ECLI:NL:RBNHO:2025:11825

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 oktober 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
15/233045-24 en 09/282799-24 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging tot doodslag, openlijk geweld tegen een goed en diefstal door middel van valse sleutels door een minderjarige

Op 2 oktober 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder medeplegen van poging tot doodslag, openlijk geweld tegen een goed en diefstal door middel van valse sleutels. De zaak betreft twee parketnummers: 15/233045-24 en 09/282799-24. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 juli 2024 in Hillegom, samen met anderen, een poging heeft gedaan om [benadeelde partij 1] van het leven te beroven door hem meermalen met kracht te schoppen en te stompen terwijl hij op de grond lag. Dit geweld heeft geleid tot ernstige verwondingen bij het slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte op 7 oktober 2024 openlijk geweld gepleegd tegen een regenboogzebrapad door dit te bekladden met kwetsende teksten en symbolen. Tevens heeft hij op 30 januari 2024 in Leiden, door middel van een valse sleutel, geldbedragen weggenomen van [benadeelde partij 2]. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten en heeft een jeugddetentie van vier maanden opgelegd, waarvan een gedeelte voorwaardelijk, en een werkstraf van 120 uur. Tevens is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] voor materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/233045-24 en 09/282799-24 (ttz. gev.)
Uitspraakdatum: 2 oktober 2025
Tegenspraak
Vonnis(P)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 18 september 2025 in de zaak tegen:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[officier van justitie] en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. H. Polat, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is onder
parketnummer 15/233045-24ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 08 juli 2024 te Hillegom en/of Lisserbroek, gemeente Haarlemmermeer
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [benadeelde partij 1] [terwijl deze op de grond lag] een of meermalen [met kracht]
- in het gezicht/in de halsstreek/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft getrapt/geschopt en/of
- in het gezicht/in de halsstreek/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen/gestompt en/of
- met een helm tegen het lichaam heeft geslagen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 juli 2024 te Hillegom en/of Lisserbroek, gemeente Haarlemmermeer
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [benadeelde partij 1] [terwijl deze op de grond lag] een of meermalen [met kracht]
- in het gezicht/in de halsstreek/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft getrapt/geschopt en/of
- in het gezicht/in de halsstreek/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen/gestompt en/of
- met een helm tegen het lichaam heeft geslagen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 7 oktober 2024 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer en/of (elders) in Nederland, openlijk, te weten op of aan de Venneperstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging, geweld heeft gepleegd tegen een goed, te weten een regenboogpad of regenboogvlak, door daarop met een spuitbus verf (het woord kanker en/of hakenkruizen en/of tekens) te spuiten.
Aan de verdachte is onder
parketnummer 09/282799-24ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 30 januari 2024 te Leiden één of meerdere geldbedragen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door één of meerdere betalingen te verrichten met een pinpas [van die [benadeelde partij 2] ] tot het gebruik waarvan verdachte niet gerechtigd en/of gemachtigd was;
2.
hij op of omstreeks 30 januari 2024 te Leiden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee met geld en/of een pinpas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder parketnummer 15/233045-24 onder 1 primair en onder 2 en de onder parketnummer 09/282799-24 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geconcludeerd tot vrijspraak van het onder parketnummer 15/233045-24 onder 1 primair ten laste gelegde, omdat de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van de aangever. De verdediging heeft verder geconcludeerd tot bewezenverklaring van de overige ten laste gelegde feiten.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder parketnummer 15/233045-24 onder 1 primair en onder 2 en de onder parketnummer 09/282799-24 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Motivering feit 1 primair (parketnummer 15/233045-24)
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen dat de verdachte ten aanzien van voornoemd feit ‘vol’ opzet heeft gehad op de dood van aangever [benadeelde partij 1] . De vraag is of de verdachte daarop voorwaardelijk opzet heeft gehad. De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood van de aangever – aanwezig is als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit het dossier en de behandeling ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte samen met anderen geweld heeft toegepast tegen aangever [benadeelde partij 1] , door hem verschillende keren tegen het hoofd, in de halsstreek en tegen het lichaam te schoppen en te stompen terwijl de aangever op de grond lag. Het hoofd is een zeer kwetsbaar gedeelte van het menselijk lichaam. Naar algemene ervaringsregels brengt het meerdere malen met geschoeide voet met kracht tegen het hoofd schoppen een aanmerkelijke kans op de dood met zich mee. Uit de aard van de geweldshandelingen van de verdachte en de medeverdachten volgt, naar hun uiterlijke verschijningsvorm, dat zij deze aanmerkelijke kans ook bewust hebben aanvaard.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van de aangever en hij zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag, zoals ten laste gelegd onder parketnummer 15/233045-24 onder 1 primair.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 15/233045-24 onder 1 primair en onder 2 en de onder parketnummer 09/282799-24 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
15/233045-24
1.
hij op 8 juli 2024 te Hillegom, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [benadeelde partij 1] , terwijl deze op de grond lag, meermalen met kracht
- in de halsstreek, tegen het hoofd en het lichaam heeft getrapt en geschopt en
- tegen het hoofd heeft gestompt en
- met een helm tegen het lichaam heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 7 oktober 2024 te Nieuw-Vennep openlijk, te weten op de Venneperstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed, te weten een regenboogzebrapad, door daarop met een spuitbus verf het woord kanker en hakenkruizen en tekens te spuiten.
