ECLI:NL:RBNHO:2025:11967

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
17 oktober 2025
Zaaknummer
C/15/369314 / KG ZA 25-572
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op auteursrechten en geheimhoudingsbeding door voormalige werknemer en zijn nieuwe onderneming

In deze zaak vorderde Mint Architecten B.V. in kort geding een verbod op inbreuk op haar auteursrechten en geheimhoudingsbeding door voormalige werknemers die een eigen architectenbureau zijn gestart. De gedaagden, waaronder [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3], werden beschuldigd van het schenden van contractuele verplichtingen en het gebruiken van auteursrechtelijk beschermde documenten zonder toestemming. De voorzieningenrechter oordeelde dat de inbreuk op het geheimhoudingsbeding niet aannemelijk was gemaakt, terwijl er wel een dreiging van inbreuk op de auteursrechten van Mint Architecten werd vastgesteld met betrekking tot het project De Eendracht te Waddinxveen. De vordering werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de gedaagden werden veroordeeld tot het staken van de inbreuken en het betalen van een dwangsom. De proceskosten werden gecompenseerd, aangezien beide partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk werden gesteld. Het vonnis werd uitgesproken op 21 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/369314 / KG ZA 25-572
Vonnis in kort geding van 21 oktober 2025
in de zaak van
MINT ARCHITECTEN B.V.,
te Onnen,
eisende partij,
hierna te noemen: Mint Architecten,
advocaat: mr. J.J. Gevers,
tegen

1.[gedaagde 1],

te [plaats 1],
hierna te noemen: [gedaagde 1]
2.
[gedaagde 2] B.V.,
te [plaats 1],
hierna te noemen: [gedaagde 2]
3.
[gedaagde 3],
te [plaats 2],
hierna te noemen: [gedaagde 3],
gedaagde partijen, hierna gezamenlijk te noemen: [gedaagden],
advocaat: mr. B.H.M. Schipper.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de concept-dagvaarding met in totaal 31 producties
- de conclusie van antwoord in kort geding tevens akte overlegging producties met 21 producties
- de vrijwillige verschijning van [gedaagden] op de mondelinge behandeling van 7 oktober 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van Mint Architecten
- de pleitnotities van [gedaagden]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De zaak in het kort

2.1.
[gedaagde 1] was eerder werkzaam bij Mint Architecten en is later voor zichzelf begonnen met [gedaagde 2]. Volgens Mint Architecten maken [gedaagden] inbreuk op een contractueel geheimhoudingsbeding en op auteursrechten van Mint Architecten. Dat eerste is echter niet aannemelijk geworden en dat tweede slechts in beperkte mate. Omdat beide partijen (deels) in het (on)gelijk worden gesteld, worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd.

3.Feiten

3.1.
Op 1 februari 2021 is [gedaagde 1] in dienst getreden van Mint Architecten op basis van een arbeidsovereenkomst, met ingang van 1 februari 2022 voor onbepaalde tijd. In de arbeidsovereenkomst van [gedaagde 1] – en die van [gedaagde 3] – is onder meer het volgende opgenomen:
(…)
Artikel 7. Geheimhouding
1.
Werknemer verbindt zich hetzij gedurende de arbeidsrelatie, hetzij na beëindiging hiervan, op geen enkele wijze, aan wie dan ook en in welke vorm ook, enige mededeling te doen van of aangaande de bijzonderheden met betrekking tot de onderneming van Werkgever of daarmee verband houdende, welke hem bekend zijn geworden tijdens of tengevolge van het uitoefenen van zijn functie als architect en waaromtrent hij het geheim of het vertrouwelijke karakter kent of behoort te kennen.
Artikel 8. Intellectuele eigendomsrechten
Alle rechten van intellectueel eigendom komen toe aan Werkgever. Onder rechten van intellectueel eigendom zijn begrepen: auteursrecht, merkenrecht, rechten op uitvindingen, op publicaties, presentaties, uitgaven en andere werken door Werknemer vervaardigd of bewerkt in het kader van de vervulling van haar functie bij Werkgever, ongeacht of de betreffende vervaardiging of bewerking daarvan tijdens of buiten werktijd is gerealiseerd.
Werknemer draagt hierbij op voorhand alle eventuele binnen het kader van de arbeidsovereenkomst door haar gevestigde en/of te vestigen rechten van intellectuele eigendom, in de meest volledige omvang en ten behoeve van elk mogelijk gebruik, om niet over aan Werkgever, welke rechtenoverdracht Werkgever hierbij aanvaardt. Voorts is Werknemer gehouden tot het verlenen van medewerking in verband met het in voorkomend geval verkrijgen van een octrooi op naam van Werkgever.
(…)
3.2.
Het dienstverband van [gedaagde 1] bij Mint Architecten is bij beëindigingsovereenkomst per 31 januari 2025 geëindigd. In die overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
(…)
Artikel 8
De bepalingen in de arbeidsovereenkomst over intellectuele eigendomsrechten zijn ook na afloop van het dienstverband onverkort van kracht.
(…)

