ECLI:NL:RBNHO:2025:11366

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 september 2025
Publicatiedatum
3 oktober 2025
Zaaknummer
24-7259
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving tegen illegale zwembad/zwemvijver op perceel eiseres

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 26 september 2025, wordt de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bloemendaal behandeld, die handhavend optrad tegen een zwembad/zwemvijver op het perceel van eiseres. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en voerde verschillende beroepsgronden aan. De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het college hadden moeten doen afzien van handhaving. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat de last onder dwangsom in stand bleef.

Het proces begon met een besluit van het college op 6 februari 2024 om handhavend op te treden tegen een bijgebouw en een zwembad/zwemvijver op het perceel van eiseres. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college handhaafde zijn standpunt in een beslissing op bezwaar van 24 september 2024. Eiseres had op 25 juni 2025 laten weten dat haar gemachtigde niet langer optrad, en op 5 juli 2025 gaf zij aan geen vertegenwoordiging door een advocaat te wensen.

De rechtbank behandelde het beroep op 18 juli 2025, maar eiseres was niet verschenen. De rechtbank oordeelde dat er geen concreet zicht op legalisatie was, omdat er op het moment van het bestreden besluit geen aanvraag voor een omgevingsvergunning ter beoordeling voorlag. Eiseres had ook geen overtuigende argumenten aangedragen die de handhaving onterecht zouden maken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de last onder dwangsom in stand bleef en eiseres geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/7259

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 september 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: voorheen mr. A. Franken van Bloemendaal, inmiddels zonder gemachtigde),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bloemendaal

(gemachtigden: mrs. A. Wubben en J. Tielen)

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de beslissing van het college om handhavend op te treden tegen een zwembad/zwemvijver op het perceel van eiseres. Eiseres is het niet eens met die beslissing. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of de beslissing in stand kan blijven.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die maken dat het college zou moeten afzien van handhaving. Eiseres krijgt geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Het college heeft op 6 februari 2024 besloten om handhavend op te treden tegen een bijgebouw (tiny house) en zwembad/zwemvijver/ecovijver inclusief terras, op het perceel van eiseres. Met het bestreden besluit van 24 september 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij dat besluit gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De (voormalig) gemachtigde van eiseres heeft op 25 juni 2025 laten weten dat zij niet langer als gemachtigde van eiseres optreedt.
2.3.
Eiseres heeft bij brief van 5 juli 2025 onder andere laten weten dat zij geen vertegenwoordiging door een advocaat wenst of toestaat zonder expliciet schriftelijk mandaat.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 18 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van het college. Eiseres is niet verschenen en er heeft zich niemand voor of namens haar gemeld.

