[verzoeker] verzoekt de kantonrechter:
I. voor recht te verklaren dat het door [verweerder] aan [verzoeker] gegeven ontslag op basis van het proeftijdbeding nietig en/of vernietigbaar is en dat [verweerder] de arbeidsovereenkomst onrechtmatig heeft beëindigd;
II. [verweerder] te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 13.000,00 bruto;
III. [verweerder] te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 2.038,76 bruto;
IV. [verweerder] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 30.000,00 netto;
V. [verweerder] te veroordelen tot betaling van het volledig overeengekomen salaris van
€ 2.500,00 bruto per maand vanaf 7 oktober 2024 tot en met 24 april 2025, met wettelijke verhoging en wettelijke rente;
VI. [verweerder] te veroordelen tot het verstrekken van salarisspecificaties over de bovenstaande periode, op straffe van een dwangsom;
VII. [verweerder] te veroordelen tot betaling van de vakantietoeslag en de vergoeding voor niet-genoten vakantiedagen zoals verschuldigd bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 6 april 2024 en zoals verschuldigd bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 24 april 2025;
VIII. [verweerder] te veroordelen tot het verstrekken van deugdelijke eindafrekeningen met betrekking tot de beëindigingen per 6 april 2024 en 24 april 2025, op straffe van een dwangsom;
IX. [verweerder] te veroordelen tot betaling van de proceskosten.