ECLI:NL:RBNHO:2025:11787

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
369929
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over uitleg van bij beschikking vastgestelde vakantieregeling tussen ouders van minderjarige kinderen

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een vrouw en een man over de uitleg van een bij beschikking vastgestelde vakantieregeling voor hun minderjarige kinderen. De vrouw stelt dat een vakantieweek vijf dagen omvat, terwijl de man betoogt dat een vakantieweek een volle week is van maandag tot en met zondag. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de vrouw afgewezen en bepaald dat de kinderen in de herfstvakantie van maandag 20 oktober tot en met zondag 26 oktober 2025 bij de man zijn. De voorzieningenrechter heeft ambtshalve een ordemaatregel vastgesteld voor de vakanties tot de zomer van 2026, die zoveel mogelijk aansluit bij de eerdere beschikking. De vrouw had ook een vordering ingediend voor een aanvulling van de beschikking ten aanzien van het weekendschema, maar deze werd eveneens afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de uitleg van de vrouw niet volgt uit de beschikking en dat het vakantieschema het weekendschema doorbreekt. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in de omgangsregeling voor de kinderen, vooral in het licht van de aanstaande vakanties.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/369929 / KG ZA 25-608
Vonnis in kort geding van 16 oktober 2025
in de zaak van
[de vrouw],
te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
eisende partij,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. N.P.J.M. Kreté-Marres,
tegen
[de man],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. B. Blom.

1.De zaak in het kort

1.1.
Partijen hebben een geschil over de door de rechtbank bij beschikking vastgestelde vakantieregeling. Volgens de vrouw omvat de een vakantieweek vijf dagen: van maandag tot en met vrijdag. De man betwist dat.
1.2.
De voorzieningenrechter wijst de vordering van de vrouw af en volgt het betoog van de man, dat een vakantieweek een volle week is van maandag tot en met zondag. Hoewel het niet aan de voorzieningenrechter is om de beschikking aan te passen of ‘te verbeteren’ zolang die onder de rechter is, hebben de kinderen en partijen belang bij uitleg van de beschikking. De voorzieningenrechter bepaalt daarom ambtshalve een ordemaatregel voor de aankomende herfstvakantie, kerstvakantie en voorjaarsvakantie, die zoveel mogelijk aansluit bij de beschikking.
De voorzieningenrechter wijst de gevorderde aanvulling van de beschikking ten aanzien van het weekendschema af. De afspraak dat de kinderen in de even weekenden bij de man zijn en in de oneven weekenden bij de vrouw, volgt niet uit de beschikking en strookt niet met het feit dat het vakantieschema het weekendschema doorbreekt.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met productieoverzicht en vijf producties;
- het productieoverzicht en zes producties van de kant van de man;
- de mondelinge behandeling van 8 oktober 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de pleitnota van de man.

3.De feiten

3.1.
De vrouw en de man hebben samengewoond, welke samenleving in februari 2024 is geëindigd. Partijen hebben samen twee minderjarige kinderen (hierna: de kinderen):
  • [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
  • [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] .
3.2.
Bij beschikking van 10 september 2025 heeft deze rechtbank in de zaak tussen partijen met zaaknummer C/15/354932/ FA RK 24-3725 een beschikking afgegeven die op 19 september 2025 is hersteld (hierna: de beschikking). De rechtbank heeft kortgezegd bepaald dat partijen gezamenlijk met de uitoefening van het gezag over hun minderjarige kinderen worden belast. De rechtbank heeft daarnaast onder meer de verdeling van de zorg- en opvoeringstaken en een vakantieregeling vastgesteld. De vrouw is het niet eens met de beschikking en is voornemens om hoger beroep in te stellen.
3.3.
De zorg- en opvoedingstaken zijn in de beschikking als volgt vastgesteld:
7.2
stelt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt vast:
de minderjarigen [de minderjarigen] :
  • [de minderjarige 1] , (…),
  • [de minderjarige 2] , (…),
verblijven bij de vader:
- om de week van donderdag uit school tot dinsdag naar school.
Daarbij geldt dat indien en voor zo lang als [de minderjarige 1] moeite blijft houden met de overdracht op school de nu bestaande afspraak tussen partijen zal blijven bestaan dat de overdracht plaatsvindt op donderdag om 16.30 uur en op dinsdag om 07.45 uur bij [restaurant] .
3.4.
Voor de vakanties is in de beschikking de volgende regeling bepaald:
- Zomervakantie: eerste drie weken bij de vader, laatste drie weken bij de moeder;
- Herfstvakantie: in even jaren bij de moeder, in oneven jaren bij de vader:
- Kerstvakantie: in even jaren de eerste week (inclusief kerstdagen) bij de vader en de
tweede week (inclusief oud & nieuw) bij de moeder, in oneven jaren omgekeerd;
- Voorjaarsvakantie: in even jaren bij de vader, in oneven jaren bij de moeder;
- Meivakantie: in even jaren bij de moeder, in oneven jaren bij de vader; bij een meivakantie die twee weken duurt de tweede week bij de andere ouder.
Hierbij geldt dat als de overdracht vanwege vakantie niet op school kán plaatsvinden de overdracht wordt gedaan bij [restaurant] op dezelfde tijd als deze op een reguliere schooldag zou plaatsvinden, tenzij partijen anders afspreken;

