3.3.2Bewijsmotivering
De rechtbank heeft het volgende overwogen bij beantwoording van de vraag of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem ten laste gelegde feit.
Wat is er gebeurd?
Op 17 augustus 2023 heeft [slachtoffer] (hierna ook: aangever) aangifte gedaan van diefstal van zijn Rolex-horloge. Hij verklaart dat twee mannen rond 12:20 uur zijn kantoor binnen kwamen. De ene man richtte een vuurwapen op aangever en laadde het vuurwapen door. De andere man haalde ondertussen het horloge van de pols van aangever. Vervolgens verlieten de twee mannen het kantoor weer.
De verklaring van aangever dat zijn horloge is gestolen en dat hij daarbij is bedreigd, vindt geen
directebevestiging in andere bewijsmiddelen. Wel bevat het procesdossier een proces-verbaal waaruit blijkt dat het betreffende horloge een aantal maanden later is aangetroffen bij de doorzoeking van een woning (van een ander dan aangever) in Amsterdam. Dit ondersteunt naar het oordeel van de rechtbank de verklaring van aangever dat het horloge op 17 augustus 2023 is gestolen. Ten aanzien van de verklaring van aangever over het gebruik van een vuurwapen, overweegt de rechtbank als volgt. Het dossier bevat geen aanwijzingen voor het gebruik van fysiek geweld tegen aangever. De twee personen zijn blijkens de camerabeelden slechts één minuut in het kantoorpand van aangever geweest. In die minuut zijn zij in het pand een trap op en af gegaan naar de verdieping waar aangever zich bevond en hebben ze het horloge van de pols van aangever gehaald. Dit betekent dat de diefstal heel snel heeft kunnen plaatsvinden. Deze situatie past bij een diefstal waarbij een aangever dusdanig wordt bedreigd dat hij geen weerstand biedt tegen overvallers.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank de verklaring van aangever betrouwbaar en zal de rechtbank uitgaan van de juistheid van die verklaring: onder bedreiging is zijn horloge gestolen. Nu het voor die bedreiging gebruikte voorwerp niet gedetermineerd is, zal de rechtbank uitgaan van het gebruik van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
Was de verdachte betrokken bij de overval?
Bij beantwoording van de vraag of de verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de overval op aangever, heeft de rechtbank acht geslagen op de voor het bewijs te gebruiken dossierstukken met betrekking tot 1) door de verdachten gebruikte telefoonnummers en auto, 2) camerabeelden en het aantreffen van de verdachten en 3) reisbewegingen. Het gaat hierbij specifiek om 16 en 17 augustus 2023. In het navolgende zal de rechtbank nader op deze bewijsmiddelen ingaan en daaraan haar conclusies verbinden.
Ad 1 – Door de verdachten gebruikte telefoonnummers en auto
In het dossier bevinden zich bewijsmiddelen die zien op reisbewegingen van de auto met kenteken [kenteken] en van telefoons met de volgende telefoonnummers:
+ [telefoonnummer 1] (hierna: [telefoonnummer 1] ),
+ [telefoonnummer 2] (hierna: [telefoonnummer 2] ) en
+ [telefoonnummer 3] (hierna: [telefoonnummer 3] ).
Voordat op de reisbewegingen wordt ingegaan, beoordeelt de rechtbank eerst of deze auto en telefoonnummers door de verdachte (hierna ook: [verdachte] ) of zijn medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) werden gebruikt.
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij de gebruiker is van de auto met kenteken [kenteken] . De auto met kenteken [kenteken] is op 17 augustus 2023 rond 14:00 uur staande gehouden. [medeverdachte] was op dat moment de bestuurder van deze auto. Hieruit leidt de rechtbank af dat [medeverdachte] op 16 en 17 augustus 2023 de gebruiker van deze auto was.
Op 16 augustus 2023 is bij [bedrijf] een taxi van [plaats] naar Haarlem geboekt. Nummer [telefoonnummer 1] is het bij die boeking gebruikte telefoonnummer. De bij de boeking gebruikte naam ‘ [naam 1] ’ is één van de bijnamen van [verdachte] . [verdachte] heeft verklaard dat hij op 16 augustus 2023 met een taxi van [plaats] naar Haarlem is gereisd. Hieruit leidt de rechtbank af dat [verdachte] op 16 en 17 augustus 2023 de gebruiker van dit nummer was.
