ECLI:NL:RBNHO:2025:11751

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
C/15/346538 / HA ZA 23-656
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling op basis van rekening-courantverhouding afgewezen

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Oranjelaan Alkmaar B.V. en [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring]. Oranjelaan vorderde betaling van een bedrag van € 40.920,41 op basis van een veronderstelde rekening-courantverhouding. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor het bestaan van een dergelijke rekening-courantverhouding en dat de gedaagde partij niet hoofdelijk aansprakelijk was voor de vordering. De rechtbank wees de vorderingen van Oranjelaan af, omdat er geen deugdelijke rechtsgrond was voor de geldvordering. Tevens werden de vorderingen in de vrijwaringszaak afgewezen, omdat de grondslag voor deze vorderingen was komen te vervallen door de afwijzing van de hoofdzaak. De rechtbank heeft Oranjelaan veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die zijn begroot op € 3.931,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 1 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Vonnis van 1 oktober 2025
in de hoofdzaak met zaaknummer: C/15/346538 / HA ZA 23-656 van
ORANJELAAN ALKMAAR B.V.,
te Alkmaar,
eisende partij,
hierna te noemen: Oranjelaan,
advocaat: mr. E. Hoekstra,
tegen
[gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] ,
advocaat: mr. R. Winters,
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer C/15/351634 / HA ZA 24-219 van
[gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
advocaat: mr. R. Winters,
tegen
[gedaagde in vrijwaring],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde in vrijwaring] ,
niet verschenen.
De zaken in het kort
[gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] heeft een affectieve relatie gehad met [gedaagde in vrijwaring] . Oranjelaan stelt dat er een rekening-courantverhouding bestaat tussen Oranjelaan enerzijds en [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] en [gedaagde in vrijwaring] anderzijds en dat [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] op grond daarvan hoofdelijk aansprakelijk is voor een schuldbedrag van € 40.920,41. [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] betwist dat. De rechtbank oordeelt dat hoofdelijke aansprakelijkheid van [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] niet is komen vast te staan. Er is geen rekening-courantverhouding op grond waarvan [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] aan Oranjelaan moet betalen. Voor toewijzing van de geldvordering heeft Oranjelaan ook geen andere deugdelijke rechtsgrond aangevoerd.
Omdat de vorderingen in de hoofdzaak worden afgewezen, komt de grondslag te ontvallen aan de vorderingen die [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] heeft ingesteld in de vrijwaringszaak tegen [gedaagde in vrijwaring] . Die vorderingen worden daarom ook afgewezen.

1.De procedures

1.1.
Het verloop van de procedure in de hoofdzaak blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 november 2023 met producties 1-5;
- de conclusie van antwoord tevens houdende incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring met producties 1-6;
- de conclusie van antwoord in het vrijwaringsincident;
- het vonnis in incident van 10 april 2024, waarbij de rechtbank heeft toegestaan dat [gedaagde in vrijwaring] door [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] wordt gedagvaard;
- het tussenvonnis van 8 mei 2024, waarbij de rechtbank een mondelinge behandeling heeft bevolen;
- de akte overlegging aanvullende producties van de zijde van Oranjelaan met
producties 6-13;
- het e-mailbericht van 21 juli 2025 van de zijde van Oranjelaan met de ontbrekende digitale pagina 7 van productie 11.
1.2.
Het verloop van de procedure in de vrijwaringszaak blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 april 2024 met producties 1-2.
1.3.
Op 22 juli 2025 heeft de mondelinge behandeling van de hoofdzaak plaatsgevonden. Op de zitting zijn mr. E. Hoekstra voor Oranjelaan en [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] , bijgestaan door mr. R. Winters, verschenen.
1.4.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen in de hoofdzaak ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Mrs. Hoekstra en Winters hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die zij ter zitting aan de rechtbank hebben overgelegd en die daarmee onderdeel zijn geworden van de processtukken.
