ECLI:NL:RBNHO:2025:11753

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
C/15/362564 / HA ZA 25-107
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de echtelijke woning na echtscheiding met internationale elementen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 8 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw en een man over de verdeling van de echtelijke woning na hun echtscheiding. Partijen, die op 11 juli 1988 in Turkije zijn getrouwd, hebben gezamenlijk een woning gekocht in Nederland, waar zij na hun huwelijk zijn gaan wonen. De vrouw heeft in 2012 in Duitsland gewoond en de echtscheiding is op 6 mei 2015 door een Duits gerecht uitgesproken. De vrouw vordert dat de man de echtelijke woning kan overnemen, onder bepaalde voorwaarden, en dat de woning verkocht moet worden als de man hier niet binnen een bepaalde termijn in slaagt. De man heeft in reconventie een soortgelijke vordering ingesteld, maar met een langere termijn voor de overname.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de man de woning kan overnemen, mits hij de vrouw ontslaat uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening. Indien de man niet binnen drie maanden na de taxatiedatum de woning overneemt, moet deze te koop worden aangeboden. De rechtbank heeft ook bepaald dat de kosten van de taxatie door beide partijen gezamenlijk gedragen moeten worden. De rechtbank heeft de vorderingen van beide partijen beoordeeld en heeft de wijze van verdeling van de echtelijke woning gelast, waarbij de belangen van beide partijen in overweging zijn genomen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/362564 / HA ZA 25-107
Vonnis van 8 oktober 2025 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. K. Tülü,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. R.A. Dayala.
De zaak in het kort
Partijen waren getrouwd met elkaar. Zij hebben allebei vorderingen ingesteld met betrekking tot de verdeling van de echtelijke woning waarvan zij gezamenlijk eigenaar zijn.
De rechtbank gelast de wijze van verdeling. Zij oordeelt dat de woning aan de man wordt toebedeeld onder opschortende voorwaarden. Als de man er niet in slaagt de woning binnen de daarvoor gegeven termijn over te nemen, moet de woning worden verkocht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 februari 2025 met producties 1-5
- de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie
- de conclusie van antwoord in reconventie
- het tussenvonnis van 25 juni 2025, waarbij de rechtbank een mondelinge behandeling heeft bevolen
- het bericht van 1 september 2025 van de zijde van de man met een productie.
1.2.
Op 2 september 2025 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Op de zitting zijn verschenen de man, bijgestaan door mr. R.A. Dayala, en namens de vrouw mr. K. Tülü.
1.3.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de zaak voor twee weken aangehouden voor partijberaad. Op de rol van 17 september 2025 hebben partijen de rechtbank bericht dat het niet is gelukt om een minnelijke regeling te treffen en hebben zij de rechtbank verzocht om vonnis te wijzen.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 11 juli 1988 in Aksaray (Turkije) getrouwd. Op dat moment hadden zij beiden de Turkse nationaliteit.
2.2.
Partijen zijn na de huwelijkssluiting in Nederland gaan wonen en hebben beiden ook de Nederlandse nationaliteit gekregen. Uit het huwelijk zijn drie kinderen geboren.
2.3.
In 2002 hebben partijen samen een woning gekocht aan de [adres] ( [postcode] ) te [woonplaats] (hierna: de echtelijke woning). Op de echtelijke woning rust een hypothecaire geldlening bij ING Bank N.V.
2.4.
In 2012 is de vrouw in Duitsland gaan wonen. Op 6 mei 2015 heeft het Amtsgericht Solingen ( Duitsland ) de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
2.5.
De man is in de echtelijke woning blijven wonen.
2.6.
De vrouw wenst dat nu tot verdeling van de echtelijke woning wordt overgegaan.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De vrouw vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. bepaalt dat de man binnen drie maanden na het te wijzen vonnis de echtelijke woning kan overnemen tegen uitkoop van de vrouw, onder de voorwaarde dat de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld wordt ontslagen en de man de kosten van de taxatie zal voldoen;
II. indien de man niet binnen de termijn van drie maanden tot overname van de echtelijke woning is overgegaan onder ontslag uit hoofdelijke aansprakelijkheid,
a. bepaalt dat de echtelijke woning aan een derde zal worden verkocht en overgedragen;
b. de man veroordeelt zijn volledige medewerking te verlenen aan de verkoop en de juridische levering van de echtelijke woning aan een derde binnen een door de rechtbank te bepalen termijn;
c. bepaalt dat de echtelijke woning te koop zal worden aangeboden via een door beide partijen in gezamenlijk overleg aan te wijzen NVM-makelaar, dan wel, bij gebreke van overeenstemming binnen twee weken na dit vonnis, een door de vrouw aan te wijzen NVM-makelaar;
d. bepaalt dat partijen binnen twee weken na het te wijzen vonnis gezamenlijk opdracht zullen geven aan een NVM-makelaar om de echtelijke woning te laten taxeren en, indien partijen hierover geen overeenstemming bereiken, de vrouw bevoegd is deze opdracht zelfstandig te verstrekken;
e. de vrouw machtigt de verkoop van de echtelijke woning ter hand te nemen en namens partijen alle noodzakelijke handelingen te verrichten om de verkoop te bewerkstelligen, waaronder het laten taxeren, het te koop zetten van de echtelijke woning, het accepteren van een bod en het tekenen van de (voorlopige) koopovereenkomst;
f. bepaalt dat, indien de man weigert zijn medewerking te verlenen aan de verkoop, de vrouw als zijn vertegenwoordiger wordt aangewezen op grond van artikel 3:300 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW), dan wel dat het vonnis in de plaats treedt van de benodigde wilsverklaring en medewerking van de man op grond van artikel 3:300 lid 2 BW;
g. bepaalt dat de netto-verkoopopbrengst van de echtelijke woning (na aftrek van verkoopkosten en eventuele hypothecaire verplichtingen) bij helfte tussen partijen zal worden verdeeld, dan wel een andere verdeling vaststelt die de rechtbank in goede justitie passend acht.
3.2.
De man voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
De man vordert dat de rechtbank bij vonnis:
I. bepaalt dat de man binnen zes maanden na het te wijzen vonnis de echtelijke woning kan overnemen tegen uitkoop van de vrouw, onder de voorwaarde dat de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld wordt ontslagen en partijen de kosten van de taxatie, gevalideerd door NWWI, bij helfte zullen voldoen;
II. indien de man niet binnen zes maanden tot overname van de echtelijke woning is overgegaan onder ontslag uit hoofdelijke aansprakelijkheid:
a. bepaalt dat de echtelijke woning aan derde zal worden verkocht en overgedragen;
b. de vrouw veroordeelt haar volledige medewerking te verlenen aan de verkoop en juridische levering van de echtelijke woning aan een derde binnen door de rechtbank te bepalen termijn;
c. bepaalt dat de echtelijke woning te koop zal worden aangeboden via een door beide partijen in gezamenlijk overleg aan te wijzen NVM-makelaar, dan wel, bij gebreke van overeenstemming binnen twee weken na dit vonnis, een door de man aan te wijzen NVM-makelaar;
d. bepaalt dat partijen binnen twee weken na dit vonnis gezamenlijk opdracht zullen geven aan een taxateur om een NWWI gevalideerd taxatierapport op te stellen en, indien partijen hierover geen overeenstemming bereiken, de man bevoegd is deze opdracht zelfstandig te verstrekken;
e. de man machtigt de verkoop van de echtelijke woning ter hand te nemen en namens partijen alle noodzakelijke handelingen te verrichten om de verkoop te bewerkstelligen, waaronder het laten taxeren, het te koop zetten van de echtelijke woning, het accepteren van een bod en het tekenen van de (voorlopige) koopovereenkomst;
f. bepaalt dat, indien de vrouw weigert haar medewerking te verlenen aan de verkoop, de man als haar vertegenwoordiger wordt aangewezen op grond van artikel 3:300 lid 1 BW, dan wel dat het vonnis in de plaats treedt van de benodigde wilsverklaring en medewerking van de vrouw op grond van artikel 3:300 lid 2 BW;
g. bepaalt dat netto-opbrengst van de echtelijke woning (na aftrek van verkoopkosten en eventuele hypothecaire verplichtingen) bij helfte tussen partijen zal worden verdeeld, met dien verstande dat de kosten die de man in de jaren heeft besteed aan investeringen in de echtelijke woning, begroot op € 35.000,-, tussen partijen worden verrekend, dan wel een andere verdeling vaststelt die de rechtbank in goede justitie passend acht.
3.5.
De vrouw voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank zal zich eerst uitlaten over de rechtsmacht en het toepasselijk recht, omdat deze zaak een internationaal karakter draagt. De woonplaats van de vrouw is in Duitsland en partijen zijn in Turkije getrouwd. Daarna zullen de vorderingen in conventie en in reconventie gezamenlijk worden beoordeeld. Deze vorderingen hebben namelijk alle betrekking op de verdeling van de echtelijke woning waarvan partijen gezamenlijk eigenaar zijn.
in conventie en in reconventie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.2.
Omdat de man als gedaagde partij in conventie zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft, komt aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toe met betrekking tot de vorderingen tot verdeling van de echtelijke woning. Partijen gaan daar ook van uit.
4.3.
Verder is de rechtbank (met partijen) van oordeel dat het Nederlands recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van partijen, omdat zij vóór het sluiten van het huwelijk op 11 juli 1988 geen ander toepasselijk recht hebben aangewezen, zij hun eerste gewone verblijfplaats na de huwelijksvoltrekking in Nederland hebben gevestigd en zij beiden bovendien (mede) de Nederlandse nationaliteit hebben.
De rechtbank zal daarom naar Nederlands recht beslissen over (de wijze van) verdeling van de echtelijke woning.
Uitgangspunten Nederlands recht
4.4.
Het Nederlandse recht kende in 1988 nog de wettelijke algehele gemeenschap van goederen. Niet gesteld of gebleken is dat partijen bij huwelijkse voorwaarden een daarvan afwijkend huwelijksgoederenregime zijn overeengekomen, zodat de rechtbank ervan uit gaat dat door het huwelijk van partijen een wettelijke algehele gemeenschap van goederen is ontstaan. Daarbij geldt als uitgangspunt dat ieder van partijen recht heeft op de helft van de waarde van de goederen en ieder van hen de helft van de schulden zal moeten dragen. Voor de waarde van de goederen geldt dat de rechtbank in beginsel kijkt naar de waarde die de goederen hebben op het moment van feitelijke verdeling.
4.5.
Volgens vaste rechtspraak is verder uitgangspunt dat, indien de deelgenoten in een gemeenschap over een verdeling niet tot (volledige) overeenstemming kunnen komen, zoals hier het geval is, de rechter bij het vaststellen van (de wijze van) de verdeling op de voet van artikel 3:185 BW een grote mate van vrijheid geniet en niet is gebonden aan wat partijen over en weer hebben gevorderd. Wel dient de rechter naar redelijkheid rekening te houden met de belangen van partijen en het algemeen belang. Het komt daarom aan op een weging van de wederzijdse belangen.
De echtelijke woning en de daaraan gekoppelde hypothecaire geldlening
4.6.
Partijen zijn het erover eens dat de man de gelegenheid krijgt om de echtelijke woning over te nemen. De man heeft ter zitting gesteld dat hij met behulp van financiering door zijn neef de vrouw kan uitkopen. Gelet hierop zal de rechtbank de echtelijke woning aan de man toedelen. Toedeling zal plaatsvinden onder de opschortende voorwaarde dat de man in staat is de vrouw te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de aan de echtelijke woning verbonden hypothecaire geldlening en dat de eventuele over- of onderwaarde van de echtelijke woning bij helfte wordt gedeeld dan wel gedragen. De rechtbank verstaat onder het begrip over- en onderwaarde de waarde van de echtelijke woning minus de uitstaande hypothecaire lening en te vermeerderen met (een) eventueel aan de hypothecaire lening verbonden polis(sen). Kennelijk is er - zo bleek ter zitting - een spaarpolis aan de hypotheek verbonden.
4.7.
Partijen hebben zich niet uitgelaten over de waarde van de echtelijke woning. Zij gaan er beiden van uit dat een gezamenlijk in te schakelen taxateur de waarde zal bepalen. Ter zitting hebben partijen desgevraagd verklaard dat deze taxateur/makelaar de waarde van de echtelijke woning bindend voor hen mag vaststellen. De rechtbank zal daarom het volgende bepalen.
  • In opdracht van partijen gezamenlijk moet een taxatie van de echtelijke woning plaatsvinden. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de waarde moet worden bepaald tegen het moment gelegen zo dicht mogelijk tegen het moment van feitelijke verdeling (de huidige marktwaarde).
  • Als het partijen niet lukt om gezamenlijk een taxateur aan te wijzen, dient de man binnen één week na de datum van dit vonnis drie taxateurs aan de vrouw voor te stellen waaruit de vrouw binnen één week een taxateur dient te kiezen. Binnen één week nadien dienen partijen deze taxateur een opdracht tot taxatie van de echtelijke woning te verstrekken.