4.Het geschil

4.1.
Mint Architecten vordert om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I.
Gedaagden sub I en III te veroordelen de inbreuken op het geheimhoudingsbeding te staken en gestaakt te houden;
II.
Gedaagden sub I en II te veroordelen zich te onthouden van iedere inbreuk op de auteursrechten van eisereis op de Projectdocumentatie althans de haalbaarheidsonderzoeken, de voorlopige ontwerpen en de definitieve ontwerpen, en op de persoonlijkheidsrechten van eiseres en deze te staken en gestaakt te houden;
III.
Op basis van artikel 1019i Rv te bepalen dat de termijn waarbinnen een bodemprocedure aanhangig moet worden gemaakt zes maanden zal zijn, te rekenen vanaf de datum van de uitspraak van het vonnis.
IV.
Het gevorderde onder I en II op last van een dwangsom hoofdelijk van EUR 5.000,- per dag dat gedaagde sub I en/of II en/of III in gebreke blijft aan het gevorderde onder I en II te voldoen en voor iedere dag dat dit voortduurt, met een maximum van EUR 100.000,-;
V.
Gedaagden sub I, II en III te veroordelen aan eiseres de nakosten te betalen,
VI.
Gedaagden sub I en II te veroordelen aan eiseres de proceskosten ex artikel 1019H Rv te betalen,
VII.
het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.2.
Aan haar vorderingen legt Mint Architecten – samengevat – ten grondslag dat [gedaagde 1] na het sluiten van de beëindigingsovereenkomst meerdere opdrachtgevers en leveranciers van Mint Architecten heeft benaderd en bij hen de schijn heeft gewekt dat hij bepaalde projecten van Mint Architecten met diens instemming zelf (of door [gedaagde 2]) zou voortzetten. Door die voortzetting met gebruikmaking van kennis en know-how van Mint Architecten hebben [gedaagden] gehandeld in strijd met het in hun arbeidsovereenkomsten opgenomen geheimhoudingsbeding. Ook hebben [gedaagden] inbreuk gemaakt op de auteursrechten van Mint Architecten doordat zij middels het softwarepakket
Archicadauteursrechtelijk beschermde documenten hebben gebruikt, bewerkt en verveelvoudigd zonder toestemming daarvoor van Mint Architecten.
4.3.
[gedaagden] voeren tot hun verweer – kort gezegd – dat Mint Architecten geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, omdat zij al sinds 13 januari 2025 op de hoogte is van het feit dat [gedaagde 1] zijn eigen architectenbureau ([gedaagde 2]) zou starten, maar sindsdien op geen enkele wijze contact heeft gezocht met [gedaagden] en dus negen maanden heeft stilgezeten.
Ook lenen de vorderingen van Mint Architecten zich niet voor een voorlopige voorziening tegen [gedaagden], omdat het feitelijk de opdrachtgevers van [gedaagde 2] zijn die de aan hen verleende gebruiks- en eigendomsrechten – beweerdelijk – schenden.
Van inbreuk op geheimhoudingsbedingen is evenmin sprake, omdat [gedaagden] de voor en bij de opdrachten gebruikte informatie van haar opdrachtgevers hebben verkregen in plaats van andersom. [gedaagde 1] en [gedaagde 3] merken verderop dat zij niet gebonden aan enig contractueel relatie- of non-concurrentiebeding, zodat concurrerende werkzaamheden van [gedaagden] jegens Mint Architecten in beginsel niet onrechtmatig zijn. Tot slot heeft Mint Architecten niet onderbouwd op welke auteursrechten inbreuk zou zijn gemaakt. Voor de uitwerking van projecten in vervolgopdrachten zijn de
Archicad-modellen van Mint Architecten niet vereist en Mint Architecten heeft bovendien nagelaten te substantiëren
welkeopenbaarmakings- en verveelvoudigingshandelingen
door wiezijn gepleegd, aldus nog steeds [gedaagden]
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang
5.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of Mint Architecten ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
5.2.
Met Mint Architecten is de voorzieningenrechter van oordeel zij een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Die strekt immers tot staking en een verbod van een beweerde inbreuk door [gedaagden] op rechten van Mint Architecten met (een concreet risico op) schade die achteraf vaak moeilijk is aan te tonen. Daarmee is het spoedeisend belang gegeven. De omstandigheid dat de vordering wellicht ook eerder had kunnen worden ingesteld doet daaraan niet af.
