ECLI:NL:RBNHO:2025:11551

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 september 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
HAA 25/370
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van UWV inzake loongerelateerde WGA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 september 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. J. de Groot, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door S. Gootjes. Eiseres, werkzaam als pedagogisch medewerker, heeft een beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 11 december 2024, waarin het bezwaar van haar werkgever tegen een eerder besluit van 26 juli 2024 ongegrond werd verklaard. Dit eerdere besluit betrof de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering aan eiseres per 28 augustus 2024, op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is, omdat zij zelf bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit en dit bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank legt uit dat volgens artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen beroep kan worden ingesteld door een belanghebbende die redelijkerwijs kan worden verweten geen bezwaar te hebben gemaakt. Eiseres had haar bezwaar te laat ingediend, waardoor het UWV dit bezwaar op 8 oktober 2024 niet-ontvankelijk verklaarde. Aangezien eiseres tegen dit besluit geen beroep heeft ingesteld, is het rechtens onaantastbaar geworden.

De rechtbank concludeert dat, nu het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk is verklaard, zij niet kan opkomen tegen de beslissing op het bezwaar van haar (ex-)werkgever. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres niet-ontvankelijk, wat betekent dat het beroep niet inhoudelijk wordt behandeld. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 25/370

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 september 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. de Groot),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: S. Gootjes).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Kinderopvang Baloe B.V. uit Wormer (werkgever). De derde-partij heeft aangegeven alleen de uitspraak te willen ontvangen.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het besluit van 11 december 2024 waarbij het UWV het bezwaar van werkgever tegen een besluit van 26 juli 2024 over de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering aan eiseres per 28 augustus 2024 op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid ongegrond heeft verklaard. Eiseres is het niet eens met het besluit. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiseres zelf bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit en dit bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard. Het beroep van eiseres wordt dus niet inhoudelijk beoordeeld. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Bij besluit van 26 juli 2024 (het primaire besluit) heeft het UWV op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) vanaf 28 augustus 2024 aan eiseres een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid.
2.1.
Bij besluit van 11 december 2024 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van werkgever ongegrond verklaard.
2.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
2.3.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 17 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

3. Eiseres was voor werkgever werkzaam als pedagogisch medewerker en is op 22 augustus 2022 uitgevallen. Naar aanleiding van een door eiseres ingediende WIA-aanvraag heeft er op 18 juli 2024 een spreekuur plaatsgevonden bij de arts. De arts heeft de beperkingen van eiseres, waaronder een urenbeperking van 2 uur per dag en 10 uur per week, vastgelegd in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 18 juli 2024. Op 26 juli 2024 heeft het UWV het primaire besluit genomen. Een afschrift hiervan is op dezelfde dag aan werkgever verzonden.
3.1.
Op 13 augustus 2024 heeft het Uwv een werkplan opgesteld. In het werkplan is onder meer vermeld dat de verzekeringsarts op 18 juli 2024 heeft vastgesteld dat eiseres beperkingen heeft voor werk, waaronder een urenbeperking van 2 uur per dag, 10 uur per week.
3.2.
Werkgever heeft op 29 augustus 2024 bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit en eiseres heeft op 11 september 2024 bezwaar gemaakt. In het bezwaar van eiseres staat dat het is gericht tegen het werkplan van 13 augustus 2024 en daarin is vermeld dat zij zich niet kan conformeren aan de opgestelde FML.
3.3.
In een brief van het UWV van 25 september 2024 aan de gemachtigde van eiseres is vermeld dat eiseres bezwaar maakt tegen de beslissing van 13 augustus 2024, maar dat uit het bezwaarschrift wordt opgemaakt dat het is gericht tegen de vastgestelde urenbeperking, wat een herhaling is van hetgeen is vermeld in de FML vastgesteld bij de WIA-beoordeling en dat de toekenningsbeslissing is afgegeven op 26 juli 2024. Verder is aangegeven dat eiseres tot en met 6 september 2024 de tijd had om bezwaar te maken, dat het UWV het bezwaarschrift op 13 september 2024 heeft ontvangen en eiseres is in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te laten weten waarom zij het bezwaar te laat heeft ingediend.
3.4.
Bij besluit van 8 oktober 2024 heeft het UWV het door eiseres ingediende bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, op de grond dat eiseres niet binnen de termijn van zes weken bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit en deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Verder is in dit besluit vermeld dat het werkplan waartegen eiseres bezwaar heeft gemaakt herhaalde informatie vermeldt die is vastgesteld bij de WIA beoordeling, wat heeft geresulteerd in het primaire besluit. Tegen het besluit van 8 oktober 2024 heeft eiseres geen beroep ingesteld.
3.5.
Bij het bestreden besluit, dat uitsluitend is gericht aan werkgever, heeft het UWV het bezwaar van werkgever tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Werkgever heeft tegen het bestreden besluit geen beroep ingesteld.
3.6.
Bij brief van 11 december 2024 heeft het UWV het bestreden besluit aan de gemachtigde van eiseres verzonden. In deze brief heeft het UWV het volgende vermeld:
“Het is mogelijk dat de (ex-)werkgever van uw client beroep instelt tegen de beslissing op bezwaar. Omdat uw cliënt ook belanghebbende bent bij deze beslissing, kan uw cliënt ook beroep instellen tegen de beslissing op bezwaar.Als u zelf geen bezwaar heeft gemaakt, loopt u echter het risico dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. Dat betekent dat het beroep dan niet verder wordt behandeld.”
3.7.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

