ECLI:NL:RBNHO:2025:11138

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 september 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
C/15/369011 / JU RK 25-1203
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige met ernstige ontwikkelingsbedreigingen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 11 september 2025 een voorlopige ondertoezichtstelling uitgesproken voor een 14-jarige jongen, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft grote zorgen over [de minderjarige] vanwege zijn verstandelijke beperking, drank- en drugsgebruik, en zijn risicovolle gedrag. De oma van [de minderjarige] is voogdes en heeft verzocht om gesloten jeugdhulp, maar de kinderrechter heeft besloten tot een ondertoezichtstelling. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek ingediend, omdat [de minderjarige] in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en hij niet in staat is om de gevolgen van zijn gedrag te overzien. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders en de oma niet in staat zijn om [de minderjarige] te begrenzen in zijn gedrag, wat leidt tot een onveilige situatie voor hem en zijn omgeving. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar uitgesproken, met de mogelijkheid om passende hulpverlening te bieden en een veilige woonplek te vinden voor [de minderjarige]. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/369011 / JU RK 25-1203 (
voorlopige ondertoezichtstelling)
C/15/369568 / JU RK 25-1273 (
ondertoezichtstelling)
Datum uitspraak: 11 september 2025
Beschikking van de kinderrechter over een (voorlopige) ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de Raad,
gevestigd te Haarlem,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de oma] ,
voogdes van [de minderjarige] ,
hierna te noemen: de oma,
wonende te [plaats] .
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[de moeder] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
[de vader] ,
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] ,
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en
Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van 30 augustus 2025, met de daarin genoemde stukken;
  • het verzoekschrift, met bijlagen, van de Raad, ontvangen op 9 september 2025.
1.2.
Op 11 september 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • de oma (mz);
  • de vader;
- de moeder;
- [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 9 maart 2016 is [de minderjarige] onder voogdij gesteld van de oma.
2.2.
[de minderjarige] verblijft afwisselend bij de oma en de ouders.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 13 augustus 2024 [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 13 augustus 2025. De GI heeft verzuimd tijdig te verzoeken om een verlenging van de ondertoezichtstelling.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 30 augustus 2025 [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 30 november 2025. Het horen over het verzoek tot voorlopige ondertoezichtstelling en de behandeling van het verzoek tot ondertoezichtstelling hebben plaatsgevonden op onderhavige zitting.

3.Het verzoek

3.1.
In deze zaak moet worden beoordeeld of terecht een voorlopige ondertoezichtstelling is uitgesproken, en ligt voor het verzoek van de Raad om [de minderjarige] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering voor de duur van een jaar. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad brengt ter onderbouwing van het verzoek het volgende naar voren. [de minderjarige] wordt ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. Hij gaat met risicovolle personen om, gebruikt verdovende middelen, verkoopt drugs en steelt spullen. Vermoedelijk pleegt [de minderjarige] delicten om verdovende middelen te kopen. [de minderjarige] is vanwege zijn verstandelijke beperking beïnvloedbaar en daarnaast zelfbepalend. Het lukt de oma en de ouders niet om [de minderjarige] te begrenzen in zijn gedrag, omdat hij zich niet conformeert aan hun gezag. Zo vertoont hij agressief gedrag, dat zich kan richten op de oma en de ouders. [de minderjarige] vormt met zijn gedrag een gevaar voor zichzelf en zijn omgeving.
[de minderjarige] ontkent dat hij hulpverlening nodig heeft en hij is vaak afwezig bij afspraken. Een ondertoezichtstelling is noodzakelijk zodat passende hulpverlening voortgezet en/of opgestart kan worden, er zicht komt op zijn situatie en onderzocht kan worden wat een passende woonplek is voor [de minderjarige] . Het is van belang dat ook de mogelijkheden binnen de Wet zorg en dwang worden onderzocht.