  • Als de vrouw geen keuze maakt, mag de man zelfstandig één van drie taxateurs benaderen.
  • Beide partijen mogen bij de taxatie aanwezig zijn en de door de taxateur vastgestelde waarde is, zoals hiervoor overwogen, bindend tussen partijen.
  • De kosten van de taxatie dienen partijen bij helfte te dragen.
  • De man heeft tot drie maanden na de taxatiedatum de gelegenheid om de overname van de echtelijke woning te financieren en de vrouw te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening. De rechtbank vindt deze termijn na weging van de wederzijdse belangen redelijk.
  • Als de echtelijke woning aan de man wordt toebedeeld, dient hij de kosten in verband daarmee te dragen.
4.8.
Indien de man er niet in slaagt de echtelijke woning uiterlijk drie maanden na de taxatiedatum over te nemen, moet de woning te koop worden gezet bij de makelaar die de taxatie van de woning heeft verricht. Partijen moeten gezamenlijk een verkoopopdracht verstrekken aan deze makelaar. Zij zijn gehouden de adviezen van de makelaar op te volgen voor wat betreft de vraag- en laatprijs, alsmede alle verdere adviezen van de makelaar. De verkoopopbrengst dient na aftrek van de verkoopkosten ter aflossing van de hypothecaire lening te worden aangewend. Een eventuele overwaarde dienen partijen bij helfte te delen en een eventuele restschuld dienen partijen bij helfte te dragen (zie 4.6).
4.9.
Omdat nog niet duidelijk is of de man de echtelijke woning kan overnemen en door partijen diverse uitvoeringshandelingen zullen moeten worden verricht, zal de rechtbank ten aanzien van de echtelijke woning de wijze van verdeling gelasten. Beide partijen dienen hun medewerking te verlenen aan alle voor het vorenstaande benodigde uitvoerings- en rechtshandelingen.
4.10.
Partijen hebben nog over en weer gevorderd dat, als één van partijen bij verkoop van de echtelijke woning aan een derde niet meewerkt, de rechtbank de ander zal machtigen en zal bepalen dat hij/zij als dwangvertegenwoordiger van de vrouw/de man zal kunnen optreden of dat dit vonnis zal gelden als de wettig opgemaakte (verdelings)akte. Deze vorderingen worden afgewezen. Partijen hebben onvoldoende redenen gegeven voor de noodzaak van deze vergaande voorzieningen, te meer omdat zij allebei de verkoop van de echtelijke woning aan een derde wensen als toedeling aan de man binnen de daarvoor gegeven termijn niet mogelijk blijkt.
Investeringen in de woning
4.11.
Dan de door de man gestelde investeringen in de echtelijke woning. Daarbij gaat het om kosten die de man stelt te hebben gemaakt voor de nodige verbeteringen aan de woning. De man schat de totale kosten aan investeringen op circa € 35.000,-. Volgens de man moeten deze investeringen, die mede de waarde van de woning ten goede zijn gekomen, bij de verdeling in aanmerking worden genomen. De vrouw heeft jarenlang niet om verdeling gevraagd en geen lasten betaald. Volgens de man is het daarom naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat de vrouw aanspraak maakt op volledige verdeling bij helfte zonder rekening te houden met de door de man gedane investeringen in de woning.
4.12.
De rechtbank wijst deze vordering af. De man heeft zijn stellingen over zijn investeringen niet met bewijsstukken onderbouwd. Dat lag wel op zijn weg, gelet op de betwisting door de vrouw dat de man investeringen heeft gedaan of verbeteringen aan de echtelijke woning heeft toegebracht. Er valt dus niets te verrekenen. Voor bewijslevering is in dit kader geen plaats, omdat de man zijn stellingen onvoldoende heeft onderbouwd.
Overig
4.13.
Partijen hebben nog het een en ander aangevoerd over een eventueel door de man te betalen gebruiksvergoeding voor de woning. De vrouw heeft echter geen gebruiksvergoeding gevorderd. De rechtbank gaat daarom voorbij aan de stellingen van partijen op dit punt.
Proceskosten
4.14.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
gelast de wijze van verdeling van de echtelijke woning aan de [adres] ( [postcode] ) te [woonplaats] zoals vermeld onder 4.6 tot en met 4.8,
5.2.
bepaalt dat partijen hun medewerking dienen te verlenen aan alle voor de verdeling benodigde uitvoerings- en rechtshandelingen,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2025.
ST/JG