Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.[gedaagde 1],
[gedaagde 2] B.V.,
[gedaagde 3],
1.De procedure
2.De zaak in het kort
3.Feiten
Werknemer verbindt zich hetzij gedurende de arbeidsrelatie, hetzij na beëindiging hiervan, op geen enkele wijze, aan wie dan ook en in welke vorm ook, enige mededeling te doen van of aangaande de bijzonderheden met betrekking tot de onderneming van Werkgever of daarmee verband houdende, welke hem bekend zijn geworden tijdens of tengevolge van het uitoefenen van zijn functie als architect en waaromtrent hij het geheim of het vertrouwelijke karakter kent of behoort te kennen.
4.Het geschil
Gedaagden sub I en III te veroordelen de inbreuken op het geheimhoudingsbeding te staken en gestaakt te houden;
Gedaagden sub I en II te veroordelen zich te onthouden van iedere inbreuk op de auteursrechten van eisereis op de Projectdocumentatie althans de haalbaarheidsonderzoeken, de voorlopige ontwerpen en de definitieve ontwerpen, en op de persoonlijkheidsrechten van eiseres en deze te staken en gestaakt te houden;
Op basis van artikel 1019i Rv te bepalen dat de termijn waarbinnen een bodemprocedure aanhangig moet worden gemaakt zes maanden zal zijn, te rekenen vanaf de datum van de uitspraak van het vonnis.
Het gevorderde onder I en II op last van een dwangsom hoofdelijk van EUR 5.000,- per dag dat gedaagde sub I en/of II en/of III in gebreke blijft aan het gevorderde onder I en II te voldoen en voor iedere dag dat dit voortduurt, met een maximum van EUR 100.000,-;
Gedaagden sub I, II en III te veroordelen aan eiseres de nakosten te betalen,
Gedaagden sub I en II te veroordelen aan eiseres de proceskosten ex artikel 1019H Rv te betalen,
het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Archicadauteursrechtelijk beschermde documenten hebben gebruikt, bewerkt en verveelvoudigd zonder toestemming daarvoor van Mint Architecten.
Archicad-modellen van Mint Architecten niet vereist en Mint Architecten heeft bovendien nagelaten te substantiëren
welkeopenbaarmakings- en verveelvoudigingshandelingen
door wiezijn gepleegd, aldus nog steeds [gedaagden]
5.De beoordeling
gestelddat [gedaagden] (althans [gedaagde 1] en [gedaagde 3]) inbreuk hebben gemaakt op het in hun arbeidsovereenkomsten opgenomen geheimhoudingsbeding, maar Mint Architecten heeft deze stelling noch in de dagvaarding, noch ter zitting nader kunnen onderbouwen. Bij conclusie van antwoord hebben [gedaagden] bovendien gemotiveerd weersproken dat de gegevens (‘de Projectdocumentatie’) in kwestie geheim waren, maar juist afkomstig waren van de opdracht
geversvan [gedaagden] in plaats van andersom. Ook heeft [gedaagden] gemotiveerd weersproken dat zij voor het (kunnen) opstellen van vervolgdocumenten voor diezelfde opdrachtgevers afhankelijk was van de
Archicad-gegevens van Mint Architecten. Gelet op die betwisting is niet aannemelijk geworden dat het gebruik van de
Archicad-gegevens van Mint Architecten de enige mogelijkheid was voor [gedaagden] om hun opdrachtgevers van nadere stukken te (kunnen) voorzien. Ook overigens acht de voorzieningenrechter aannemelijk dat de informatievoorziening bij vervolgopdrachten aan architecten in langer lopende projecten in de eerste plaats uitgaat van de opdrachtgever. Dat leidt tot de conclusie dat inbreuk op het geheimhoudingsbeding voorshands niet voldoende aannemelijk is geworden en deze grondslag derhalve faalt.
dreigingvan (verdere) inbreuk. Zonder een dergelijke dreiging bestaat immers geen noodzaak om een verbod uit te spreken en ontbreekt daarbij het vereiste belang.
ísgemaakt. Ter zitting heeft (de advocaat van) Mint Architecten desgevraagd toegegeven dat er een onderscheid gemaakt moet worden tussen een ‘project’ en een ‘opdracht’ en dat het hier gaat om gevallen waarin Mint Architecten in het kader van een
projectin het verleden een of meer
opdrachtenheeft gekregen. Die laatste
kúnnenweliswaar – afhankelijk van de (soort) opdracht – resulteren in een auteursrechtelijk beschermd werk, maar dat hoeft niet het geval te zijn. Dat brengt mee dat het aannemen van een
volgendeopdracht, door een ander, binnen datzelfde project nog niet betekent dat daarmee een inbreuk op auteursrecht wordt gemaakt. Of dat het geval is, zal per casus gemotiveerd betoogd, gesteld en bewezen (en in het kader van een kort geding voldoende aannemelijk gemaakt) moeten worden. Daarbij rust de stelplicht en bewijslast op de partij die zich beroept op de auteursrechten en de inbreuk daarop, in dit geval dus Mint Architecten. Dat stellen en bewijzen begint met het omschrijven van het beschermde werk waarop beweerdelijk inbreuk wordt c.q. dreigt te worden gemaakt. Afhankelijk van de aard van dat werk en de aard van de betrokkenheid die [gedaagden] uit hoofde van de opdracht in kwestie bij dat werk had c.q. heeft, zal inbreuk op de eventuele auteursrechten van Mint Architecten sneller of minder snel aannemelijk zijn.
– te weten met weglating van de naam van Mint Architecten als maker van het DO en (louter) met vermelding van de naam van [gedaagde 2] – bij de opdrachtgever de indruk zou kunnen hebben gewekt dat [gedaagde 1] c.q. [gedaagde 2] zélf de (auteurs)rechthebbende is of die rechten claimt te hebben op het DO. Ook heeft [gedaagde 1] ter zitting erkend dat hij op dat punt duidelijk(er) had kunnen en moeten zijn.
moetenworden, is door Mint Architecten niet weersproken. Enige (dreiging van) inbreuk op auteursrecht is dan ook niet aannemelijk geworden, zodat deze grondslag de vordering niet kan dragen.
vanhaar opdrachtgever heeft gekregen, faalt het standpunt van Mint Architecten. Enige inbreuk op auteursrechten van Mint Architecten door [gedaagden] is voorshands volstrekt niet aannemelijk geworden, zodat van dreiging op (verdere) inbreuk evenmin sprake is en het gevorderde verbod (dus) daarop niet toewijsbaar is.