09/282799-24
1.
hij op meerdere tijdstippen op 30 januari 2024 te Leiden meerdere geldbedragen, die aan [benadeelde partij 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door meerdere betalingen te verrichten met een pinpas van die [benadeelde partij 2] tot het gebruik waarvan verdachte niet gerechtigd en/of gemachtigd was;
2.
hij op 30 januari 2024 te Leiden tezamen en in vereniging met anderen een portemonnee met geld en een pinpas, die aan [benadeelde partij 2] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
15/233045-24
feit 1 primair: medeplegen van poging tot doodslag;
feit 2: openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.
09/282799-24
feit 1: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke werkstraf van 150 uur, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft gezeten, en tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van vier maanden met een proeftijd van twee jaren.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit de verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen, zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), en aan hem niet ook nog een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, zoals gevorderd door de officier van justitie.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder een ernstig geweldsdelict.
De verdachte heeft op 30 januari 2024 in de kleedkamer van SportCity in Leiden samen met anderen een portemonnee gestolen. De verdachte heeft vervolgens een pinpas uit die portemonnee meegenomen en daarmee meerdere betalingen verricht bij McDonalds en een nachtwinkel. Kennelijk heeft de verdachte deze feiten slechts gepleegd met het oog op eigen financieel gewin. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij met zijn handelen geen enkel respect heeft getoond voor het eigendom van een ander.
De verdachte heeft zich vervolgens op 8 juli 2024 samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag tegen slachtoffer [benadeelde partij 1] . De verdachte kwam, met een groep jongeren, het slachtoffer tegen op weg naar McDonald’s in Hillegom. Het slachtoffer is toen door een van hen gedwongen om mee te lopen tot onder een brug, waar hij op zijn knieën moest gaan zitten en sorry moest zeggen voor iets dat hij eerder gedaan zou hebben. Het slachtoffer werd hierbij gefilmd. Vervolgens heeft het slachtoffer een harde vuistslag tegen zijn hoofd gekregen, terwijl de verdachte hem vasthield, waarna hij in foetushouding op de grond is gaan liggen om zichzelf te beschermen. Terwijl het slachtoffer op de grond lag, werd hij door de verdachte en twee medeverdachten meerdere keren hard tegen zijn hoofd en lichaam geschopt, met vuisten tegen zijn hoofd geslagen en met een helm op zijn ribben geslagen. Al die tijd werd er nog steeds gefilmd. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij ook tegen zijn luchtpijp is geschopt, waarna hij geen lucht meer kreeg, en dat hij kort buiten bewustzijn is geweest. De verdachten zijn vervolgens weggegaan richting McDonald’s om daar te gaan eten en hebben het slachtoffer aan zijn lot overgelaten. Dat de verdachte naar eigen zeggen samen met een ander is teruggegaan om te kijken hoe het met het slachtoffer ging, vindt geen steun in de verklaring van het slachtoffer of elders in het dossier. Hoe dan ook doet dat niet af aan het leed dat het slachtoffer is aangedaan. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij nog nooit zo bang is geweest en dacht dat hij dood zou gaan. Hij heeft door dit geweld verschillende schaafwonden en bloeduitstortingen op zijn hoofd en lichaam opgelopen. Verder had hij last van duizeligheid, vermoeidheid, misselijkheid en slaapproblemen. Hij heeft daarnaast traumabehandeling gehad vanwege forse traumaklachten als gevolg van het geweld. De verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer wilde pakken, omdat hij boos op hem was vanwege een eerder incident tussen vrienden van hem (de verdachte) en het slachtoffer en dat het slachtoffer hen daarbij had uitgedaagd. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij zich kennelijk geroepen voelde om zich hierin te mengen en daarbij fors geweld heeft gebruikt.
