6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op 1 juli 2023 samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in Purmerend. Er heeft die avond op een verjaardagsfeestje van een 15-jarig meisje een (geplande) ontmoeting plaatsgevonden tussen de tot de groep van de verdachte
behorende [medeverdachte 1] en het latere slachtoffer [benadeelde partij 1] . De groep van de verdachte heeft [benadeelde partij 1] en
zijn vrienden buiten opgezocht en is daar de confrontatie aangegaan. Aanleiding hiervoor
was een eerdere ruzie op festival [festival] . De verdachte heeft samen met anderen [benadeelde partij 1]
geslagen en geschopt, waardoor [benadeelde partij 1] op de grond terecht is gekomen. Terwijl [benadeelde partij 1] op de
grond lag zijn de verdachten doorgegaan met schoppen. De verdachte heeft met zijn
handelen een belangrijke bijdrage geleverd aan het toegepaste geweld tegen [benadeelde partij 1] , waarbij
deze, terwijl hij weerloos op de grond lag, potentieel dodelijk is gestoken door de
medeverdachte [medeverdachte 1] . De verdachte heeft met zijn handelen een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en zijn gevoel van veiligheid. Uit wat namens het slachtoffer op de zitting naar voren is gebracht, blijkt dat het slachtoffer hier nog altijd gevolgen van ondervindt. Naast de impact van dit feit op het slachtoffer leidt een dergelijke vechtpartij op de openbare weg, waarbij ook nog eens een steekwapen is gebruikt, tot gevoelens van angst en onveiligheid bij omstanders en binnen de samenleving in het algemeen.
Vervolgens heeft de verdachte op 9 augustus 2023 een cel in de rechtbank Alkmaar onbruikbaar gemaakt door voor zijn raadkamerzitting met pen op de muren beledigende teksten ten aanzien van de officier van justitie te schrijven.
Daarnaast heeft de verdachte zich op 17 november 2023 in Amsterdam schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging van sportkleding. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit dat schade, hinder en overlast voor winkeliers veroorzaakt.
Ten slotte is de verdachte met zijn medeverdachte op 10 februari 2024 naar Rijswijk gegaan om de confrontatie met [benadeelde partij 2] te zoeken. [benadeelde partij 2] is onverhoeds belaagd en gesommeerd de woning in te gaan, waar hij vervolgens is vastgepakt en meermalen (met kracht) is geslagen. Uiteindelijk is [benadeelde partij 2] mede onder dreiging van een machete gedwongen om de woning met de verdachten te verlaten. De verdachte en de medeverdachte hebben een dreigende situatie gecreëerd voor [benadeelde partij 2] en hem dusdanig mishandeld dat hij onder meer een gebroken neus heeft opgelopen. Zij hebben [benadeelde partij 2] daarmee in zijn persoonlijke bewegingsvrijheid belemmerd en een ernstige inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke en geestelijke integriteit. Voor [benadeelde partij 2] is dit een beangstigende situatie geweest, waar pas een einde aan is gekomen door ingrijpen van de politie. Uit wat namens het slachtoffer op de zitting naar voren is gebracht, blijkt dat het slachtoffer nog altijd gevolgen van de feiten ondervindt.
De rechtbank rekent de verdachte bovenstaande in ernstige mate aan.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 3 februari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld;
- het over de verdachte uitgebrachte psychologisch onderzoek Pro Justitia van 21 mei 2024, opgesteld door [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog. Hoewel het rapport al van oudere datum is kan de rechtbank zich verenigen met de conclusies van dit rapport voor zover deze betrekking hebben op de diagnoses van de verdachte en maakt deze tot de hare;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd van 5 februari 2025 van [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad. De Raad adviseert de verdachte te veroordelen tot een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. Als bijzondere voorwaarden worden geadviseerd: meewerken aan hulpverlening en behandeling van Inforsa, meewerken met Straatkracht en meewerken aan behandeling van de Waag. Daarnaast wordt geadviseerd om een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen;
- het over de verdachte uitgebrachte actualisatierapport gedateerd 19 augustus 2025 van [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad. Hierin wordt het eerdere strafadvies van de Raad gehandhaafd, met uitzondering van de bijzondere voorwaarde van behandeling bij de Waag;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd van 5 februari 2025 van [gezinsmanager] , als gezinsmanager verbonden aan de Jeugdbescherming. De Jeugdreclassering adviseert de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: het volgen van school en stage volgens rooster, meewerken aan het verkrijgen en behouden van een positieve vrijetijdsbesteding in de vorm van een bijbaan en/of sport, meewerken aan een contactverbod met medeverdachten en slachtoffers, meewerken aan behandeling en begeleiding vanuit Inforsa, meewerken aan verdere hulpverlening die Jeugdreclassering nodig acht en het inzicht geven in zijn netwerk en meewerken aan een delict analyse.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder nog het volgende overwogen.
De opsteller van de Pro Justitia rapportage heeft vastgesteld dat bij de verdachte sprake is van een psychische stoornis in de zin van een achterstand in de sociaal-emotionele en persoonlijkheidsontwikkeling. Deze achterstand wordt gekenmerkt door gedragsproblemen wanneer de verdachte “uit het zicht” is, het zich op die momenten laten leiden door directe behoeftebevrediging en het zich onttrekken aan regels en afspraken, waarbij de gevoeligheid voor antisociale invloeden van buitenaf zorg oproept. Er wordt geadviseerd om de ten laste gelegde feiten in een verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. In de Pro Justitia rapportage worden de nodige zorgen over de verdachte beschreven. De rapporteur adviseert om de ondersteuning aan de verdachte te vergroten, waarbij behandeling bij bijvoorbeeld de Waag en begeleiding noodzakelijk is. De verdachte is gebaat bij duidelijkheid en voorspelbaarheid. Daarnaast wordt geadviseerd tot voortzetting van het coachingstraject door Levvel (IFA) om zicht te krijgen op het netwerk van de verdachte.