1.5.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank in overleg met partijen de hoofdzaak voor twee weken aangehouden voor partijberaad. Op de rol van
6 augustus 2025 hebben partijen in de hoofdzaak de rechtbank verzocht vonnis te wijzen.
1.6.
Ten slotte is in de hoofd- en vrijwaringszaak vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] heeft jarenlang een affectieve relatie gehad met [gedaagde in vrijwaring] .
2.2.
Op 11 juli 2008 hebben [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] en [gedaagde in vrijwaring] een samenlevingscontract gesloten. In dit contract is in artikel 3, lid 2, voor zover van belang, het volgende bepaald:
“Partijen verplichten zich naar evenredigheid van hun inkomen bij te dragen in de kosten van de gemeenschappelijke huishouding. (…)”
2.3.
[gedaagde in vrijwaring] is de dochter van de heer [bestuurder] (hierna: [bestuurder] ) die enig (middellijk) bestuurder en aandeelhouder van Oranjelaan is. Oranjelaan houdt zich bezig met detailhandel in kleding- en modeartikelen.
2.4.
Oranjelaan handelt (ook) onder de naam Kixx Kidswear. Kixx Kidswear is een fysieke kinderkledingwinkel in Alkmaar. [gedaagde in vrijwaring] is werknemer van Oranjelaan, werkzaam in de winkel.
2.5.
[gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] was sinds 2007 werkzaam bij Kixx International B.V. (hierna: Kixx International), een webwinkel in kleding en modeartikelen. Kixx International maakte onderdeel uit van de Kixx-groep, waar ook Oranjelaan (onder de handelsnaam Kixx Kidswear) toe behoort. Eigenaar van de Kixx-groep is [bestuurder] . Vanaf 1 november 2018 tot 31 december 2021 was [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] bestuurder van Kixx International.
2.6.
[gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] heeft in maart 2021 € 100.000,- geleend aan Kixx International.
2.7.
In 2022 is de affectieve relatie tussen [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] en [gedaagde in vrijwaring] beëindigd. De relatie tussen [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] en de [familie] is daarna verslechterd.
2.8.
[gedaagde in vrijwaring] is een gerechtelijke procedure tegen [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] gestart over de verdeling van vermogen na beëindiging van de relatie. Bij vonnis van 9 augustus 2023 heeft deze rechtbank [gedaagde in vrijwaring] gedeeltelijk in het gelijk gesteld.
2.9.
[gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] is een gerechtelijke procedure tegen Kixx International gestart om zijn lening terugbetaald te krijgen. Bij vonnis van 8 november 2023 heeft deze rechtbank de vordering van [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] toegewezen. Kixx International heeft daartegen hoger beroep ingesteld. Die procedure loopt nog.
2.10.
Oranjelaan is op haar beurt bij [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] een schuld uit een gestelde rekening-courantverhouding met Oranjelaan gaan opeisen. Bij brief van 25 juli 2023 heeft (de advocaat van) Oranjelaan [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] verzocht en zo nodig gesommeerd om uiterlijk per 15 september 2023 een bedrag van € 40.920,41 aan haar terug te betalen.
2.11.
[gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] heeft bij brief van 21 augustus 2023 het bestaan van de gestelde rekening-courantverhouding betwist en daarbij weersproken een bedrag van € 40.920,41 schuldig te zijn aan Oranjelaan. Oranjelaan heeft daarop bij e-mail van 22 augustus 2023 gereageerd. In aansluiting daarop heeft Oranjelaan per e-mail van 4 oktober 2023 de mutaties van de rekening-courant van 2016 tot en met 2022, alsmede de jaarrekening 2021 van Oranjelaan aan [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] gestuurd. [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] heeft niet gereageerd.
2.12.
Na verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft Oranjelaan op 23 oktober 2023 conservatoir beslag op de woning van [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] in [woonplaats] laten leggen en [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] vervolgens op 2 november 2023 gedagvaard.

3.Het geschil

in de hoofdzaak
3.1.