Een paar maanden later heeft de verdachte samen met een ander een regenboogzebrapad vernield, door daar onder andere hakenkruizen en het woord ‘kanker’ op te spuiten. De verdachte heeft verklaard dat hij dit deed omdat hij niet begrijpt waarom een regenboogvlag op straat wordt afgebeeld, aangezien dit ook niet met andere vlaggen gebeurt. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij het regenboogzebrapad – naar eigen zeggen – uit verveling heeft beklad en zich onvoldoende heeft gerealiseerd dat dit voor andere mensen niet alleen kwetsend, maar ook bedreigend kan zijn. De verdachte heeft met zijn handelen de gemeente belast met de kosten voor het laten reinigen van de straat en ook voor onrust in de maatschappij gezorgd, nu een regenboogzebrapad staat voor verdraagzaamheid van een ieder in de samenleving.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 4 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 1 september 2025 van [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad.
De Raad heeft geadviseerd tot oplegging van een onvoorwaardelijke werkstraf en dit advies ter zitting gehandhaafd. Het risico op recidive wordt als laag ingeschat. Er zijn meerdere beschermende factoren. Wel is het wenselijk dat de coach van MultiPlusZorg de verdachte blijft ondersteunen in het behouden van een positieve dagbesteding. Deze begeleiding kan echter worden voortgezet in het vrijwillige kader. Het is van belang dat de verdachte een consequentie van zijn handelen ervaart en een werkstraf is daarvoor passend.
Namens de jeugdreclassering is ter zitting naar voren gebracht dat het goed gaat met de verdachte en dat de vaste jeugdreclasseerder zeer te spreken is over de verdachte en zijn ouders. Ook vanuit de jeugdreclassering is er vertrouwen dat de coaching op vrijwillige basis kan worden voortgezet.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder nog het volgende overwogen. De verdachte heeft zich lange tijd aan strenge schorsingsvoorwaarden, waaronder een avondklok, moeten houden. Nadat de verdachte in oktober 2024, tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis, opnieuw een strafbaar feit heeft begaan, heeft hij zich positief ontwikkeld. De verdachte is daarna niet meer in aanraking gekomen met de politie en heeft zich goed aan zijn voorwaarden gehouden. Daarnaast is de verdachte bij zowel de politie als de rechtbank open geweest over zijn rol bij de verschillende strafbare feiten, waarmee hij heeft laten zien verantwoordelijkheid voor zijn handelen te nemen. De rechtbank weegt dit in positieve zin mee.
In zijn algemeenheid geldt dat bij ernstige strafbare feiten als deze, met name als het gaat om de poging tot doodslag, een vrijheidsbenemende straf passend en geboden is. Alles afwegende ziet de rechtbank geen reden om in dit geval van dit uitgangspunt af te wijken en is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze jeugddetentie vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal deze geheel voorwaardelijk opleggen. Daaraan zal de rechtbank een proeftijd van twee jaren verbinden, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast zal de rechtbank de verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf van het hierna te noemen aantal uren opleggen, waarbij de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte grond ziet enigszins af te wijken van de strafeis van de officier van justitie.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 3.344,54 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder parketnummer 15/233045-24 onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde materiële schade bestaat uit de volgende schadeposten:
- AirPods Apple € 258,-;
- reis- en parkeerkosten € 86,54.
De totale gevorderde materiële schade bedraagt € 344,54. De gestelde immateriële schade bedraagt € 3.000,-.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde schade van de AirPods niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering dan wel deze post af te wijzen, nu deze kosten niet zijn meegerekend in het totaalbedrag van de vordering en daardoor onduidelijk is of deze kosten daadwerkelijk gevorderd worden. Ten aanzien van de reis- en parkeerkosten heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging heeft verzocht de gevorderde immateriële schade te matigen en daarbij aan te sluiten bij de beslissing ten aanzien van de al veroordeelde medeverdachte.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder parketnummer 15/233045-24 onder 1 primair bewezen verklaarde feit. De rechtbank gaat daarbij uit van een kennelijke verschrijving ten aanzien van het gevorderde totaalbedrag. Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en de behandeling ter terechtzitting. De vordering zal dan ook in zijn geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder parketnummer 15/233045-24 onder 1 primair bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: medeplegen poging doodslag) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 141, 287, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 15/233045-24 onder 1 primair en onder 2 en de onder parketnummer 09/282799-24 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder parketnummer 15/233045-24 onder 1 primair en onder 2 en de onder parketnummer 09/282799-24 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
vier (4) maanden.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot vier (4) maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee (2) jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
honderdtwintig (120) urentaakstraf in de vorm van een
werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door zestig (60) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee uren werkstraf, subsidiair één dag jeugddetentie, in mindering worden gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 3.344,54, bestaande uit € 344,54 voor de materiële en
€ 3.000,- voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 1] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.344,54, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagengijzeling.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.D. de Jong, voorzitter,
mr. F.W. van Dongen en mr. E.K.A. van den Bos, (kinder)rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Fröberg,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 oktober 2025.
Mr. E.K.A. van den Bos is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.