Nummer [telefoonnummer 2] reist op 16 augustus 2023, op hetzelfde moment als nummer [telefoonnummer 1] en genoemde taxi, van [plaats] naar Haarlem. Bovendien volgt uit onderzoek door de politie dat dit nummer in het verleden is gekoppeld aan de naam ‘ [naam 1] ’ en dat het nummer met name zendmasten aanstraalt die dekking geven aan het woonadres van [verdachte] . Hieruit leidt de rechtbank af dat [verdachte] op 16 en 17 augustus 2023 ook de gebruiker van dit nummer was.
Nummer [telefoonnummer 3] staat geregistreerd op het woonadres van [medeverdachte] . Het nummer staat op naam van diens moeder, maar zij is volgens [medeverdachte] niet de gebruiker van het nummer. Uit onderzoek door de politie volgt dat dit nummer in het verleden is gekoppeld aan de naam ‘ [naam 2] ’. De voornaam van [medeverdachte] is [naam 2] . Een onder [medeverdachte] inbeslaggenomen telefoon is onder meer op 16 en 17 augustus 2023 gebruikt met nummer [telefoonnummer 3] . Hieruit leidt de rechtbank af dat [medeverdachte] op 16 en 17 augustus 2023 de gebruiker van dit nummer was.
Samengevat gaat de rechtbank er in het navolgende van uit dat [medeverdachte] de gebruiker was van de auto met kenteken [kenteken] en telefoonnummer [telefoonnummer 3] en dat [verdachte] de gebruiker was van telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] .
Ad 2 – Camerabeelden en aantreffen verdachten
Beelden van verschillende camera’s in de omgeving van de plaats delict zijn door de politie uitgekeken. Uit de daarover opgemaakte processen-verbaal leidt de rechtbank het volgende af.
Ongeveer een half uur voor de overval rijdt de auto van [medeverdachte] door de straat van het kantoor van aangever. Een kwartier later wordt de auto geparkeerd op ongeveer 750 meter van het kantoor. Daar stappen drie personen uit de auto. Het signalement van twee van hen komt overeen met de latere overvallers. Bijzonder opvallend is dat zowel één van de overvallers als de bijrijder in de auto van [medeverdachte] een lichtblauw kledingstuk draagt onder zijn donkerkleurige jas. De bestuurder van de auto draagt een wit (de rechtbank begrijpt: lichtgekleurd) vest. De auto rijdt om 12:12 uur weg van de parkeerplaats, in de richting van het kantoor van aangever.
Gelet op deze bevindingen, in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot de conclusie dat NN01 en NN02 zich heel kort voor de overval in de auto van [medeverdachte] bevonden. Een derde persoon was de bestuurder van die auto.
Ongeveer anderhalf uur na de overval, rond 14:00 uur, is de auto van [medeverdachte] in [plaats] staande gehouden. Deze locatie is ongeveer één uur en tien minuten rijden vanaf de plaats delict. [medeverdachte] is op dat moment de bestuurder van de auto. Hij draagt een grijskleurig (de rechtbank begrijpt: lichtgekleurd) vest. In de auto zitten nog drie personen, waaronder [verdachte] . [verdachte] heeft donkere kleding aan.
Ad 3 – Reisbewegingen
Hiervoor onder ad 1 is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat [medeverdachte] de gebruiker was van telefoonnummer [telefoonnummer 3] en de auto met kenteken [kenteken] en dat [verdachte] de gebruiker was van telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] . De politie heeft onderzoek gedaan naar de reisbewegingen van deze telefoonnummers en auto op 16 en 17 augustus 2023. Uit de daarover opgemaakte processen-verbaal leidt de rechtbank het volgende af.