Beoordeling door de rechtbank

4. Voorligt het beroep van eiseres tegen het besluit op bezwaar van 11 december 2024 waarbij het UWV het bezwaar van werkgever tegen het primaire besluit van 26 juli 2025 ongegrond heeft verklaard.
4.1.
Op grond van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank. Op grond van artikel 7:1, eerste lid, aanhef, van de Awb dient degene aan wie het recht is toegekend om beroep op een administratieve rechter in te stellen, daaraan voorafgaand bezwaar te maken. Op grond van artikel 6:13 van de Awb kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten geen bezwaar te hebben gemaakt.
4.2.
De rechtbank overweegt dat uit vaste jurisprudentie volgt dat het te laat maken van bezwaar op één lijn moet worden gesteld met het niet maken van bezwaar [1] . Dit betekent dat in deze zaak niet wordt voldaan aan de voorwaarde van artikel 6:13 van de Awb dat door eiseres (ontvankelijk) bezwaar is gemaakt tegen het primaire besluit. Bij beslissing op bezwaar van 8 oktober 2024 heeft het UWV het bezwaar van eiseres van 11 september 2024 tegen het primaire besluit (kennelijk) niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De rechtbank stelt vast dat eiseres tegen dat besluit geen beroep heeft ingesteld, waardoor dat besluit rechtens onaantastbaar is geworden. Hieruit volgt ook dat niet meer ter beoordeling voorligt of het werkplan is gericht op een zelfstandig rechtsgevolg. Hierop zag het besluit op bezwaar van 8 oktober 2024 en argumenten daartegen had eiseres kunnen aanvoeren in beroep tegen het aan haar gerichte besluit waarbij haar bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard en dat staat in deze procedure dan ook niet ter beoordeling.
4.3.
Nu het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk is verklaard, kan zij op grond van artikel 6:13 van de Awb niet opkomen tegen de beslissing op het bezwaar van haar (ex-)werkgever. Dit zou slechts anders zijn als eiseres ten gevolge van het bestreden besluit in een ongunstiger positie zou zijn geraakt. Nu het bezwaar van de (ex)werkgever ongegrond is verklaard, is hiervan geen sprake.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat het beroep niet inhoudelijk wordt behandeld. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Boomsma, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 29 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 27 februari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:571.