Beoordeling door de rechtbank

Vooraf
3.1.
In haar brief van 5 juli 2025 heeft eiseres bevestigd “
dat de vermeende bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot zaaknummer 1126449 per 25 juni 2025 juridisch is vernietigd, zoals blijkt uit de bindende correctiebrief die op die datum is overhandigd aan de Gemeente Bloemendaal”.
3.2.
De mogelijkheid om een bestuursrechtelijke procedure te vernietigen, bestaat niet in het Nederlandse rechtssysteem. Voor zover eiseres met die brief een einde heeft willen maken aan de bestuursrechtelijke procedure en daarmee heeft willen bewerkstelligen dat de oplegging van de last onder dwangsom ongedaan wordt gemaakt, is dat dus niet mogelijk. De rechtbank doet daarom uitspraak op het beroep zoals dat door eiseres aanhangig is gemaakt.
Totstandkoming van het bestreden besluit
4.1.
Eiseres is eigenaar van het perceel aan [adres] in [plaats] (het perceel). Dit perceel grenst aan een Natura 2000-gebied.
4.2.
Het college heeft op 30 augustus 2022, 10 oktober 2022 en op 17 oktober 2022 een controle uitgevoerd op het perceel. De toezichthouder heeft onder meer geconstateerd dat op het perceel een bijgebouw (tiny house) met aangebouwd houten terras en een zwembad/zwemvijver/ecovijver met terras waren gerealiseerd. Vervolgens heeft het college op 18 september 2023 aan eiseres een voornemen tot handhaving gestuurd, vanwege het ontbreken van de benodigde omgevingsvergunning. Eiseres heeft daarover een zienswijze ingediend.
4.3.
Op 26 februari 2024 heeft het college aan eiseres een last onder dwangsom opgelegd (het primaire besluit). Die last ziet op:
- verwijdering van het bijgebouw (tiny house) met aangebouwd houten terras
- verwijdering van het zwembad/de zwemvijver/ecovijver, inclusief terras. Het college heeft daarbij bepaald dat de ondergrond ter plaatse van het zwembad/zwemvijver in oorspronkelijke staat moet worden hersteld.
Eiseres moet binnen 12 weken aan die last voldoen. In het besluit staat dat eiseres een dwangsom verbeurt van € 10.000,- per week met een maximum van € 40.000,- als zij niet aan die last voldoet. Het college heeft op 7 mei 2024 de begunstigingstermijn verlengd tot zes weken na verzending van de beslissing op bezwaar.
4.4.
Eiseres heeft daarna (op 2 juli 2024) een omgevingsvergunning aangevraagd voor (legalisatie van) de aanleg van de vijver en de aanleg van het terras. Daarnaast heeft eiseres aan het college gevraagd om de begunstigingstermijn te verlengen zo lang de behandeling van de aanvraag van de omgevingsvergunning loopt. Het college heeft op 22 juli 2024 besloten om die termijn niet op te schorten of te verlengen. Eiseres heeft op 3 september 2024 de aanvraag ingetrokken, omdat het college had aangeven dat die aanvraag geweigerd zou gaan worden.
4.5.
Het college heeft in bezwaar advies gevraagd aan de adviescommissie voor bezwaarschriften. Die commissie heeft advies uitgebracht op 26 augustus 2024. In de beslissing op het bezwaar van 24 september 2024 (het bestreden besluit) staat dat het college dat advies overneemt, dat de last in stand blijft en dat eiseres zes weken heeft om aan die last te voldoen.
4.6.
Eiseres heeft op 29 september 2024 een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het verplaatsen van de natuurvijver/zwembad ingediend. Het college heeft op 21 oktober 2024 besloten om de begunstigingstermijn te verlengen tot zes weken na de verzenddatum van de beslissing op die aanvraag. Het college heeft de aanvraag buiten behandeling gesteld op 23 januari 2025, omdat het college te weinig gegevens heeft om deze te kunnen beoordelen.
4.7.
Op 8 april 2025 heeft eiseres een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag ziet op het verplaatsen van een natuurvijver-zwembad. Deze aanvraag heeft niet geleid tot een vergunning.
Omvang van het geding
5. De last onder dwangsom gaat over het bijgebouw (tiny house) en het zwembad/de zwemvijver/ecovijver, inclusief terras. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd die over het bijgebouw (tiny house) gaan. Daar gaat het beroep dus niet over. Dit betekent dat de last om het tiny house te verwijderen, in stand blijft. Het college heeft ook besluiten genomen over de begunstigingstermijn. Daar gaat het beroep van rechtswege ook over.
Toetsingskader handhaving
6.1
Als uitgangspunt geldt dat het algemeen belang gediend is met handhaving en dat om die reden in de regel tegen een overtreding moet worden opgetreden. Handhaving staat dus voorop. Handhavend optreden is alleen onevenredig als er in het concrete geval omstandigheden zijn waaraan een zodanig zwaar gewicht toekomt dat het algemeen belang dat gediend is met handhaving daarvoor moet wijken. Dan is er een bijzonder geval waarin toch van handhavend optreden moet worden afgezien. Een bijzonder geval kan zich bijvoorbeeld voordoen bij concreet zicht op legalisering, maar ook andere omstandigheden van het concrete geval kunnen leiden tot het oordeel dat er een bijzonder geval is. Andere redenen om van handhavend optreden af te zien, kunnen zich bijvoorbeeld voordoen bij een schending van het gelijkheidsbeginsel of het vertrouwensbeginsel.
6.2.
