ECLI:NL:RBNHO:2025:11244

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 augustus 2025
Publicatiedatum
1 oktober 2025
Zaaknummer
C/15/367044
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging samenwerking vennootschap onder firma met betrekking tot exitdatum vennoot

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, betreft het een kort geding tussen twee vennoten van een vennootschap onder firma (v.o.f.) die een kapsalon exploiteren. De eiser, [eiser], en de gedaagde, [gedaagde], hebben in februari 2023 de v.o.f. opgericht. De samenwerking verliep echter stroef, wat leidde tot een verzoek van [gedaagde] om de samenwerking te beëindigen. Op 2 april 2025 heeft [gedaagde] [eiser] geïnformeerd over haar wens om de samenwerking te beëindigen en een concept-beëindigingsovereenkomst aangeboden, die [eiser] niet heeft getekend. De situatie escaleerde verder, met communicatieproblemen en negatieve feedback van stoelhuurders over de samenwerking.

In het kort geding vorderde [gedaagde] een uitspraak over de exitdatum van [eiser] uit de v.o.f. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vorderingen in conventie zijn verminderd tot een vertrek van [eiser] uiterlijk 1 januari 2025 en die in reconventie tot een vertrek per 1 september 2025. De voorzieningenrechter oordeelde dat de samenwerking beëindigd moest worden en dat [eiser] uiterlijk op 15 september 2025 de kapsalon moest verlaten. De rechter oordeelde dat de door [gedaagde] voorgestelde datum van 1 september 2025 te kort was en dat [eiser] voldoende tijd moest krijgen om zijn vertrek voor te bereiden. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/367044 / KG ZA 25-434
Vonnis in kort geding van 25 augustus 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. S.D.M. op 't Hoog-Piet,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. L.J. van Gastel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties
- akte van vermeerdering van eis tevens akte overlegging producties van [eiser]
- de mondelinge behandeling van 14 augustus 2025, waarbij mr. Op 't Hoog-Piet en mr. Van Gastel spreekaantekeningen hebben overgelegd en de griffier voor het overige aantekeningen heeft gemaakt
- akte uitlating van [eiser]
- akte uitlating, tevens wijziging eis in reconventie van [gedaagde].

2.De feiten

2.1.
In februari 2023 hebben partijen in het kader van het door hen uitgeoefende beroep van kapper, een vennootschap onder firma genaamd [bedrijf] (hierna: de v.o.f.) opgericht voor een te exploiteren kapsalon. Ten behoeve van de v.o.f. is [gedaagde] in persoon een huurovereenkomst voor de kapsalon aangegaan en heeft zij zelf twee geldleningen afgesloten waarmee zij de borg en verbouwing en inrichting van de kapsalon heeft betaald.
2.2.
De v.o.f. genereert inkomen door ontvangst van huur van andere kappers die in de kapsalon een stoel huren (hierna: stoelhuurders). Partijen werken allebei voor eigen rekening in de kapsalon.
2.3.
De communicatie en samenwerking tussen partijen verliep en verloopt stroef.
2.4.
In maart 2025 heeft [eiser] op een oproep op het internet van een investeerder gereageerd met:
I would love to get help opening a new salon
2.5.
Op 27 maart 2025 heeft [eiser] in reactie op een e-mail van een potentiële stoelhuurder van de v.o.f. onder meer het volgende geschreven:
Additionally, I wanted to mention that I’m currently in the planning stages of potentially opening a beautiful new salon that I think you would love. If timing allows, would you be open tot he possibility of waiting a few months to start the chair rental?
2.6.
Op 2 april 2025 heeft [gedaagde] [eiser] te kennen gegeven de samenwerking te willen beëindigen en heeft zij hem een concept-beëindigingsovereenkomst aangeboden. In het concept is opgenomen dat de v.o.f. per 2 april 2025 wordt ontbonden, [gedaagde] de kapsalon voortzet en [eiser] tot en met 2 mei 2025 het recht heeft zijn reeds geplande afspraken in de kapsalon af te ronden. [eiser] heeft de concept-beëindigingsovereenkomst niet getekend.
2.7.
Op 9 april 2025 heeft [eiser] tijdens een vergadering met stoelhuurders te kennen gegeven dat partijen uit elkaar zouden gaan als zakenpartners.
2.8.
In een whatsappbericht van 29 juli 2025 aan [gedaagde] heeft een stoelhuurder het volgende geschreven:
Zoals je weet is de laatste tijd veel veranderd op werk en helaas in een negatieve sfeer. Met name door [eiser]. Ik praat al niet meer met [eiser]. Dat maakt de situatie er niet beter op. Ik heb het echt wel naar mijn zin bij jullie, maar zo verwarrend en niet echt fijn om te werken. [eiser] had gezegd ergens begin april dat ie weg zou gaan en wij zitten al bijna in augustus en hij is er nog steeds. Mn klanten vinden het ook niet meer prettig. [eiser] die groet ook geen klanten. Ik weet niet meer hoe lang ik het nog kan volhouden. Anders ben ik bang toch een andere werkplek te zoeken. Ik ben echt dol op jullie, maar ik zie geen andere opties[…]
2.9.
Een andere stoelhuurder heeft op 13 augustus 2025 schriftelijk verklaard dat [eiser] tijdens een personeelsvergadering heeft gezegd dat partijen uit elkaar zouden gaan als zakenpartners en dat over hoe en wanneer nog moest worden besloten.
2.10.
[eiser] werkt nog in de kapsalon.

