In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 30 september 2025 een beschikking gegeven over een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze machtiging, omdat de minderjarige ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd door de verstoorde relatie tussen de ouders en hun persoonlijke problematiek, waaronder fors middelengebruik en partnergeweld. De minderjarige woont sinds oktober 2024 op vrijwillige basis bij haar grootouders aan vaderszijde, omdat de ouders niet in staat zijn om voor haar te zorgen. De kinderrechter heeft op 22 september 2025 al een voorlopige ondertoezichtstelling en spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend, en deze beslissing is nu bevestigd.
Tijdens de zitting op 30 september 2025 waren de moeder, de grootouders en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig. De vader is niet verschenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders belast zijn met het ouderlijk gezag, maar dat de situatie onveilig is voor de minderjarige. Het recente incident waarbij de vader de grootmoeder heeft bedreigd met een mes, heeft geleid tot de noodzaak van een formele machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de plaatsing bij de grootouders noodzakelijk is voor de veiligheid en ontwikkeling van de minderjarige.
De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De machtiging tot uithuisplaatsing is verleend tot 22 december 2025, en de kinderrechter heeft benadrukt dat het in het belang van de minderjarige is dat de omgang met haar ouders zo snel mogelijk wordt hervat, met inachtneming van veiligheidsafspraken.