3.3.2Bewijsoverweging feit 1
Inleiding
Op grond van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 29 juli 2024 omstreeks 02.25 uur kreeg de politie een melding van een ruzie in de woning aan de [adres 2], waarbij mogelijk een schot zou zijn gehoord. Kort daarna werd door de politie een personenauto aan de kant gezet die met hoge snelheid vanuit de richting van het incident kwam gereden. In deze auto zaten [dader 1] (als bestuurder), en de drie verdachten [verdachte] (als bijrijder rechtsvoor), [dader 2] (als passagier rechtsachter) en [dader 3] (als passagier linksachter). Bij een fouillering bleek dat de verdachte in zijn zak had een rijbewijs op naam van [slachtoffer 1], een horloge van het merk Seiko en een boterhamzakje met een poederachtige substantie waarvan naderhand door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is vastgesteld dat het om 53,14 gram cocaine gaat. Vervolgens zijn bij een doorzoeking van de auto op de zitplaatsen van de verdachten twee bivakmutsen en een muts met een bril, een bak met muntgeld en – onder de bijrijdersstoel – een wapen aangetroffen. Dat wapen is naderhand door het NFI onderzocht, waarbij is vastgesteld dat het een vuurwapen betreft.
In de woning aan de [adres 2] trof de politie de aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan. [slachtoffer 1] heeft diezelfde dag aangifte gedaan van een gewapende woningoverval. Daarin heeft hij verklaard dat drie personen met bivakmutsen op via de achterdeur de woning binnenkwamen, dat hij door een van de personen – die hij omschrijft als 1.80 m lang met een lichtere huidskleur – is vastgehouden en dat een ander – die hij omschrijft als 1.70 m lang met een donkere huidskleur – een vuurwapen bij zich had en dat ook trok, dat hij met deze persoon het gevecht is aangegaan en dat hij letsel heeft waaronder een hoofdwond. [slachtoffer 2] heeft op dezelfde dag een getuigenverklaring afgelegd. Daarin verklaart zij dat er twee personen met gezichtsbedekking in de woning waren toen zij beneden kwam, dat de eerste persoon die zij zag – die zij omschrijft als getint en 1.75 meter lang – haar zei dat ze stil moest zijn, dat hij ook “[voornaam] ” naar de achtertuin schreeuwde waar kennelijk een derde persoon stond, dat een van hen een vuurwapen bij zich had, dat zij klappen heeft gehad van een van hen en dat de tweede jongen die zij zag met Bjorn aan het stoeien was. In haar aanvullende getuigenverklaring van 10 augustus 2024 verklaart zij dat zij klappen heeft gekregen van de jongen die steeds bij haar was. Bij forensisch onderzoek in de woning is een beschadiging van de wc-deur gezien, passend bij een inschot, en zijn een huls en een kogel aangetroffen. Het hierop aanwezige celmateriaal is vergeleken met het DNA-profiel van de verdachte. Op basis daarvan kan de verdachte als donor van het celmateriaal worden aangemerkt. Uit vergelijkend onderzoek door het NFI is gebleken dat er sterke aanwijzingen zijn dat deze munitiedelen zijn verschoten met het vuurwapen dat is aangetroffen in de auto van de verdachten. Verder is aan de binnenzijde van de (bivak)mutsen DNA aangetroffen van de verdachten, passend bij de vindplaats van de (bivak)mutsen en de plaats van de verdachten in de auto. Tot slot blijkt uit de foto’s bij de aangifte van [slachtoffer 1] en de medische verklaring over [slachtoffer 2] dat beide aangevers letsels hebben opgelopen.
Betrouwbaarheid verklaringen aangevers
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ongeloofwaardig en onbetrouwbaar zijn en daarom van het bewijs moeten worden uitgesloten. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank ziet – evenals de verdediging – in het dossier aanwijzingen dat [slachtoffer 1] zich bezig houdt met de handel in drugs vanuit zijn woning, wat mogelijk een reden is geweest voor de aangevers om geen volledige openheid van zaken te geven en verklaringen onderling op elkaar af te stemmen. De rechtbank stelt ook vast dat beide aangevers niet geheel consistent en niet steeds uit eigen waarneming hebben verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank is echter geen sprake van zodanige verschillen of tegenstrijdigheden, dat de verklaringen als ongeloofwaardig en onbetrouwbaar terzijde moeten worden geschoven, te meer nu deze verklaringen op essentiële punten steun vinden in het dossier en in de kern – er zijn drie personen met gezichtsbedekking en een vuurwapen onze woning binnengedrongen – ongewijzigd zijn gebleven. De voorgaande kanttekeningen zijn wel aanleiding voor de rechtbank om de verklaringen kritisch te bezien en met de nodige behoedzaamheid te gebruiken.
Alternatief scenario
De verdachte heeft verklaard dat hij samen met de medeverdachten [dader 2] en [dader 3] in de woning van [slachtoffer 1] was om drugs te kopen. Van gezichtsbedekking was geen sprake. Op enig moment bevond de verdachte zich in de woonkamer, terwijl [slachtoffer 1] in de keuken stond. De verdachte heeft toen uit nieuwsgierigheid het rijbewijs van [slachtoffer 1] van tafel gepakt. Toen [slachtoffer 1] weer de woonkamer binnenkwam, stopte hij dit snel in zijn zak. [slachtoffer 1] zou dit hebben gezien, boos zijn geworden en uit een lade een vuurwapen hebben gepakt, waarop de verdachte reageerde door met hem een worsteling aan te gaan.
De rechtbank acht het scenario dat de verdachte heeft geschetst niet aannemelijk, omdat de objectieve vaststellingen (zie de inleiding) beter passen bij het scenario van aangevers. De rechtbank wijst in dit verband in het bijzonder op de kort na de melding in de auto aangetroffen (bivak)mutsen met daarop DNA-profielen die overeenkomen met die van de drie verdachten. Daarnaast biedt het alternatieve scenario van de verdachte geen verklaring voor de aanwezigheid van zijn DNA op de in de woning verschoten munitiedelen. Gelet daarop, de verklaringen van de aangevers en het feit dat in de auto onder de stoel van de verdachte een vuurwapen lag, waarmee die munitie naar alle waarschijnlijkheid is afgeschoten, gaat de rechtbank uit van het scenario van aangevers, waarin de verdachte de gewapende dader was.
Conclusie
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat de verdachte, samen met de medeverdachten, in de nacht van 28 op 29 juli 2024 met gezichtsbedekkende (bivak)mutsen op, het huis van de aangevers binnen is gegaan en daar spullen heeft weggenomen, het vastpakken van [slachtoffer 1] en het slaan van [slachtoffer 2] door medeverdachte [dader 2] heeft medegepleegd, en dat hij een vuurwapen heeft getoond en [slachtoffer 1] heeft geslagen.
Voorwaardelijk verzoek
Indien de rechtbank voor de bewezenverklaring van de diefstal van het horloge gebruik zou maken van de verklaring van [slachtoffer 2], heeft de raadsvrouw een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het laten uitwerken van alle verhoren van [slachtoffer 2], of in ieder geval die gedeelten waarin zij heeft verklaard over het horloge. De rechtbank zal de verklaring van [slachtoffer 2] op dit punt niet gebruiken voor het bewijs, zodat niet aan de gestelde voorwaarde is voldaan. De rechtbank zal daarom niet ingaan op het verzoek.