3.Het geschil

De (resterende) vorderingen in conventie en reconventie
3.1.
Tijdens een schorsing van de mondelinge behandeling hebben partijen een proces afgesproken om te komen tot een afwikkeling van de vennootschap. De regeling omvat het geven van en meewerken aan een opdracht aan een boekhouder voor het maken van een vermogensopstelling van de v.o.f., het over en weer verlenen van inzage in alle financiële zaken over de v.o.f. en het weer activeren van de website ‘themanesociety.nl’ en de bankrekening van de v.o.f. bij Finom.
Partijen hebben de voorzieningenrechter laten weten dat zij behoefte hebben aan een uitspraak over één resterend geschilpunt, te weten de datum van uitreden van [eiser] als vennoot in de v.o.f. (hierna: de exitdatum).
De voorzieningenrechter stelt op grond van de uitlatingen van partijen vast dat de vorderingen in conventie zijn verminderd tot een vertrek van [eiser] uiterlijk 1 januari 2025 en die in reconventie verminderd tot een vertrek per 1 september 2025.
3.2.
[gedaagde] meent dat zij door gedragingen van [eiser] in haar belangen wordt geschaad zodat het nog langer voortduren van zijn aanwezigheid in de kapsalon in redelijkheid niet meer van haar kan worden gevergd. [eiser] heeft namelijk tijdens de samenwerking niet zijn verantwoordelijkheid genomen voor zijn taken in de samenwerking, waaronder voor de website die pas na een jaar online was, bankzaken en boekhouding. Bovendien vertoont [eiser] geen professioneel gedrag, spreekt kwaad over [gedaagde] ten overstaan van een stoelhuurder en klanten, streeft zijn eigen belangen na en ontplooit concurrerende activiteiten. Door de slechte werksfeer in de kapsalon heeft een stoelhuurder al te kennen gegeven te overwegen de huur te beëindigen.
3.3.
[eiser] verweert zich en voert aan dat van hem niet kan worden verlangd dat hij de kapsalon eerder dan 31 december 2025 verlaat. Hij wijst erop dat november en december in de kappersbranche de drukste maanden zijn en een cruciaal deel van zijn jaaromzet uitmaken. Als [eiser] voor deze periode moet vertrekken, verliest hij zijn belangrijkste bron van inkomsten. Hij kan dit niet anders opvangen, want het openen van een nieuwe salon kost tijd en geld en het huren van een stoel bij een andere kapsalon is – alhoewel op zitting besproken – geen reëel alternatief. De stap terug van mede-eigenaar naar stoelhuurder zou zijn professionele reputatie schaden. Bovendien is stoelhuur voor een korte termijn niet haalbaar, want overeenkomsten voor stoelhuur hebben meestal looptijden van zes tot twaalf maanden en soms van meerdere jaren.
[eiser] voert daarnaast aan dat hij het rooster van de salon met ingang van 18 augustus 2025 heeft aangepast om overlap met [gedaagde] te minimaliseren om zo de werksfeer gedurende de laatste maanden van de samenwerking te verbeteren.
3.4.
De voorzieningenrechter zal hierna, voor zover van belang, nader ingaan op de stellingen van partijen.