4.Het geschil

4.1.
De vrouw vordert – samengevat – om bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
de man te veroordelen om op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- per dag de kinderen van partijen op 24 oktober 2025 om 14.00 uur aan de vrouw over te dragen bij de [restaurant] in [plaats] ;
de man te veroordelen zijn medewerking te geven aan het navolgende schema zulks ter uitvoering en verbetering van de beschikking van de rechtbank Noord- Holland locatie Haarlem d.d. 10 september 2025 alsmede de herstelbeschikking van 19 september 2025 met zaaknummer C/15/354932/ FA RK 24-3725:
 de kinderen in de even weekenden bij de man zijn en in de oneven weekenden bij de vrouw;
 herfstvakantie: de kinderen in de even jaren van maandag 8.30 uur tot vrijdag 14.00 uur alsmede het aansluitende even weekend bij de vrouw zijn en in de oneven jaren van maandag 8.30 uur tot vrijdag 14.00 uur alsmede het aansluitende oneven weekend bij de man zijn;
 kerstvakantie 2025-2026: de kinderen van 19 december 2025 om 14.00 uur tot 27 december 2025 om 10.00 uur bij de vrouw zijn en van 27 december 2025 10.00 uur tot 3 januari 2026 om 10.00 uur bij de man zijn waarna de kinderen weer naar de vrouw gaan op 3 januari 2026 om 10.00 uur omdat het een oneven weekend is;
 voorjaarsvakantie in de even jaren zijn de kinderen bij de man van maandag 8.30 uur tot vrijdag 14.00 uur alsmede het aansluitende oneven weekend en in de oneven jaren zijn de kinderen van maandag 8.30 uur tot vrijdag 14.00 uur alsmede het aansluitende even weekend bij de vrouw;
3. de man te veroordelen om aan de vrouw, binnen 7 dagen na het in deze te wijzen vonnis, een schadevergoeding te betalen van € 3.000,-- of voor een gelijk bedrag te veroordelen in de buitengerechtelijke gerechtelijke en gerechtelijke (incasso)kosten van deze procedure te vermeerderen met de wettelijke rente als hij het bedrag niet binnen de gestelde termijn aan de vrouw heeft voldaan.
4.2.
De vrouw legt aan de vordering ten grondslag dat volgens haar de herfstvakantie een vakantie is van vijf dagen inhoudende dat de kinderen bij de man zijn van maandag tot en met vrijdag en zijn (daaraan voorafgaande) aansluitende reguliere weekend. De man wil niet bevestigen dat hij de kinderen aan de vrouw over zal dragen op 24 oktober 2025 om 14.00 uur.
4.3.
De man stelt zich op het standpunt dat de kinderen het eerste weekend (vanaf donderdag 16 oktober 16.30 uur) bij hem zijn, omdat dit zijn reguliere weekend is en dat de kinderen daarna zeven dagen bij hem zijn vanwege de herfstvakantie tot maandag 27 oktober 2025.
4.4.
De man voert aan dat het standpunt van de vrouw geen enkele steun vindt in de wet, jurisprudentie, taalgebruik of overheidspraktijk. Een schoolvakantie wordt volgens hem uitgelegd als zeven aaneengesloten dagen. Op de website van de school stond eerst ook dat de herfstvakantie van maandag tot en met zondag duurt. De Rijksoverheid geeft daarnaast een vakantie standaard aan als zeven dagen inclusief de weekenden. Ook volgens de Rijksoverheid is een vakantieweek dus altijd een volle week, aldus de man.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1.
Uit de stukken kan worden afgeleid dat de moeder de Nederlandse nationaliteit bezit, de vader de Britse nationaliteit en de minderjarigen de Nederlandse nationaliteit.
De gevraagde voorlopige voorziening ziet op de uitleg van tussen partijen geldende omgangsregeling en valt als zodanig binnen het materiële toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (Brussel Il ter). Ingevolge artikel 7, eerste lid, Brussel 11 ter zijn ter zake van de ouderlijke
verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het
kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig
wordt gemaakt. Nu de minderjarigen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, is de Nederlandse rechter bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
5.2.
Ingevolge artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is Nederlands recht toepasselijk.
Spoedeisend belang
5.3.
Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op een bodemprocedure. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
5.4.
