ECLI:NL:RBNHO:2025:11254

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
1 oktober 2025
Zaaknummer
15/019720-25
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid door voormalig steundocent

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 26 augustus 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De verdachte, een voormalig steundocent, heeft het slachtoffer op 23 oktober 2023 te Zaandam benaderd onder het voorwendsel dat zij mee moest gaan voor een wiskundig onderzoek. Tijdens deze ontmoeting heeft de verdachte het slachtoffer gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, waaronder het vasthouden van zijn balzak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van de beschuldigingen met betrekking tot de penis, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de andere handelingen. De rechtbank heeft de ernst van het feit in overweging genomen, evenals de impact op het slachtoffer, die zich angstig voelt in het openbaar vervoer. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en moet een schadevergoeding van € 1.000,00 betalen aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft geen contactverbod of locatieverbod opgelegd, omdat er geen aanwijzingen waren dat de verdachte contact had gezocht met het slachtoffer sinds het feit.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/019720-25 (P)
Uitspraakdatum: 26 augustus 2025
Verstek
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 augustus 2025 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R.P. Peters.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 oktober 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [het slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het aanraken van en/of vasthouden van en/of knijpen in de penis en/of balzak van verdachte en bestaande die andere feitelijkheid, hieruit dat hij, verdachte,
- [het slachtoffer] gevraagd heeft mee te doen met een (wiskundig) onderzoek en/of
- [het slachtoffer] mee heeft genomen naar zijn/een woning en/of
- [het slachtoffer] een blinddoek om heeft gedaan/laten doen en/of
- verschillende voorwerpen in/op de hand(en) van [het slachtoffer] heeft gelegd en/of
- (vervolgens) onverhoeds zijn penis en/of balzak in/op de hand(en) van [het slachtoffer] heeft gelegd en/of
- daarbij heeft gezegd; "Je moet er in knijpen".

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, met uitzondering van de handelingen ten aanzien van de penis.
3.2.
Oordeel van de rechtbank
3.2.1.
Partiële vrijspraak
Overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het dossier geen bewijs bevat voor de in de tenlastelegging omschreven handelingen ten aanzien van de penis, zodat de verdachte van dat onderdeel zal worden vrijgesproken.
3.2.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in die zin dat
hij op 23 oktober 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad, door een andere feitelijkheid, [het slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten het vasthouden van de balzak van verdachte en bestaande die andere feitelijkheid, hieruit dat hij, verdachte,
- [het slachtoffer] gevraagd heeft mee te doen met een (wiskundig) onderzoek en
- [het slachtoffer] mee heeft genomen naar een woning en
- [het slachtoffer] een blinddoek om heeft laten doen en
- verschillende voorwerpen op de handen van [het slachtoffer] heeft gelegd en
- vervolgens onverhoeds zijn balzak op de hand van [het slachtoffer] heeft gelegd en
- daarbij heeft gezegd; "Je moet er in knijpen".
Wat aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van honderd uren. Ook heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte een contactverbod met [het slachtoffer] en een locatieverbod voor station Zaandam en (naar de rechtbank begrijpt) station Purmerend Weidevenne wordt opgelegd.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding. De verdachte was een voormalig steundocent van het slachtoffer heeft haar op een treinstation benaderd en gevraagd met hem mee te gaan voor een wiskundig onderzoek. Het onderzoek zou volgens hem plaatsvinden op een school. De verdachte heeft het slachtoffer meegenomen naar een appartement, haar een blinddoek om laten doen en verschillende voorwerpen in haar hand gelegd. Na een aantal voorwerpen heeft de verdachte zijn balzak in de hand van het slachtoffer gelegd en als tip gegeven dat ze erin moest knijpen. Door het handelen van de verdachte is het slachtoffer geschaad in haar gevoelens van veiligheid en is haar lichamelijke integriteit aangetast. Het handelen van de verdachte heeft een grote impact gehad op het slachtoffer, zoals ook blijkt uit de namens haar ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring. Zij is voornamelijk in het openbaar vervoer voortdurend alert en voelt zich angstig.
De rechtbank stelt verder vast dat de verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven over wat zich precies heeft voorgedaan. Hij is niet ter terechtzitting verschenen.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 3 juli 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de retourzending reclasseringsadvies van Reclassering Nederland. Ondanks meerdere uitnodigingen is de verdachte zonder tegenbericht niet verschenen op afspraken met de reclassering.
Op te leggen straf
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke taakstraf passend en geboden is. Bij het bepalen van de duur van de taakstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 100 uren bestaande uit het verrichten onbetaalde arbeid op zijn plaats is. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel.
Daarnaast ziet de rechtbank geen aanleiding tot het opleggen van een contactverbod of locatieverbod, zoals gevorderd door de officier van justitie. Het feit dateert van 23 oktober 2023. Sindsdien zijn er geen aanwijzingen dat door de verdachte op enige wijze contact is gezocht met het slachtoffer of dat hij zich op een andere wijze belastend tegen haar heeft of zal gedragen.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De advocaat van de benadeelde partij, mr. L.M. Wagemaker, advocaat te Westwoud, heeft namens de benadeelde partij [het slachtoffer] een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De vordering bestaat uit een bedrag van € 3.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij voldoende onderbouwd gesteld dat aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, lid 1 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek kan worden aangenomen. Uit het bij de vordering gevoegde huisartsenjournaal blijkt namelijk dat de benadeelde partij door het handelen van de verdachte PTSS-klachten heeft en psychische hulp nodig heeft. De rechtbank acht toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 1.000,00 billijk als zijnde het bedrag waarop deze schade kan worden begroot. De rechtbank heeft daarbij gelet op de onderbouwing van de vordering en de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot een bedrag van
€ 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 oktober 2023 tot aan de dag van algehele voldoening. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Daarnaast moet de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen [kort gezegd: feitelijke aanranding van de eerbaarheid] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 22c, 22d, 36f, 246 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
100 [honderd] urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door
50 [vijftig] dagenhechtenis.
Benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [het slachtoffer] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.000,00(zegge: duizend euro), bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [het slachtoffer], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt aan de verdachte op de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van slachtoffer [het slachtoffer] van een bedrag van € 1.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.A. Groenendijk, voorzitter,
mr. A.K. Korteweg en mr. C.S. Schoorl, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.B.A.F. Burggraaf
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 augustus 2025.
Bijlage
De bewijsmiddelen
(…)