4.De beoordeling

In conventie en in reconventie
4.1.
Partijen zijn het erover eens dat hun samenwerking moet eindigen en dat [gedaagde] na het uittreden van [eiser] de kapsalon zelfstandig voortzet. De enige vraag die nu nog voorligt is welke termijn voor het uittreden van [eiser] moet worden gehanteerd.
Daarmee laat de voorzieningenrechter de discussie over of op 2 april 2025 door (een van) partijen is opgezegd en het beroep op vernietiging daarvan door [eiser] buiten beschouwing, omdat beantwoording daarvan voor de beslissing op de resterende vordering niet van belang is.
4.2.
De voorzieningenrechter acht het aannemelijk dat [eiser] begin april 2025, in vervolg op het bericht van [gedaagde] dat zij de samenwerking wilde beëindigen, aan [gedaagde] heeft laten weten dat hij overwoog om op termijn te vertrekken en een onderneming voor zichzelf te beginnen. [gedaagde] heeft echter niet voldoende aannemelijk gemaakt dat [eiser] daarbij heeft ingestemd met een opzegtermijn van een maand. De stelling dat hij op 9 april 2025 tegenover het hele team heeft bevestigd dat hij onmiddellijk zou vertrekken is niet voldoende onderbouwd. Wel valt uit de overgelegde stukken af te leiden dat hij binnen enkele maanden voor zichzelf wilde beginnen.
4.3.
Daarnaast neemt de voorzieningenrechter in overweging dat de samenwerking vanaf oprichting van de v.o.f. vrij kort, twee jaar en twee maanden, heeft geduurd.
4.4.
Deze omstandigheden brengen mee dat er onvoldoende grond is om van [gedaagde] te vergen de aanwezigheid van [eiser] in de kapsalon nog veel langer te laten voortduren.
De door [eiser] aangevoerde argumenten zijn onvoldoende om daarover anders te oordelen. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.5.
De consequenties van de opzegging voor het levensonderhoud van [eiser] zijn aanwezig, maar niet zodanig dat [gedaagde] met de maanden die reeds aan [eiser] zijn gegund om zijn werkzaamheden in de salon voort te zetten, dat niet al voldoende heeft gecompenseerd. De stelling dat het huren van een stoel bij een andere partij geen reëel alternatief is, is niet onderbouwd met gegevens waaruit blijkt dat die mogelijkheid feitelijk niet bestaat. Uit de akte van [gedaagde] zijn daarentegen voldoende feitelijke gegevens te putten die aannemelijk maken dat daarvan wel sprake is.
4.6.
Het gestelde statusverlies is evenmin een overtuigend argument, te meer nu het gaat om een tijdelijke voorziening en [eiser] plannen had – en, naar de voorzieningenrechter aanneemt, nog steeds heeft – om een eigen onderneming te starten. Met de organisatie van een dergelijke start, die kennelijk nog ter hand moet worden genomen, is al gauw een aantal maanden gemoeid, zodat de omstandigheid dat een stoelhuurcontract niet voor een kortere tijd dan 6 maanden kan worden afgesloten niet echt een beletsel lijkt. Uitvoering van dat contract zou immers deels parallel kunnen lopen aan de aanvang van de nieuwe onderneming.
De omstandigheid dat [eiser] een bijdrage heeft geleverd aan de salon vormt evenmin een reden voor een ander oordeel. Dat geldt immers evenzeer voor [gedaagde], die bovendien een aanzienlijk bedrag (€ 47.000) in de salon heeft geïnvesteerd. Voor zover de inbreng van [eiser] in natura op een hoger bedrag zou moeten worden gewaardeerd, lost dat zich op in de afrekening waarvoor partijen een proces in gang hebben gezet, althans op korte termijn gaan zetten. Hetzelfde geldt voor eventueel opgebouwde goodwillwaarde.
4.7.
De voorzieningenrechter acht daarom een exitdatum per 15 september 2025 – hetgeen neerkomt op een opzegtermijn van ruim vijf maanden vanaf april 2025 – redelijk. De door [gedaagde] voorgestelde einddatum van 1 september 2025 is dat niet, omdat dat [eiser] onvoldoende gelegenheid geeft om zich op zijn aanstaande vertrek in te stellen.
4.8.
De exitdatum per 15 september 2025 betekent dat het [eiser] tot 15 september 2025 is toegestaan zijn werkzaamheden in de kapsalon zonder huurverplichting te verrichten. Uiterlijk op 15 september 2025 dient [eiser] de sleutels van de kapsalon en eventuele andere zaken die bij de kapsalon horen aan [gedaagde] te overhandigen. Daarnaast dient [eiser] zich uiterlijk per 15 september 2025 als vennoot van de v.o.f. uit te schrijven.
Proceskosten in conventie en reconventie
4.9.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
In conventie en in reconventie
5.1.
bepaalt dat de exitdatum van [eiser] uit de vennootschap onder firma [bedrijf] op 15 september 2025,
5.2.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2025.
1680