4.De standpunten

Het standpunt van de oma
4.1.
De oma staat achter het verzoek van de GI. Het is noodzakelijk dat [de minderjarige] hulpverlening krijgt omdat hij het spoor kwijt is. Hij wordt beïnvloed door zijn vrienden, komt toenemend in aanraking met de politie, draagt vaak een mes bij zich, is soms onder invloed wanneer hij bij de oma is, loopt vaak weg van huis en vertoont verbaal en fysiek agressief gedrag richting de oma. Wanneer de oma [de minderjarige] ermee confronteert dat ze drugs heeft gevonden, geeft hij aan dat hij weer terug naar de ouders gaat. De oma vindt het zorgelijk dat het soms onduidelijk is waar [de minderjarige] zich bevindt en bij welke vriend hij verblijft. Daarnaar gevraagd, geeft de oma aan dat [de minderjarige] soms met zijn vrienden naar andere steden in Nederland gaat, of zelfs naar België of Duitsland.
De oma acht een gesloten plaatsing van [de minderjarige] passender dan een ondertoezichtstelling. [de minderjarige] wil geen hulp en heeft aangegeven dat hij zal weglopen als hij in een instelling geplaatst wordt.
De visie van de vader
4.2.
De vader vindt het teleurstellend dat de GI de afgelopen jaren geen passende hulp heeft aangeboden omdat [de minderjarige] niet geholpen wil worden. [de minderjarige] heeft een verstandelijke beperking waardoor hij niet kan inschatten wat hij nodig heeft. De vader geeft al jaren aan dat [de minderjarige] hulp nodig heeft, maar daaraan is geen gehoor gegeven. [de minderjarige] is nu te ver afgegleden waardoor hij geen hulpverlening meer accepteert. Hij gebruikt verdovende middelen, hij steelt en hij voelt zich een grote crimineel. Zo doet hij uitspraken naar de vader dat hij mensen zal uitschelden, neersteken en neerschieten. Thuis is [de minderjarige] soms rustig, maar als hij iets wil dan raakt hij opgefokt. De vader heeft weinig vertrouwen in de werking van de ondertoezichtstelling en is van mening een gesloten plaatsing passender zou zijn.
De visie van de moeder
4.3.
De moeder ziet het nut van een ondertoezichtstelling niet in omdat er tijdens de ondertoezichtstelling niets is veranderd. De moeder vindt het kwalijk dat de GI niets heeft gedaan voor [de minderjarige] . [de minderjarige] zoekt het gevaar op. Hij kwam eerder dit jaar in het ziekenhuis terecht nadat hij een drugscocktail had genomen die hij van zijn vrienden had gekregen. Later kwam hij nogmaals in het ziekenhuis terecht nadat hij onder invloed van drank en drugs een ongeluk had gemaakt op een fatbike. Wanneer [de minderjarige] drugs heeft gebruikt, vertoont hij agressief gedrag, waardoor de moeder hem niet langer kan aansturen. [de minderjarige] staat niet open voor hulpverlening en hij zal weglopen als hij gesloten geplaatst zou worden.
De visie van de GI
4.4.
Door een misverstand is verzuimd tijdig verlenging te verzoeken van de vorige termijn van de ondertoezichtstelling. Tijdens de ondertoezichtstelling zal bekeken worden welke hulp geboden kan worden aan [de minderjarige] en of er meer nodig is dan een ondertoezichtstelling. [de minderjarige] is aangemeld bij het Regionaal Expertiseteam en er zijn meerdere teams actief in zijn dossier. Bij [de minderjarige] is nooit de diagnose verslaving gesteld. Daarom is ervoor gekozen niet te spreken van verslavingsproblematiek. Wel heeft [de minderjarige] hulpverlening nodig en verdient hij een eerlijke kans om opgenomen te worden, zodat hij passend ondersteund kan worden. Er is mogelijk een passende woonplek gevonden voor [de minderjarige] in [plaats] ( [provincie] ). Het gaat om een open plaatsing, buiten de regio. Er zal daarom onderzocht moeten worden of het mogelijk is om een maatwerkcontract de sluiten met de betreffende regio.

5.De beoordeling

De voorlopige ondertoezichtstelling
5.1.
Op grond van de stukken en wat op de zitting naar voren is gekomen, ziet de kinderrechter geen aanleiding om het in voormelde beschikking van 30 augustus 2025 geformuleerde oordeel, dat is gebaseerd op de destijds beschikbare informatie, te wijzigen.
De ondertoezichtstelling
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.3.
[de minderjarige] wordt ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd en er bestaan grote zorgen over hem. [de minderjarige] heeft een verstandelijke beperking, is beïnvloedbaar, kan geen gevaar herkennen en overziet de gevolgen van zijn handelen niet. Dit maakt [de minderjarige] een kwetsbare jongen. [de minderjarige] begeeft zich in een risicovol sociaal netwerk, gebruikt verdovende middelen en hij is betrokken bij criminele activiteiten. Daarnaast vertoont [de minderjarige] sterk zelfbepalend gedrag. Hij bepaalt zelf waar hij verblijft, waarbij het vaak onduidelijk is bij wie dat is. De kinderrechter acht deze situatie, gelet op de aanwezige zorgen, zeer onveilig voor [de minderjarige] .
[de minderjarige] brengt zichzelf en zijn omgeving in gevaar met het gedrag dat hij laat zien. [de minderjarige] is dit jaar al tweemaal in het ziekenhuis opgenomen in verband met zijn drank- en drugsgebruik en [de minderjarige] zou vaak een mes bij zich dragen. Ook is gebleken dat [de minderjarige] zowel verbaal als fysiek agressief gedrag vertoont dat zich richt op (spullen van) de oma en de ouders.
5.4.
De ernstige ontwikkelingsbedreiging kan niet of onvoldoende worden weggenomen met vrijwillige hulpverlening, omdat [de minderjarige] ontkent hulpverlening nodig te hebben en hij geen hulpverlening accepteert. Het lukt de oma en de ouders niet om [de minderjarige] te begrenzen in zijn gedrag, omdat hij zich niet conformeert aan hun gezag en zich agressief opstelt naar hen. De oma en ouders zijn dan ook niet in staat om onder eigen verantwoordelijkheid verandering te realiseren in de situatie van [de minderjarige] .
Tijdens de ondertoezichtstelling dient de GI te werken aan het vinden van een passende woonplek voor [de minderjarige] , waar hij de juiste begeleiding, begrenzing en hulpverlening krijgt en er meer zicht komt op het middelengebruik van [de minderjarige] . De GI dient daartoe niet alleen de mogelijkheden binnen de jeugdzorg te verkennen, maar ook die binnen de Wet zorg en dwang. Daarnaast dient gewerkt te worden aan de emotieregulatievaardigheden van [de minderjarige] en de bevordering van zijn vermogen om de gevolgen van zijn handelen te overzien.
5.5.
De ondertoezichtstelling is daarom in dit geval nodig. De kinderrechter stelt [de minderjarige] onder toezicht met ingang van heden, voor de duur van een jaar vanaf heden. Deze periode is gelet op de complexe problematiek noodzakelijk.
5.6.
De kinderrechter ziet op basis van de zitting aanleiding om de ondertoezichtstelling voor de verzochte en maximale duur van een jaar uit te spreken. Nu er heden een reguliere ondertoezichtstelling wordt uitgesproken, kan de voorlopige ondertoezichtstelling als beëindigd worden beschouwd.
5.7.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is
verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , onder toezicht van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 11 september 2025 tot 11 september 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2025 door mr. W.P. van der Haak, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. E.J. Thomas als griffier, en op schrift gesteld op 22 september 2025.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 BW.