ECLI:NL:RBNHO:2025:11908

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
15/145825-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en witwassen van opbrengsten uit merkvervalsing door verdachte en medeverdachte

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 16 oktober 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een ander gedurende een periode van vijf maanden betrokken was bij het bedrijfsmatig handelen in valse merkkleding, -schoenen en -accessoires. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verkopen van merkvervalste goederen, waaronder kledingstukken en accessoires voorzien van valse merknamen zoals ADIDAS, GUCCI en LOUIS VUITTON. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van geldbedragen van in totaal ruim € 66.000,-, die voortkwamen uit de verkoop van deze vervalste goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 19 dagen met aftrek van voorarrest en een taakstraf van 100 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van meer dan drie jaar, wat heeft geleid tot een matiging van de straf. De verdachte is ook veroordeeld tot de verbeurdverklaring van een in beslag genomen telefoon, die is gebruikt bij het plegen van de feiten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/145825-20 (P)
Uitspraakdatum: 16 oktober 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
2 oktober 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] ,
hierna te noemen: de verdachte.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Klein, en van hetgeen de verdachte en haar raadsman, mr. R.A.J. Verploegh, advocaat te ’s-Gravenhage, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1
zij in of omstreeks de periode van 28 maart 2020 tot en met 10 september 2020 te Santpoort-Noord, gemeente Velsen en/of te ’s-Gravenhage en/of te Monster, gemeente Westland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
a. valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, en/of
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, en/of
c. waren, die ter aanduiding van herkomst, valselijk van de naam van een bepaalde plaats, met bijvoeging van een verdichte handelsnaam, waren voorzien, en/of
d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met een geringe afwijking, was nagebootst, en/of
e. waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertoonden als een tekening of model waarop een ander recht had, dan wel daarmede slechts ondergeschikte verschillen vertoonden,
te weten (een) hoeveelhe(i)d(en) kledingstukken en/of horloges en/of tassen en/of schoenen
valselijk voorzien van het beschermd woord- en/of beeldmerk ADIDAS, AUDEMARS PIGUET, BALENCIAGA, BURBERRY, CHRISTIAN DIOR, DOLCE & GABBANA, GIVENCHY, GUCCI, KENZO, LOUIS VUITTON, MICHAEL KORS, MONCLER, NEW ERA, PRADA, STONE ISLAND, VERSACE en/of YVES SAINT LAURENT en/of andere beschermde woord- en/of beeldmerken, in elk geval een of meer wa(a)r(en), valselijk voorzien van (een) vals(e) en/of vervalst(e) merk(en) dan wel valselijk voorzien van een andere handelsnaam en/of van een merk waar (een) ander(en) recht op heeft/hebben,
heeft/hebben ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verkocht, te koop heeft/hebben aangeboden en/of heeft/hebben afgeleverd, uitgedeeld en/of in voorraad heeft/hebben gehad, zulks terwijl verdachte en/of haar mededader(s) van het plegen van dit misdrijf haar beroep heeft/hebben gemaakt en/of het plegen van dit misdrijf/misdrijven als bedrijf heeft/hebben uitgeoefend;
feit 2
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 10 september 2020 te Santpoort-Noord, gemeente Velsen en/of te ’s-Gravenhage en/of te Monster, gemeente Westland, in elk geval in Nederland, in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (van) een of meer geldbedragen van in het totaal € 66.638,86, althans een of meer voorwerpen
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die geldbedrag(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die geldbedrag(en) voorhanden had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) dat dat/die geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is geen bewijsverweer gevoerd.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
feit 1
zij in de periode van 28 maart 2020 tot en met 10 september 2020 te ’s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk
a. valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, en
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, en
d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met een geringe afwijking, was nagebootst,
te weten kledingstukken en horloges en tassen en schoenen
valselijk voorzien van het beschermd woord- en/of beeldmerk ADIDAS, AUDEMARS PIGUET, BALENCIAGA, BURBERRY, CHRISTIAN DIOR, DOLCE & GABBANA, GIVENCHY, GUCCI, KENZO, LOUIS VUITTON, MICHAEL KORS, MONCLER, NEW ERA, PRADA, STONE ISLAND, VERSACE of YVES SAINT LAURENT of andere beschermde woord- en/of beeldmerken, in elk geval een of meer wa(a)r(en), valselijk voorzien van (een) vals(e) en/of vervalst(e) merk(en) dan wel valselijk voorzien van een andere handelsnaam en/of van een merk waar (een) ander(en) recht op heeft/hebben,
hebben verkocht, te koop hebben aangeboden en/of hebben afgeleverd en/of in voorraad hebben gehad, zulks terwijl verdachte en haar mededader het plegen van dit misdrijf als bedrijf hebben uitgeoefend;
feit 2
zij in de periode van 1 januari 2020 tot en met 10 september 2020 te ’s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, in vereniging met een ander van geldbedragen van in totaal € 66.638,86,
- de herkomst heeft verhuld
- heeft verworven en voorhanden heeft gehad,
terwijl zij, verdachte, en haar mededader wisten dat die geldbedragen - onmiddellijk - afkomstig waren uit eigen misdrijf.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1: medeplegen van opzettelijk, valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, en waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft, en waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe afwijking, is nagebootst, verkopen, te koop aanbieden, afleveren en in voorraad hebben, terwijl de schuldige het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent, meermalen gepleegd;