Oranjelaan vordert - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] veroordeelt om aan Oranjelaan te betalen een bedrag van € 40.920,41, te vermeerderen met de wettelijke rente;
II. [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] veroordeelt om aan Oranjelaan te betalen een bedrag van € 1.184,21 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
III. [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] veroordeelt om aan Oranjelaan de door haar gemaakte beslagkosten te betalen;
IV. [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] veroordeelt in de (na)kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Oranjelaan legt aan haar vorderingen, samengevat, het volgende ten grondslag. Tussen Oranjelaan enerzijds en [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] en [gedaagde in vrijwaring] anderzijds bestaat al enige jaren een schuldverhouding in rekening-courant. Het saldo van deze schuld bedroeg per 1 juli 2023 een bedrag van € 40.920,41. [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] en [gedaagde in vrijwaring] zijn samen hoofdelijk verbonden medeschuldenaren waar het betreft de terugbetalingsverplichting van deze schuld. Voor de terugbetaling van de schuld zijn geen concrete afspraken gemaakt waardoor de schuld in beginsel direct opeisbaar is. Oranjelaan heeft in juli 2023 besloten om tot opeising van € 40.920,41 over te gaan, mede gezien het feit dat de verstandhouding met [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] al enige tijd is gebrouilleerd. Door (terug)betaling van dit bedrag te weigeren is [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de bestaande rekening-courantverhouding (artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). Het niet opvolgen van herhaalde betalingsverzoeken door [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] levert bovendien een onrechtmatige daad op als bedoeld in artikel 6:162 BW ten opzichte van Oranjelaan.
3.3.
[gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] voert verweer. Primair betoogt [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] dat er geen rekening-courantverhouding tussen hem en Oranjelaan bestaat. Oranjelaan heeft geen schriftelijke rekening-courantovereenkomst overgelegd, noch enige andere toereikende onderbouwing gegeven waaruit dat blijkt. Subsidiair voert [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] aan dat hij de privé-uitgaven die uit de grootboekkaarten van Oranjelaan blijken niet heeft gedaan en ook niet heeft kunnen doen. [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] was namelijk geen bestuurder, aandeelhouder of werknemer van Oranjelaan. Hij had ook geen bankpas van Oranjelaan. [gedaagde in vrijwaring] had die bankpas wel en uit de grootboekkaarten blijkt duidelijk dat zij de opgevoerde privé-uitgaven ten laste van Oranjelaan heeft gedaan. Oranjelaan heeft op geen enkele wijze onderbouwd waarom [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] hoofdelijk aansprakelijk zou zijn voor die door [gedaagde in vrijwaring] gedane privé-uitgaven (zoals kapper/Rituals/tanken [gedaagde in vrijwaring] ). Dat zou volgens [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] ook in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid. [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Oranjelaan, met veroordeling van Oranjelaan in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in de vrijwaringszaak
3.5.
[gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] vordert - samengevat - dat, in het geval hij in de hoofdzaak tot enige betaling aan Oranjelaan wordt veroordeeld, de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde in vrijwaring] gelijktijdig veroordeelt tot betaling aan [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] van al datgene waartoe [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] in de hoofdzaak wordt veroordeeld, met inbegrip van de verschuldigde proceskosten en met veroordeling van [gedaagde in vrijwaring] in de (na)kosten van het geding in de vrijwaringszaak, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.6.
[gedaagde in vrijwaring] is niet bij advocaat verschenen.

4.De beoordeling

in de hoofdzaak
4.1.
Niet in geschil is dat er jarenlang privé-uitgaven zijn gedaan ten laste van Oranjelaan die in rekening-courant zijn geboekt. Het gaat om een saldo van € 40.920,41 per 1 juli 2023. Centraal staat de vraag wie jegens Oranjelaan aansprakelijk is voor deze rekening-courantschuld: [gedaagde in vrijwaring] of [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] en [gedaagde in vrijwaring] samen, hoofdelijk.
4.2.