De Raad heeft zowel in haar rapport als op de zitting aangegeven de zorgen over de verdachte te onderschrijven en het recidiverisico in te schatten als hoog. Ondanks alle intensieve hulpverlening lijken de beoogde doelen niet te worden behaald en is de verdachte weer gerecidiveerd. De Raad geeft aan dat zij een stuk openheid van de verdachte mist. De verdachte houdt zich in principe wel goed aan afspraken als hij wordt ondersteund en externe controle en sturing ontvangt. Daar is intensieve begeleiding voor nodig, zoals vanuit Straatkracht en Inforsa. Verder is het belangrijk dat de Jeugdreclassering betrokken blijft. De Raad staat achter een dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden. Op de zitting heeft de Raad aangegeven dat zij zich afvraagt of het opleggen van een werkstraf opportuun is.
Vanwege de schorsing van de voorlopige hechtenis van 30 augustus 2024 is de Jeugdreclassering bij de verdachte betrokken geraakt via de methodiek Straatkracht. Op de zitting is door de Jeugdreclassering verklaard dat de verdachte altijd op afspraken is verschenen en beleefd is. Vanaf de laatste schorsing in april 2025 heeft de verdachte kleine positieve stapjes gezet, maar de Jeugdreclassering heeft ook de nodige zorgen over de verdachte, zeker gelet op de nieuwe verdenkingen die ondanks alle intensieve hulpverlening toch zijn ontstaan. Inmiddels heeft bij R&B Back on Track een intake plaatsgevonden en wordt aan de rechtbank geadviseerd om dit als bijzondere voorwaarde op te nemen in het vonnis. Het is de bedoeling dat de prioriteit van de verdachte komt te liggen bij school/stage, waarbij de verdachte een volledig weekprogramma krijgt en waarin hem structuur wordt geboden. Op de zitting heeft de Raad aangegeven dat zij achter de door de Jeugdreclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden staat. Tevens is door zowel de Jeugdreclassering als de Raad aangegeven dat de bijzondere voorwaarde van “het inzicht geven in zijn netwerk en meewerken aan een delict analyse” niet gewenst lijkt.
De rechtbank houdt verder rekening met het tijdsverloop tussen het begaan van de feiten en de berechting. Er is bij de feiten onder parketnummer 15/162934-23 sprake van een forse overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Ook bij de feiten onder parketnummer 09/048806-24 is de redelijke termijn overschreden, zij het in mindere mate. Daarnaast was de verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten 15 en 16 jaar oud en is hij niet eerder door een rechter veroordeeld. Ten slotte houdt de rechtbank rekening met de eendaadse samenloop van de feiten onder parketnummer 09/048806-24 en baseert de straftoemeting in dat geval op artikel 282 Sr.
De straf
Jeugddetentie
Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze heeft begaan, is de rechtbank van oordeel dat in beginsel een onvoorwaardelijke jeugddetentie op zijn plaats is. Gelet op de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft gezeten en wat hiervoor uiteengezet is over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat het onvoorwaardelijk deel van de jeugddetentie gelijk moet zijn aan de periode die hij al in voorlopige hechtenis heeft gezeten. De rechtbank ziet aanleiding om een deel van de jeugddetentie voorwaardelijk aan de verdachte op te leggen. Dit mede om de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank overweegt hierbij nog dat de verdachte weliswaar lang in voorarrest heeft gezeten maar dat die mede aan hem zelf te wijten is geweest. De verdachte is diverse malen geschorst maar raakte, door het zich niet voldoende houden aan de opgelegde voorwaarden, danwel het plegen van nieuwe strafbare feiten, steeds opnieuw gedetineerd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 314 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk op zijn plaats is, met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
Gelet op de in de rapportages en op de zitting geschetste zorgen acht de rechtbank het noodzakelijk dat begeleiding en behandeling in een strak kader zoals voorgesteld door de Raad en de Jeugdbescherming zal worden opgelegd aan de verdachte, met uitzondering van de bijzondere voorwaarde “dat de veroordeelde inzicht geeft in zijn netwerk en meewerkt aan een delict analyse”. Dergelijke voorwaarden zullen dan ook aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. De verdachte heeft zich op de zitting bereid verklaard om zich te houden aan de bijzondere voorwaarden. De rechtbank bepaalt dat toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden door de Jeugdbescherming Regio Amsterdam te Amsterdam wordt uitgevoerd.
Dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarden
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen en een gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten (kort gezegd) openlijke geweldpleging, mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Gelet op de hiervoor geschetste persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het recidiverisico dat, zonder de voorgestelde bijzondere voorwaarden, door de Raad en de Jeugdbescherming als hoog wordt ingeschat, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. De rechtbank houdt daarbij ook rekening met het gegeven dat de verdachte wederom wordt verdacht van nieuwe strafbare feiten en zich daarvoor momenteel in voorlopige hechtenis bevindt. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorlopige hechtenis
Gelet op de straf die de rechtbank aan de verdachte zal opleggen, zal de rechtbank de geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis opheffen.