Op de ochtend van 16 augustus 2023 belt [verdachte] naar [medeverdachte] . Daarna reist [verdachte] naar Haarlem. Hij is daar in ieder geval tussen 11:23 uur en 15:30 uur. Vanuit Haarlem belt [verdachte] om 12:10 uur en om 12:42 uur naar [medeverdachte] . Kort hierna reist [medeverdachte] ook naar Haarlem. Tussen 13:58 uur en 14:15 uur maken de nummers van [medeverdachte] en [verdachte] gebruik van dezelfde zendmast. [medeverdachte] en [verdachte] hebben vervolgens tot 19:11 uur geen telefonisch contact meer. Om 15:02 en 15:18 uur straalt het nummer van [medeverdachte] zendmasten aan in de directe omgeving van de plaats delict. Vervolgens reizen [verdachte] en [medeverdachte] gelijktijdig en via dezelfde route naar [plaats] . Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat [medeverdachte] en [verdachte] elkaar in Haarlem hebben ontmoet, vervolgens naar de omgeving van het kantoor van aangever zijn gereden en daarna samen weer richting huis zijn gereden.
Op de ochtend van 17 augustus 2023 hebben [medeverdachte] en [verdachte] meerdere keren telefonisch contact. Zij zijn dan allebei nog in [plaats] . Vervolgens rijdt de auto van [medeverdachte] vanuit omgeving Rotterdam naar Haarlem, om enkele minuten voor de overval op ongeveer 70 meter van de plaats delict gezien te worden. Na de overval rijdt de auto via Amsterdam terug naar [plaats] . Zoals hiervoor al vermeld, is de auto van [medeverdachte] rond 14:00 uur in [plaats] staande gehouden en bevonden [medeverdachte] en [verdachte] zich toen in die auto. De op 17 augustus 2023 door de auto van [medeverdachte] afgelegde route is identiek aan de route die de auto op 16 augustus 2023 heeft afgelegd.
Gelet op bovenstaande bevindingen, in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte een rol heeft gespeeld bij de overval op aangever. De verdachte is één van de twee personen geweest die in het kantoor van aangever waren en hem hebben bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
Juridische duiding van de rol van de verdachte bij de overval
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Dit kan een gezamenlijke uitvoering zijn. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Op 16 augustus 2023, één dag voor de overval, zijn [medeverdachte] en [verdachte] samen in Haarlem, in de directe omgeving van het kantoorpand waar de overval zal plaatsvinden. Voorafgaand aan hun bezoek aan Haarlem, hebben zij telefonisch contact. Gelijktijdig en via dezelfde route reizen zij van Haarlem weer naar hun woonplaats [plaats] . De rechtbank overweegt dat deze gang van zaken, mede gelet op de gang van zaken de dag erna, niet anders kan worden geïnterpreteerd dan als een voorverkenning van de omgeving van het te overvallen kantoor. Deze voorverkenning voeren in ieder geval [medeverdachte] en [verdachte] gezamenlijk uit.
Op de ochtend van 17 augustus 2023 hebben [medeverdachte] en [verdachte] opnieuw telefonisch contact. [medeverdachte] en [verdachte] zijn vervolgens samen met in ieder geval één andere persoon in Haarlem. Zij verplaatsen zich in de auto van [medeverdachte] , die door [medeverdachte] wordt bestuurd. Na gezamenlijk door de straat van het te overvallen kantoor te zijn gereden, parkeert [medeverdachte] de auto in de buurt van het kantoor. De drie mannen stappen uit, om vervolgens enkele minuten later weer in te stappen en richting het kantoor te rijden. [medeverdachte] is ook dan de bestuurder. Vervolgens vindt de overval plaats, waarbij [verdachte] één van de twee personen is die het kantoor binnen gaan en de aangever bedreigen en bestelen van zijn horloge. In de auto van [medeverdachte] rijden zij weer terug richting [plaats] .
[medeverdachte] , [verdachte] en de nog onbekend gebleven tweede overvaller zijn op pad gegaan met een duidelijk gezamenlijk doel: het overvallen van het kantoor van aangever. Er was sprake van een duidelijke taakverdeling en de rollen van de verdachten waren inwisselbaar.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
Conclusie
Gelet op alle onder 3.3.2 genoemde feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot bewezenverklaring van het aan de verdachte ten laste gelegde feit. De rechtbank gaat dus voorbij aan de verklaring van de verdachte die kort gezegd inhoudt dat hij niet betrokken is geweest bij de overval, dat hij zijn sim-kaarten uitleent aan anderen en dat hij niet in Haarlem is geweest op 17 augustus 2023. Voor deze verklaring heeft de verdachte geen onderbouwing gegeven en de verklaring wordt – deels – door de bewijsmiddelen weerlegd.