Oranjelaan baseert haar vordering tot terugbetaling van het gehele schuldbedrag op hoofdelijke aansprakelijkheid van [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] . Anders dan Oranjelaan is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] hoofdelijk aansprakelijk is voor betaling van de rekening-courantschuld. Dit licht zij hierna toe.
4.3.
Vaststaat dat [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] zich niet door middel van een formele, schriftelijke rekening-courantovereenkomst heeft verbonden jegens Oranjelaan, zodat hooguit kan blijken van zodanige feiten of omstandigheden dat moet worden geconcludeerd dat [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] zich jegens Oranjelaan op een andere manier (al dan niet stilzwijgend) heeft verbonden en op grond daarvan is gehouden de rekening-courantschuld (geheel of gedeeltelijk) voor zijn rekening te nemen. [1] Wat Oranjelaan in dat verband heeft aangevoerd, acht de rechtbank onvoldoende. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
4.4.
Dat de naam van [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] - naast die van [gedaagde in vrijwaring] - jarenlang is vermeld in de rekening-courantspecificaties in de grootboekkaarten van Oranjelaan en bij het saldo van de rekening-courant in de jaarrekeningen van Oranjelaan maakt op zichzelf niet dat sprake is van hoofdelijke verbondenheid van [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] jegens Oranjelaan. [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] was werkzaam voor Kixx International en enige tijd bestuurder van deze vennootschap. Hij vervulde echter geen officiële functie bij Oranjelaan: hij had geen dienstverband of een bestuursfunctie bij die vennootschap. Er is alleen komen vast te staan dat hij af en toe wat hand- en spandiensten verleende aan de Kixx Kidswear-winkel en daarmee aan Oranjelaan. Zo gaf hij de kas- en voorraadcijfers van de winkel door aan de accountant, gelet op de e-mailwisseling tussen hem en accountantskantoor Phidra (producties 6-8 van Oranjelaan). Daaruit blijkt niet dat [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] verantwoordelijk was voor de boekhouding en betalingen van Oranjelaan, anders dan Oranjelaan stelt.
4.5.
Dat [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] jaarlijks de jaarrekeningen van Oranjelaan ontving - zodat hij de daarin vermelde rekening-courantschuld met zijn tenaamstelling kon zien en tegen een foutieve verwerking bezwaar kon maken - heeft Oranjelaan tegenover de gemotiveerde betwisting door [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] onvoldoende onderbouwd. Uit de door Oranjelaan overgelegde productie 9, zijnde een e-mail van Phidra van 14 december 2020 met toezending van de concepten van de rapporten 2019 van Kixx International en Oranjelaan aan [bestuurder] en [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] , blijkt dat niet. Het lag ook niet op de weg van [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] , gezien zijn rol binnen de Kixx-groep, om te kijken wat er precies in de grootboekkaarten en jaarrekeningen van Oranjelaan over betalingen stond vermeld en om daartegen bezwaar te maken. De enkele tenaamstelling van [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] bij een rekening-courantschuld in deze stukken vindt de rechtbank daarom onvoldoende om een stilzwijgende verbondenheid van hem jegens Oranjelaan aan te nemen.
4.6.
Oranjelaan stelt verder dat [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] de rekening-courantschuld in zijn aangifte inkomstenbelasting (hierna: IB) heeft opgevoerd. Ter onderbouwing van deze stelling heeft Oranjelaan verwezen naar de aangifte IB 2022 van [gedaagde in vrijwaring] waarin deze schuld is opgenomen. Volgens Oranjelaan was de aangifte van [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] feitelijk identiek, gezien het feit dat zij fiscaal partners waren en gezamenlijk aangifte deden.
4.6.1.
[gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] heeft ter zitting verklaard dat het zou kunnen dat de rekening-courantschuld in zijn IB aangifte door de accountant was opgenomen. Oranjelaan heeft echter onvoldoende inzichtelijk gemaakt en onderbouwd dat een dergelijke opgave in een aangifte van fiscale partners ook betekent dat [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] erkent dat hij een eigen verbondenheid heeft jegens Oranjelaan, te weten door middel van een eigen rekening-courantverhouding. Daartoe is mede van belang dat in de IB aangifte van [gedaagde in vrijwaring] de woning, waarvan vast staat dat die eigendom was en is van (alleen) [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] , is opgenomen als één van de bezittingen.
