wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.E. Merkus, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking (digitaal) is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.