feit 2: medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 79 dagen met aftrek van het reeds ondergane voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 180 uren, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 90 dagen hechtenis.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met een overschrijding van de redelijke termijn met meer dan drie jaar. Daarnaast heeft de raadsman verzocht om rekening te houden met de schade die de verdachte – voorheen actief als ‘influencer’ op sociale media – heeft opgelopen door de onrechtmatige inbeslagneming van haar Instagramaccounts. De accounts zijn offline gehaald en niet meer actief geworden, waardoor zij al haar volgers kwijt is geraakt. En door de profielfoto’s van de accounts te vervangen door een afbeelding met de tekst dat het account in beslag is genomen door de FIOD en het Openbaar Ministerie vanwege het aanbieden van merkvervalste kleding is de verdachte beschadigd in haar persoon.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich samen met de medeverdachte, haar toenmalige partner, gedurende ruim vijf maanden schuldig gemaakt aan het bedrijfsmatig handelen in valst merkkleding,
-schoenen en -accessoires. De goederen werden aangeboden via verschillende accounts op social media, waarmee zij, gelet op het grote aantal volgers een groot bereik hadden. Tijdens de doorzoeking in de woning van de verdachten is een grote hoeveelheid merkvervalste goederen aangetroffen. De bij de woning behorende schuur was verbouwd tot showroom.
Met de handel in valse merkkleding wordt aan de rechthebbenden van intellectuele eigendomsrechten schade toegebracht. In deze zaak zijn veel merkhouders gedupeerd geraakt. Deze merkhouders hebben hun merken en designs, ten koste van grote marktinspanningen, tot bekende producten gemaakt, die garant staan voor een constante hoge kwaliteit en veel goodwill vertegenwoordigen. Door merkvervalsing wordt het vertrouwen beschaamd dat gesteld moet kunnen worden in het beschermde merk, omdat de valse merkgoederen vaak kwalitatief ver achter blijven bij de echte merkproducten. Ook wordt aan bonafide bedrijven, die zich wel aan hun verplichtingen houden, oneerlijke concurrentie aangedaan. De verdachte heeft zich hierbij enkel laten leiden door persoonlijk financieel gewin.
De verdachte heeft zich daarnaast samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan het witwassen van geldbedragen van in totaal ruim € 66.000,- bestaande uit de opbrengsten uit de verkoop van merkvervalste goederen. De betalingen voor die goederen lieten zij overmaken naar de bankrekening van een ander. Hiervoor hadden zij van deze persoon de telefoon met de bankapp en de pinpas tot hun beschikking. Het witwassen van criminele gelden vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie en de belastingdienst te onttrekken, wordt het plegen van criminele activiteiten in stand gehouden en indirect ook bevorderd. De verdachte heeft hier met haar handelen aan bijgedragen.
Dit alles neemt de rechtbank de verdachte zeer kwalijk. Ter zitting is gebleken dat de verdachte het laakbare van haar handelen inziet.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 6 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Voor het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor fraude en naar straffen die in (enigszins) vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enkele maanden passend.
De rechtbank merkt echter op dat in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en Fundamentele Vrijheden het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
In deze zaak is de redelijke termijn op 10 september 2020 aangevangen, omdat de verdachte op die datum in verzekering is gesteld en zij daaraan in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat jegens haar strafvervolging zou worden ingesteld. Nu het eindvonnis op 16 oktober 2025 wordt gewezen en de rechtbank van oordeel is dat de overschrijding niet aan de verdachte valt toe te rekenen of anderszins is gebleken van bijzondere omstandigheden, is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van drie jaren en ruim één maand. De rechtbank is van oordeel dat deze forse overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben. Daarom zal de rechtbank in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enkele maanden een gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest en daarnaast een taakstraf.

7.Bijkomende straf

De rechtbank is, net als de officier van justitie, van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven telefoon van het merk iPhone (goednummer 10) moet worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit 1 met behulp van dat voorwerp, dat aan de verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid.
8. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is, net als de officier van justitie, van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een geldbedrag van 965 euro (goednummer 1) en een scooter van het merk Piaggo Vespa Sprint (goednummer 5), moeten worden teruggegeven aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 9, 22c, 22d, 33, 33a, 47, 57, 337 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
19 (negentien) dagen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
100 (honderd) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door
50 (vijftig) dagenhechtenis.
Verklaart verbeurd:
- goednummer 10: een telefoon van het merk iPhone.
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
- goednummer 1: een geldbedrag van 965 euro;
- goednummer 5: een scooter van het merk Piaggo/Vespa.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M.G. Hink, voorzitter,
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet en mr. C.M.A.V. van Kleef, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Dommershuijzen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 oktober 2025.