ECLI:NL:RBNHO:2025:11101

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 september 2025
Publicatiedatum
29 september 2025
Zaaknummer
11812887
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstek in huurzaak met vordering tot ontruiming en betaling huurachterstand

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 29 september 2025 een vonnis uitgesproken in een kort geding. De eiser, een B.V., heeft een vordering ingesteld tegen twee gedaagden die niet zijn verschenen. De kantonrechter verleent verstek tegen de gedaagden, die deugdelijk zijn opgeroepen. De gemachtigde van de eiser heeft tijdens de mondelinge behandeling op 31 juli 2025 de vordering tot betaling van een contractuele boete ingetrokken. De kantonrechter oordeelt dat de eiser een spoedeisend belang heeft en dat het gevorderde niet onrechtmatig of ongegrond is. Er is sprake van een huurachterstand van twee maanden, ondanks een eerdere regeling die met de gedaagden was getroffen. De kantonrechter heeft in een eerder vonnis van 29 april 2025 deze regeling vastgelegd. De gedaagden hebben toegezegd de huurovereenkomst te willen opzeggen en aan de vordering van de eiser te voldoen. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van de huurachterstand en de buitengerechtelijke incassokosten toe, en veroordeelt de gedaagden hoofdelijk tot betaling. De proceskosten worden gecompenseerd, en het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De gedaagden worden veroordeeld om het gehuurde uiterlijk op 31 augustus 2025 te ontruimen en in goede staat aan de eiser op te leveren.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 11812887 \ VV EXPL 25-107
Vonnis in kort geding van 13 augustus 2025
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [plaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. K.R. Stephan,
tegen

1.[gedaagde 1],

op een geheim adres in de gemeente [gemeente],
hierna te noemen: [gedaagde 1],
2.
[gedaagde 2],
te [plaats 2], gemeente [gemeente],
hierna te noemen: [gedaagde 2],
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden],
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • De dagvaarding met producties 1 tot en met 5
  • De mondelinge behandeling van 31 juli 2025 waarbij uitsluitend de gemachtigde van [eiser] is verschenen en waarvan de griffier zittingsaantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
[gedaagden] zijn niet verschenen, hoewel zij deugdelijk zijn opgeroepen. De kantonrechter zal daarom tegen hen verstek verlenen.
2.2.
De gemachtigde van [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling de vordering tot betaling van de contractuele boete van maximaal € 2.000,00 ingetrokken.
2.3.
De kantonrechter zal het gevorderde, met inachtneming van het volgende, toewijzen, nu [eiser] hierbij een spoedeisend belang heeft en het gevorderde hem niet onrechtmatig of ongegrond voor komt. Het is voldoende aannemelijk dat de kantonrechter in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal ontbinden. Er is namelijk sprake van een nieuwe huurachterstand van twee maanden nadat [gedaagden] met [eiser] een regeling tot betaling van een eerdere huurachterstand, hebben getroffen. Deze kantonrechter heeft de regeling in het vonnis in kort geding van 29 april 2025 vastgelegd en [gedaagden] zijn de daarin vastgelegde afspraken nagekomen. [1] De gemachtigde van [eiser] heeft daarnaast tijdens de mondelinge behandeling een sms-bericht van [gedaagde 2] getoond waarin [gedaagde 2] aangeeft dat [gedaagden] zelf de huurovereenkomst tegen 31 augustus 2025 willen opzeggen en aan de vordering van [eiser] zullen voldoen. Zoals ter zitting is afgesproken is dit vonnis alleen bedoeld als ‘stok achter de deur’.
2.4.
[eiser] vordert vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Aan de wettelijke vereisten voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De kantonrechter zal daarom een bedrag van € 388,00 toewijzen.
2.5.
Omdat uit de huurovereenkomst voortvloeit dat [gedaagden] allebei aansprakelijk voor de betaling van de maandelijkse huurtermijnen zijn, zal de kantonrechter hen hoofdelijk tot betaling van de huurachterstand en de buitengerechtelijke incassokosten veroordelen. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de een (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
2.6.
Nu [gedaagden] hebben toegezegd aan de vordering van [eiser] te zullen voldoen, ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
2.7.
De kantonrechter zal dit vonnis - met uitzondering van de compensatie van de proceskosten - uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing van de kantonrechter moet worden gevolgd, ook als [gedaagden] daartegen in verzet gaan. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat in een verzetsprocedure eventueel anders wordt beslist.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verleent verstek tegen [gedaagden],
3.2.
veroordeelt [gedaagden] het gehuurde uiterlijk 31 augustus 2025 te ontruimen, te verlaten met alle zaken die zich daarin bevinden voor zover die aan hen toebehoren, en in goede, lege en opgeruimde staat aan [eiser] op te leveren onder afgifte van de sleutel(s) aan [eiser],
3.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van:
a. de huurachterstand ter hoogte van € 2.630,02 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW telkens over het verschuldigde maandbedrag vanaf de vervaldatum van de maandelijkse huurtermijn tot de dag van volledige betaling,
b. de buitengerechtelijke incassokosten van € 388,00,
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2025.
1835

Voetnoten

1.Zaaknummer: 11647645 \ VV EXPL 25-54.