4.7.
Oranjelaan beroept zich ter onderbouwing van de gestelde hoofdelijkheid van [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] verder op artikel 7 van de partnerschapsvoorwaarden die [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] en [gedaagde in vrijwaring] op 23 oktober 2014 zijn overeengekomen. Daaruit blijkt volgens Oranjelaan dat [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] en [gedaagde in vrijwaring] een gemeenschappelijke huishouding voerden en dus gezamenlijk hebben geconsumeerd ten laste van Oranjelaan.
4.7.1.
Dit beroep slaagt niet. Ter zitting is gebleken dat de partnerschapsvoorwaarden met het oog op het aangaan van een geregistreerd partnerschap zijn opgesteld, maar nooit zijn gaan gelden omdat een geregistreerd partnerschap er niet van is gekomen. Daarom is het samenlevingscontract, opgesteld op 11 juli 2008, van belang dat in artikel 3 ook een regeling over de gemeenschappelijke huishouding bevat. Die regeling gaat echter alleen over de interne verhouding tussen [gedaagde in vrijwaring] en [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] . Daaruit kan geen (stilzwijgende) verbondenheid volgen van [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] jegens een derde, zoals Oranjelaan.
4.8.
Voor zover Oranjelaan stelt dat [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] met zijn brief aan [bestuurder] (overgelegd als productie 12) de rekening-courantschuld erkende, verwerpt de rechtbank deze stelling. De rechtbank legt hierna uit waarom.
4.8.1.
[gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] heeft aangevoerd dat deze (ongedateerde en niet ondertekende) brief een conceptbrief is die door de advocaat van [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] was opgesteld en per abuis als bijlage met een mail is verzonden aan [bestuurder] . Er worden daarin ‘openstaande geldbedragen’ genoemd die nog moesten worden gecompenseerd, totaal € 28.528,48, wat [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] kennelijk aan [bestuurder] verschuldigd was. Daaruit blijkt echter niet dat het gaat om een rekening-courantschuld aan Oranjelaan, wat [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] betwist. Dat ligt ook niet voor de hand, nu [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] de bedragen verrekent met de door hem verstrekte geldlening aan Kixx International van € 100.000,-. Die bedragen lijken dus veeleer te zien op schulden aan Kixx International. Het ligt op de weg van Oranjelaan, op wie in deze de stelplicht en bewijslast rust, om gespecificeerd aan te geven waaruit de bedragen bestaan die [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] op de lening in mindering heeft gebracht. Dat heeft Oranjelaan niet gedaan. Daarom kan in rechte niet worden aangenomen dat de (concept)brief van [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] een erkenning van een rekening-courantschuld aan Oranjelaan bevat.
4.9.
De door Oranjelaan als productie 13 overgelegde verklaring van [gedaagde in vrijwaring] dat zij samen met [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] de uitgaven heeft gedaan en ook de rekening-courantschuld zou terugbetalen, leidt niet tot een ander oordeel. De verklaring bevat uitsluitend stellingen van [gedaagde in vrijwaring] die niet nader zijn onderbouwd. Daaruit volgt niet dat [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] zich jegens Oranjelaan heeft verbonden tot terugbetaling of anderszins daartoe is gehouden. Voor bewijslevering is in dit kader geen plaats, omdat de stellingen van Oranjelaan onvoldoende zijn onderbouwd.
Conclusie primaire grondslag vordering (het bestaan van een rekening-courantverhouding)
4.10.
Het voorgaande leidt ertoe dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] formeel of materieel heeft te gelden als (contractueel) schuldenaar van Oranjelaan uit hoofde van een rekening-courantverhouding. [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] kan dan ook niet zijn tekortgeschoten in de nakoming van een verbintenis jegens Oranjelaan. De primaire grondslag voor de vordering van Oranjelaan slaagt dus niet.
