Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.[gedaagde 2] ,
[gedaagde 1]
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 17 september 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 oktober 2025 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een huurwoning. De eiser, aangeduid als de man, heeft de vrouw en [gedaagde 1] gedagvaard om de woning te verlaten. De man, die sinds 2017 een relatie had met de vrouw, heeft na een auto-ongeluk in 2019 ernstige gezondheidsproblemen ondervonden, waardoor hij zorgbehoevend is. De woning is speciaal aangepast voor zijn behoeften en de huurovereenkomst staat op zijn naam. Na de beëindiging van de relatie is de situatie tussen de man en de vrouw verslechterd, wat heeft geleid tot de vordering tot ontruiming. De vrouw en [gedaagde 1] hebben verweer gevoerd, waarbij zij zich beroepen op hun recht op woning en gezinsleven onder artikel 8 EVRM. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de man een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, gezien de onhoudbare situatie waarin partijen zich bevinden. De rechter heeft vastgesteld dat de vrouw zonder recht of titel in de woning verblijft, aangezien de huurovereenkomst op naam van de man staat en er geen andere gronden zijn voor haar verblijf. De vordering tot ontruiming is toegewezen, met een termijn van veertien dagen voor de ontruiming. De rechter heeft de kosten van de procedure gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.