Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
5.Strafbaarheid van de verdachte
6.Motivering van de sancties
730 dagenmoet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, 459 dagen, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
240 urenopleggen.
7.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
730 (zevenhonderddertig) dagen;
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren;
240 (tweehonderdveertig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis;
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 4.000,-, als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit geldbedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 juli 2024 tot aan de dag van volledige betaling, aan [slachtoffer 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
[slachtoffer 2]geleden schade tot een geldbedrag van
€ 6.798,-, bestaande uit € 798,- als vergoeding voor de materiële en € 6.000,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit geldbedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit geldbedrag vanaf 29 juli 2024 tot aan de dag van volledige betaling, aan [slachtoffer 2], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;