Op grond van de stukken en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling, is het spoedeisend belang gegeven, zodat aan een inhoudelijke beoordeling wordt toegekomen. De herfstvakantie begint al binnenkort en het is in het belang van de kinderen en de ouders dat er duidelijkheid over de verdeling van de dagen bestaat. Dat geldt ook voor de kerstvakantie en de voorjaarsvakantie, omdat het hoger beroep van de vrouw waarschijnlijk pas tegen de zomer van 2026 zal worden behandeld.
5.5.
Het is niet aan de voorzieningenrechter om de beschikking aan te passen. Dit neemt niet weg dat partijen en de kinderen belang hebben bij uitleg van de beschikking. De voorzieningenrechter zal de vorderingen van de vrouw daarom in dat licht beoordelen en ambtshalve een ordemaatregel bepalen.
Herfstvakantie
5.6.
Als uitgangspunt geldt dat de vakantieregeling, zoals die is vastgesteld bij de beschikking, moet worden nageleefd. Niet is gebleken van (nieuwe) feiten of omstandigheden die maken dat die zorgregeling niet langer in het belang van de kinderen moet worden geacht. Het gaat hier uitsluitend over een verschil van inzicht tussen partijen over de duur van een vakantieweek en hoe die zich verhoudt tot de zorgregeling op grond waarvan de kinderen om de week van donderdag uit school tot dinsdag naar school, bij de man zijn (zie 3.3).
5.7.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de beschikking spreekt over ‘
weken’ (zomervakantie), de ‘
eerste of tweede week’ (kerstvakantie) en in het geval van de meivakantie over ‘
een meivakantie die twee weken duurt de tweede week bij de andere ouder’. Dit is geen ongebruikelijke regeling waar ouders in de praktijk doorgaans mee uit de voeten kunnen.
5.8.
De wet bevat geen bepalingen over de duur van schoolvakanties. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) geeft slechts adviesdata voor schoolvakanties. [1] Voor regio Noord, waar de kinderen naar school gaan, zijn de adviesdata voor de herfstvakantie: zaterdag 18 tot en met zondag 26 oktober 2025. De school van de kinderen heeft daar in eerste instantie bij aangesloten. In de schoolagenda ‘ [schoolagenda] ’ stond de herfstvakantie aangegeven van zaterdag 18 tot en met zondag 26 oktober. Na contact van de vrouw met de school, heeft de school per e-mail bevestigd dat zij dit aan zullen passen. De directeur schrijft:
De herfstvakantie is van maandag 20 oktober tot en met vrijdag 24 oktober, zodoende 5 dagen. Per abuis zijn dit jaar in [schoolagenda] ook de weekenden meegenomen wat niet juist is. Ik zal [schoolagenda] hierop aanpassen nu de weekenden geen vrije schooldagenzijn. en dus geen onderdeel uitmaken van de Herfstvakantie.
Het is niet duidelijk wat de vrouw met het overleggen van de e-mail wil onderbouwen. De vrouw stelt immers zelf dat niet de kalender van de school bepalend is voor de vraag of een weekend voor en na de herfstvakantie het weekend van de man of de vrouw is, maar dat de rechtbank dit bepaalt. De vrouw verwijst daarbij naar de beschikking waarin is bepaald dat de kinderen om de week het weekend bij de man zijn. Dat houdt volgens de vrouw in dat de kinderen het andere weekend – ook in vakanties – bij haar zijn. Het weekendschema loopt volgens haar zoveel als mogelijk door tijdens vakanties.
5.9.
De voorzieningenrechter volgt de vrouw niet in haar betoog. Het weekend- en vakantieschema moeten als afzonderlijke onderdelen van de zorgregeling worden beschouwd. Het gevolg daarvan kan zijn dat het vakantieschema het weekendschema doorbreekt. Een andere uitleg is in het licht van de bewoordingen van de vakantieregeling (zie 5.7) niet logisch. Dat de kinderen als gevolg van de vakantieregeling twee weekenden achter elkaar bij de man of bij de vrouw zijn, is daarvan wel een logisch gevolg.
In het normale spraakgebruik duren de herfst- en de voorjaarsvakantie in Nederland een week. De voorzieningenrechter zal daar bij de uitleg van de beschikking van uitgaan. Dit sluit ook aan bij de regeling in de beschikking voor de mei- en zomervakantie, waar ook over weken wordt gesproken en niet over vrije schooldagen. Een redelijke uitleg maakt dat een vakantieweek begint op de eerste vrije schooldag. Dit geldt alleen niet altijd voor de kerstvakantie. Voor de kerstvakantie is in de beschikking specifiek bepaald dat de kerstdagen in de eerste week vallen en oud- en nieuw in de tweede week. Dit betekent dat regeling (alleen) met een weekend begint en met een vrijdag eindigt als eerste kerstdag in het weekend direct na de laatste schooldag valt.