Vast staat dat sprake is van een overtreding. Op het perceel is het bestemmingsplan ‘ Aerdenhout 2012’ van toepassing, dat via de bruidsschat onderdeel uitmaakt van het ‘omgevingsplan Bloemendaal’. Het zwembad / de zwemvijver ligt deels op de bestemming ‘Natuur-1’en dat is op grond van het omgevingsplan niet toegestaan. Het andere deel van het zwembad / de zwemvijver ligt op de bestemming ‘Wonen’ en daarvoor geldt ook het uitgangspunt dat dit niet is toegestaan. Op grond van het omgevingsplan kan het college voor open zwembaden ten aanzien van de bestemming ‘Wonen’ afwijken van dit verbod, mits aan een bepaalde voorwaarde is voldaan. Aan die voorwaarden is niet voldaan, omdat het zwembad / de zwemvijver te dicht op de perceelgrens is gebouwd. Het terras ligt binnen de bestemmingen ‘Tuin’, ‘Wonen’ en ‘Natuur-1’ en is binnen die laatste bestemming niet toegestaan op grond van het omgevingsplan.
6.3.
Eiseres stelt dat het college ondanks die overtreding niet tot handhaving mag overgaan omdat er sprake is van een bijzonder geval. Eiseres stelt zich in de eerste plaats op het standpunt dat er concreet zicht op legalisatie. In de tweede plaats voert eiseres aan dat er ook andere redenen zijn die maken dat het college van handhaving had moeten afzien. De rechtbank bespreekt hierna deze twee argumenten van eiseres.
Concreet zicht op legalisatie?
7.1.
Eiseres stelt dat er concreet zicht op legalisatie bestaat. Zij wijst op haar aanvraag van 29 september 2024. Daarin vraagt zij een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit, meer concreet voor ‘het plaatsen van een nieuwe natuurvijver/zwembad door het te verwijderen en naast het huis te plaatsen’. Uit de aanvraag blijkt dat het bouwwerk op 4 meter van de woning komt. Bij de aanvraag is een situatietekening gevoegd, van zowel de bestaande als de nieuwe situatie.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake was van concreet zicht op legalisatie. Concreet zicht op legalisatie betekent dat er een reële en voldoende zekere mogelijkheid moet bestaan dat de overtreding gelegaliseerd gaat worden. Dat concrete zicht op legalisatie moet bestaan op het moment dat het college het besluit neemt. Het bestreden besluit is genomen op 24 september 2024. Dat betekent dat er moet worden gekeken of er op dat moment concreet zicht op legalisatie bestond, bestaande uit een aanvraag voor een omgevingsvergunning waar het college op voorhand niet negatief tegenover staat. Eiseres had op 1 juli 2024 een aanvraag ingediend voor de aanleg van een natuurvijver/zwembad, maar die is ingetrokken op 3 september 2024. Die aanvraag moet dus buiten beschouwing worden gelaten bij de vraag of er concreet zicht op legalisatie was op 24 september 2024. Op 29 september 2024 is een aanvraag voor een omgevingsplanactiviteit ingediend, ook voor de aanleg van een natuurvijver/zwembad. Die aanvraag is pas ingediend nadat het bestreden besluit was genomen. Dat betekent dat ook die aanvraag in dit verband buiten beschouwing moet blijven. Dat eiseres de beslissing op bezwaar pas op 7 oktober 2024 zou hebben ontvangen. is niet relevant. Feit is dat er geen aanvraag ter beoordeling voorlag op het moment dat de beslissing op bezwaar werd genomen en er op dat moment dus geen concreet zicht op legalisering was.
Andere redenen om van handhaving af te zien?
8.1.
Eiseres stelt dat handhavend optreden in verhouding tot de daarmee te dienen belangen in dit geval zo onevenredig is dat het college zou moeten afzien van handhaving. Volgens eiseres heeft het college de natuurwaarden en de belangen van eiseres onvoldoende meegewogen en onderkend. Net als in bezwaar voert zij de volgende belangen aan tot behoud van het terras en de vijver:
- Het behoud van het terras is van levensbelang, omdat in het gras rondom het huis sprake is van een tekenplaag en bewoners/bezoekers al meerdere keren de ziekte van Lyme hebben opgelopen.
- Het behoud van de vijver is van ecologisch belang. Deze wordt gebruikt als drinkplaats door (wilde) dieren en wordt gebruikt dor kikkers, vissen en vogels.
- De vijver wordt aangehouden als watervoorraad voor brand, gelet op toenemend brandgevaar vanwege toenemende droge periodes.
Het college heeft deze belangen volgens eiseres ongemotiveerd terzijde geschoven, en zet hiertegenover enkel het belang dat wijziging van de bestemmingen tot verrommeling zou leiden. Terwijl het voorstel van eiseres om een deel van de bestemming ‘Natuur’ te ruilen met de bestemming ‘Wonen’ leidt volgens haar tot een versterking van de natuurwaarden in het gebied.
8.2.
De rechtbank is met het college van oordeel dat de argumenten van eiseres onvoldoende zwaarwegend zijn voor de conclusie dat hier sprake is van zo’n bijzondere omstandigheid dat het college niet tot handhaving zou moeten overgaan en dus een illegale situatie in stand zou moeten laten. Bovendien heeft eiseres niet duidelijk gemaakt waarom de door haar aangevoerde belangen van het zwembad/de zwemvijver, inclusief terras, enkel gewaarborgd worden op de specifieke locatie waar deze zich nu bevindt ten opzichte van een andere locatie op het perceel.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de last onder dwangsom in stand blijft. Dat geldt ook voor de beslissing om de begunstigingstermijn niet te verlengen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten, voor zover zij die zou hebben gemaakt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H. de Regt, rechter, in aanwezigheid van
mr. F. Vermeij, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 26 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.