De andere grondslagen van de vordering
4.11.
Oranjelaan grondt haar vordering tegen [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] subsidiair op onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 BW. Volgens Oranjelaan heeft [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] onrechtmatig gehandeld door ondanks verzoek en sommatie geen opvolging te geven aan haar herhaalde betalingsverzoeken. Daarnaast heeft [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] onrechtmatig gehandeld door in strijd met de op hem rustende maatschappelijke zorgvuldigheid jarenlang ten laste van Oranjelaan privé-uitgaven te (laten) doen, aldus Oranjelaan.
4.11.1.
Dit betoog slaagt niet. De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat er geen (contractuele) verhouding is tussen Oranjelaan en [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] waaruit een betalingsverplichting voor [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] volgt. [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] hoefde dan ook geen gevolg te geven aan de betalingsverzoeken van Oranjelaan, zodat in zoverre van onrechtmatig handelen geen sprake is.
Verder heeft [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] gemotiveerd betwist dat hij jarenlang privé-uitgaven ten laste van Oranjelaan heeft gedaan. Gelet op deze betwisting lag het op de weg van Oranjelaan haar geldvordering nader te onderbouwen. Dat heeft zij niet gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom niet komen vast te staan dat [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] ten laste van Oranjelaan de opgevoerde privé-uitgaven heeft gedaan of (via [gedaagde in vrijwaring] ) heeft laten doen, en daarmee onrechtmatig jegens Oranjelaan heeft gehandeld.
4.12.
Ter zitting heeft Oranjelaan haar grondslagen van de vordering aangevuld. Zij heeft haar vordering ook gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking (artikel 6:212 BW) en op onverschuldigde betaling (artikel 6:203 BW).
4.12.1.
Deze grondslagen falen. Oranjelaan gaat er van uit dat [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] is verrijkt doordat hij jarenlang privé-uitgaven heeft gedaan die (indirect) door Oranjelaan zijn betaald. Dat dit laatste feitelijk het geval is geweest, is echter niet komen vast te staan, zoals hiervoor geoordeeld.
4.13.
Tot slot stelt Oranjelaan dat de redelijkheid in dit geval gebiedt dat [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] de gemeenschappelijke schuld aan Oranjelaan terugbetaalt. Schuldeiser en schuldenaar zijn namelijk verplicht om zich jegens elkaar te gedragen naar redelijkheid en billijkheid, aldus Oranjelaan.
4.13.1.
Ook deze grondslag voor de vordering is niet deugdelijk, omdat [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] - zoals gezegd - geen schuldenaar van Oranjelaan is.
Slotsom
4.14.
De slotsom is dat op grond van voormelde juridische grondslagen voor [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] geen verplichting bestaat tot betaling van € 40.920,41 aan Oranjelaan. Ook de nevenvorderingen tot betaling van rente, buitengerechtelijke incassokosten en beslagkosten, die afhankelijk zijn van het welslagen van de daaraan voorafgaande hoofdvordering, falen.
Wat partijen verder nog hebben aangevoerd behoeft geen bespreking meer.
Proceskosten
4.15.
Oranjelaan is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] worden begroot op:
- griffierecht
1.325,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.931,00
in de vrijwaringszaak
4.16.
De vorderingen in de hoofdzaak tegen [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] zijn niet toewijsbaar. Daarmee komt de grondslag aan de vorderingen van [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] in de vrijwaringszaak te ontvallen. Die vorderingen moeten dan ook worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak 23-656
5.1.
wijst de vorderingen van Oranjelaan af,
5.2.
veroordeelt Oranjelaan in de proceskosten van € 3.931,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Oranjelaan niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
in de vrijwaringszaak 24-219
5.3.
wijst de vorderingen van [gedaagde in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Auwerda en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2025.
ST/SA

Voetnoten

1.Gerechtshof Amsterdam 19 november 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:3183.