Uit het voorgaande volgt dat de kinderen dit jaar (in 2025) op grond van het vakantieschema van maandag 20 tot en met zondag 26 oktober bij de man zijn. Tenzij partijen anders afspreken, vindt de overdracht van de kinderen plaats conform de vakantieregeling: om 07:45 op maandag 27 oktober bij [restaurant] , omdat op die dag een studiedag is en geen overdracht op school kan plaatsvinden.
5.10.
De voorzieningenrechter volgt de vrouw ook niet in haar stelling dat de kinderen door deze uitleg van de zorgregeling drie weekenden achter elkaar bij de man zijn. Omdat de man de kinderen het weekend voorafgaand aan de herfstvakantie heeft gehad, schuift het weekendschema op en zijn de kinderen het weekend van 1 en 2 november bij de vrouw. Zoals hiervoor overwogen doorbreekt het vakantieschema immers het weekendschema dat na een vakantieweek wordt voortgezet vanaf het laatste moment in het weekendschema.
Kerstvakantie
5.11.
Voor de kerstvakantie is in de beschikking bepaald dat de kinderen in de even jaren de eerste week inclusief de kerstdagen bij de man zijn en in de tweede week inclusief oud & nieuw bij de vrouw zijn. In de oneven jaren is dat omgekeerd. De kinderen zijn daarom dit jaar (2025) de eerste week van maandag 22 december tot en met zondag 28 december bij de vrouw en de tweede week van maandag 29 december tot en met zondag 4 januari bij de man. Zoals hiervoor overwogen doorbreekt het vakantieschema immers het weekendschema. De voorzieningenrechter volgt de vrouw daarom niet in haar betoog dat de kinderen van zaterdag 27 december tot zaterdag 3 januari bij de man verblijven.
Voorjaarsvakantie
5.12.
Voor de voorjaarsvakantie geldt hetzelfde als hiervoor bij de herfstvakantie is overwogen (zie 5.9). De voorjaarsvakantie loopt van maandag tot en met zondag en doorbreekt het weekendschema. Voor de voorjaarsvakantie van 2026 (een even jaar) betekent dit dat de kinderen van maandag tot en met zondag bij de man zijn.
Weekendschema
5.13.
De vrouw vordert ook om te bepalen dat de kinderen in de even weekenden bij de man zijn en in de oneven weekenden bij de vrouw. Partijen hebben op de zitting toegelicht dat dit is wat zij onderling hebben afgesproken. Deze afspraak volgt echter niet uit de beschikking, die bepaalt dat de kinderen om de week het weekend bij de man verblijven. Ook strookt dit niet met het feit dat het vakantieschema het weekendschema doorbreekt. Uit het betoog van de vrouw leidt de voorzieningenrechter af dat zij die afspraak heeft gemaakt in het licht van de door haar betoogde uitleg van ‘herfstvakantie’ (alleen de schooldagen). Ter zitting heeft zij immers verklaard dat zij bij een uitleg als door de man bepleit de weekendregeling om en om wil uitvoeren. De voorzieningenrechter slaat daarom geen acht op de gestelde afspraak tussen partijen.
Conclusie
5.14.
Gelet op het vorenstaande zal de voorzieningenrechter de vorderingen van de vrouw afwijzen en ambtshalve bepalen hoe de vakantieregeling tot de zomer van 2026 moet worden uitgelegd tot het moment dat in een bodemprocedure - al dan niet in hoger beroep - anders wordt beslist.
Proceskosten en buitengerechtelijke kosten
5.15.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Om diezelfde reden zal de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten worden afgewezen.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
wijst de vorderingen van de vrouw af,
6.2.
bepaalt dat de kinderen dit jaar (2025) in de herfstvakantie van maandag 20 tot en met zondag 26 oktober bij de man zijn. Tenzij partijen anders afspreken, vindt de overdracht van de kinderen plaats conform de vakantieregeling: om 07:45 op maandag 27 oktober bij [restaurant] ,
6.3.
bepaalt dat de kinderen dit jaar (2025) in de kerstvakantie de eerste week van maandag 22 december tot en met zondag 28 december bij de vrouw zijn en de tweede week van maandag 29 december tot en met zondag 4 januari bij de man zijn,
6.4.
bepaalt dat de kinderen in 2026 (even jaar) in de voorjaarsvakantie van maandag tot en met zondag bij de man zijn,
6.5.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2025.
1621

Voetnoten

1.Zie: