ECLI:NL:RBNHO:2025:11438

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
7 oktober 2025
Zaaknummer
C/15/368185 / JU RK 25-1077
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de noodzaak van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de ontwikkeling en opvoeding

Op 18 september 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft de Raad voor de Kinderbescherming, die het verzoek indiende, in het gelijk gesteld. De Raad verzocht om [de minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van drie maanden te verlenen. De kinderrechter oordeelde dat de ontwikkeling van [de minderjarige] ernstig bedreigd werd door de omstandigheden waarin zij zich bevond, waaronder de onbetrouwbaarheid van de ouders en de onduidelijke woonsituatie. De ouders, beiden jong, hadden moeite om de zorg voor [de minderjarige] adequaat te vervullen, wat leidde tot een ontwikkelingsbedreiging. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de hulpverlening in het vrijwillige kader niet voldoende was en dat er een veilige, stabiele woonplek voor [de minderjarige] noodzakelijk was. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling toegewezen voor de periode van één jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing voor drie maanden, met de mogelijkheid om te onderzoeken of [de minderjarige] bij de grootouders kan wonen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om snel de benodigde hulp in te zetten en te werken aan een thuisplaatsing van [de minderjarige].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/368185 / JU RK 25-1077
Datum uitspraak: 18 september 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbeschermingte Haarlem,
hierna te noemen: de Raad,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. B.L.A. Bancken uit Haarlem,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] .
De kinderrechter merkt als informanten aan:
de gecertificeerde instelling
Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers, hierna te noemen: de GI;
[de opa],
hierna te noemen: de opa (mz)
wonende in [plaats] ,
[de oma],
hierna te noemen: de oma (vz),
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 30 juli 2025;
  • de e-mail van de moeder en de oma (mz) van 8 augustus 2025;
  • het verweerschrift, met producties 1 tot en met 6, van de moeder van 12 september 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 september 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
  • de moeder;
  • de opa (mz);
  • de oma (vz);
  • de Raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] .

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft in een gezinshuis [gezinshuis] in [plaats] .

3.Het verzoek

3.1.
De Raad heeft verzocht [de minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar. Ook heeft de Raad verzocht een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een aanbieder van jeugdhulp met vierentwintig uursvoorziening (thans Gezinshuis [gezinshuis] in [plaats] of een soortgelijke instelling) te verlenen voor de duur van drie maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad heeft het verzoek als volgt onderbouwd. Er is sprake van een ontwikkelingsbedreiging, omdat [de minderjarige] in haar eerste maanden al veel heeft meegemaakt, waaronder veel ruzie en volwassenen die niet in haar behoeftes (zoals een schone luier of voeding) konden voorzien. Ook heeft zij met de moeder op verschillende plekken gewoond, met verschillende volwassenen die voor haar hebben gezorgd. [de minderjarige] lijkt een vertraagde motorische ontwikkeling te hebben. Het lukt de moeder nog niet om een beschikbare ouder te zijn voor [de minderjarige] . Zij wil graag voor [de minderjarige] zorgen, maar heeft moeite om in het belang van [de minderjarige] keuzes te maken. Zo heeft de moeder ervoor gekozen om een time-out te nemen van het gezinshuis en is zij tot op heden nog niet teruggegaan. Zij heeft geen eigen huis. De ouders zijn weer samen en de moeder verblijft nu bij de opa en oma vaderszijde (vz). [de minderjarige] ziet de moeder twee keer per week een hele dag, waarbij de moeder haar ophaalt uit het gezinshuis. Het lijkt voor de vader ook lastig om in te schatten wat de zorg voor [de minderjarige] betekent. Verder is er een risico met betrekking tot de epilepsie van de moeder. Ook lijkt de moeder aanwijzingen en tips moeizaam op te pakken, werkt zij onvoldoende mee aan de hulpverlening en treedt zij regelmatig uit contact. De hulpverlening in het vrijwillig kader komt onvoldoende van de grond, waardoor onvoldoende zicht is op (verbetering van) de opvoedvaardigheden van de moeder. Het vertrouwen ontbreekt dat zij de opvoeding van [de minderjarige] op zich kan nemen. Het is onduidelijk hoe de ouders op de momenten dat [de minderjarige] bij hen is voor haar zorgen. Zichtbaar is dat [de minderjarige] bijvoorbeeld te weinig lijkt te hebben gegeten en soms de dag na een omgangsdag bijna de hele dag slaapt.
3.3.
Een ondertoezichtstelling is noodzakelijk, omdat de hulp in het vrijwillig kader onvoldoende tot stand komt. De Raad acht een veilige, stabiele woonplek voor [de minderjarige] noodzakelijk, waar zij zich kan hechten aan een betrouwbare volwassene die oog heeft voor haar behoeftes. Het is dan ook van belang dat [de minderjarige] nog in het gezinshuis blijft wonen, waar het goed met haar gaat. De Raad heeft er geen vertrouwen in dat de moeder op dit moment over voldoende vaardigheden beschikt om voor [de minderjarige] te kunnen zorgen. De komende periode moet duidelijk worden wie blijvend voor [de minderjarige] kan zorgen, waar zij gaat opgroeien en wat de ouders hierin kunnen bieden. De Raad adviseert voor de uithuisplaatsing een periode van drie maanden, zodat duidelijk kan worden of er een passend aanbod is waar moeder en kind weer samen op een adres kunnen wonen, of dat voor [de minderjarige] een andere stabiele plek moet worden gezocht. Het zou mooi zijn als [de minderjarige] samen met de ouders bij de oma (vz) kan wonen, zoals door de ouders en oma (vz) ter zitting naar voren is gebracht. Er moet dan wel een gedegen plan komen.

4.De standpunten

4.1.
De GI staat achter het verzoek van de Raad. Het steunende netwerk om de ouders heen is positief, maar er zijn ook nog zorgen, waaronder het drukke leven van de moeder met werk en school en de onduidelijkheid over welke rol de vader gaat spelen. Het is belangrijk dat voor [de minderjarige] een voorspelbaar hechtingsfiguur komt. Middels regie van de GI moet worden onderzocht wat in haar belang is. Daarnaast is het goed dat [de minderjarige] in het gezinshuis blijft tot duidelijk is wat haalbaar is en er hulpverlening is. De GI acht een uithuisplaatsing voor een periode van drie maanden wel kort, vanwege de wachtlijsten en het feit dat er nog geen vaste jeugdzorgwerker is. [de minderjarige] kan wel alvast worden aangemeld voor de hulpverlening.
4.2.
Door en namens de moeder is aangevoerd dat zij instemt met een ondertoezichtstelling, maar verweer voert tegen een uithuisplaatsing. Zij heeft zich vrijwillig gewend tot hulpverlening in verband met haar epilepsie en het aanstaande moederschap. Door de onrustige thuissituatie en jonge leeftijd van de ouders hadden zij na de geboorte van [de minderjarige] meer hulp nodig. De moeder is op advies van het CJG en Stevig Ouderschap met [de minderjarige] bij het gezinshuis gaan wonen. Dit bleek niet de juiste plek door spanning en onjuiste begeleiding. De moeder nam een time out en mocht [de minderjarige] niet meer mee naar huis nemen. Ook kreeg zij slechts twee keer per week omgang aangeboden. Dit is niet haar eigen keuze. De periode bij het gezinshuis was een
wake up callen de moeder ziet in hoe zij beter voor [de minderjarige] kan zorgen, is beter bereikbaar voor de hulpverlening en voelt een liefdevolle band met [de minderjarige] . Ook heeft zij toekomstgerichte keuzes gemaakt. Ze werkt bij de Kiosk op station [station] en volgt een kappersopleiding. Zij wil zelfstandig voor [de minderjarige] kunnen zorgen. Momenteel wonen de ouders samen bij de oma (vz) en de oma (vz) is bereid om ook [de minderjarige] op te vangen. Opa en oma (mz) willen hierbij ondersteunen. De moeder staat ook open voor een ander moeder-kindhuis. Ook de moeder vindt hulpverlening nog nodig, maar een uithuisplaatsing is niet noodzakelijk en niet in het belang van de hechting van [de minderjarige] .
4.3.
De vader heeft aangegeven dat hij [de minderjarige] nog niet heeft erkend, maar dit wel wil. Hij wil ook een rol spelen in haar leven en is bereid alles te doen om daarvoor te zorgen. De ouders wonen praktisch al samen en de vader wil [de minderjarige] graag bij zich hebben. De vader heeft inmiddels een fulltime baan op [bedrijf] met onregelmatige tijden.
4.4.
Beide grootouders hebben op de zitting aangegeven graag de ouders en [de minderjarige] te willen ondersteunen en dat een uithuisplaatsing niet in het belang is van [de minderjarige] .

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.2.
De ontwikkeling van [de minderjarige] wordt ernstig bedreigd, omdat zij in haar jonge leven – [de minderjarige] is net één jaar geworden – al veel heeft meegemaakt. Beide ouders zijn jong ouder geworden van [de minderjarige] . De moeder heeft daardoor lange tijd moeite gehad om de behoeftes van [de minderjarige] voorop te stellen en was meer bezig met haar vriendinnen en uitgaan dan zorgen voor [de minderjarige] . Hulp in het vrijwillige kader is niet goed gegaan, omdat de moeder moeite had met zich houden aan regels en afspraken. Zij is vertrokken uit het gezinshuis en heeft [de minderjarige] daar gelaten. Dat is zorgelijk. Waar het de ouders eerder onvoldoende lukte om beschikbare ouders voor [de minderjarige] te zijn, hebben zij op de zitting aangegeven dat zij hun best zullen doen om de hulpverlening aan te nemen en de zorg voor [de minderjarige] te dragen. Het is goed dat de ouders nu inzien dat zij zich moeten inzetten in het belang van hun dochter. De eerste stappen daartoe zijn al gezet, de moeder heeft een baan en is begonnen met een nieuwe opleiding en de vader heeft ook een fulltime baan. Ook lijkt hun woonsituatie bij de oma (vz) stabiel. Gedurende de ondertoezichtstelling is noodzakelijk dat de GI zicht krijgt op de opvoedvaardigheden van de ouders en in kaart brengt wat voor hulpverlening nodig is. De ondertoezichtstelling zal worden toegewezen voor de periode van één jaar.
5.3.
De machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] is op dit moment nog noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding, onderzoek van haar geestelijke toestand en onderzoek van haar lichamelijke toestand. [2] [de minderjarige] verblijft op dit moment redelijk stabiel in het gezinshuis. Beide grootouders hebben zich bereid getoond om zich in te zetten voor een veilige en stabiele woon- en leefomgeving voor [de minderjarige] . Oma (vz) heeft zich bereid getoond om de ouders en [de minderjarige] op te vangen zolang nodig is en ook opa (mz) heeft zich bereid getoond om het gezin te ondersteunen. De GI zal met de ouders en grootouders op korte termijn in kaart moeten brengen of het reëel, haalbaar en in het belang van [de minderjarige] is om met haar ouders bij oma (vz) te wonen, waarbij de zorg voor [de minderjarige] – in elk geval de eerste periode – met de grootouders gedeeld zal worden. De kinderrechter acht het, totdat hierover meer duidelijkheid is noodzakelijk dat [de minderjarige] in het gezinshuis verblijft, nu het daar goed gaat en het een veilige en stabiele plek voor haar is. Een periode van drie maanden acht de kinderrechter daarvoor voldoende. De rechtbank geeft de GI uitdrukkelijk mee om voortvarend te handelen en de benodigde hulp snel in te zetten, zodat toegewerkt kan worden naar een thuisplaatsing van [de minderjarige] .
5.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt
[de minderjarige]onder toezicht van Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers met ingang van 18 september 2025 tot 18 september 2026;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige]in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 18 september 2025 tot 18 december 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2025 door mr. A.K. Mireku, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Brouwer als griffier, en op schrift gesteld op 3 oktober 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Amsterdam. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 BW.
2.Artikel 1:265b, eerste lid, BW.