Inhoudelijk
5.3.
Mint Architecten heeft haar vorderingen gegrond op twee pijlers, te weten inbreuk door [gedaagden] op (1) een contractueel geheimhoudingsbeding en (2) auteursrechten van Mint Architecten. De voorzieningenrechter overweegt daarover als volgt.
Inbreuk op geheimhoudingsbeding?
5.4.
Door Mint Architecten is weliswaar
gestelddat [gedaagden] (althans [gedaagde 1] en [gedaagde 3]) inbreuk hebben gemaakt op het in hun arbeidsovereenkomsten opgenomen geheimhoudingsbeding, maar Mint Architecten heeft deze stelling noch in de dagvaarding, noch ter zitting nader kunnen onderbouwen. Bij conclusie van antwoord hebben [gedaagden] bovendien gemotiveerd weersproken dat de gegevens (‘de Projectdocumentatie’) in kwestie geheim waren, maar juist afkomstig waren van de opdracht
geversvan [gedaagden] in plaats van andersom. Ook heeft [gedaagden] gemotiveerd weersproken dat zij voor het (kunnen) opstellen van vervolgdocumenten voor diezelfde opdrachtgevers afhankelijk was van de
Archicad-gegevens van Mint Architecten. Gelet op die betwisting is niet aannemelijk geworden dat het gebruik van de
Archicad-gegevens van Mint Architecten de enige mogelijkheid was voor [gedaagden] om hun opdrachtgevers van nadere stukken te (kunnen) voorzien. Ook overigens acht de voorzieningenrechter aannemelijk dat de informatievoorziening bij vervolgopdrachten aan architecten in langer lopende projecten in de eerste plaats uitgaat van de opdrachtgever. Dat leidt tot de conclusie dat inbreuk op het geheimhoudingsbeding voorshands niet voldoende aannemelijk is geworden en deze grondslag derhalve faalt.
Inbreuk op auteursrechten?
5.5.
Voor zover de vordering gegrond is op een gestelde schending van auteursrecht, vordert Mint Architecten om [gedaagden] te veroordelen zich te onthouden van iedere inbreuk daarop. Het gaat dus om een gevorderd verbod van (verdere) inbreuk. Voor toewijzing van een dergelijk verbod moet voldaan zijn aan de eis dat sprake is van een concrete
dreigingvan (verdere) inbreuk. Zonder een dergelijke dreiging bestaat immers geen noodzaak om een verbod uit te spreken en ontbreekt daarbij het vereiste belang.
5.6.
In het merendeel van de door Mint Architecten aangevoerde gevallen wordt de dreiging van auteursrechtinbreuk afgeleid uit de stelling van Mint Architecten dat reeds inbreuk
ísgemaakt. Ter zitting heeft (de advocaat van) Mint Architecten desgevraagd toegegeven dat er een onderscheid gemaakt moet worden tussen een ‘project’ en een ‘opdracht’ en dat het hier gaat om gevallen waarin Mint Architecten in het kader van een
projectin het verleden een of meer
opdrachtenheeft gekregen. Die laatste
kúnnenweliswaar – afhankelijk van de (soort) opdracht – resulteren in een auteursrechtelijk beschermd werk, maar dat hoeft niet het geval te zijn. Dat brengt mee dat het aannemen van een
volgendeopdracht, door een ander, binnen datzelfde project nog niet betekent dat daarmee een inbreuk op auteursrecht wordt gemaakt. Of dat het geval is, zal per casus gemotiveerd betoogd, gesteld en bewezen (en in het kader van een kort geding voldoende aannemelijk gemaakt) moeten worden. Daarbij rust de stelplicht en bewijslast op de partij die zich beroept op de auteursrechten en de inbreuk daarop, in dit geval dus Mint Architecten. Dat stellen en bewijzen begint met het omschrijven van het beschermde werk waarop beweerdelijk inbreuk wordt c.q. dreigt te worden gemaakt. Afhankelijk van de aard van dat werk en de aard van de betrokkenheid die [gedaagden] uit hoofde van de opdracht in kwestie bij dat werk had c.q. heeft, zal inbreuk op de eventuele auteursrechten van Mint Architecten sneller of minder snel aannemelijk zijn.
Toegepast op de door Mint Architecten gestelde projecten leidt deze benadering tot de volgende beoordeling.
De Eendracht Waddinxveen
5.7.
Ter zitting heeft [gedaagde 1] verklaard dat het door Mint Architecten vervaardigde Definitief Ontwerp (DO) als een auteursrechtelijk beschermd werk heeft te gelden, welk auteursrecht hij ook heeft gerespecteerd en waaraan hij inhoudelijk ook niets heeft gewijzigd. [gedaagde 1] heeft toegegeven dat de wijze waarop hij dat DO in zijn Powerpoint-presentatie heeft verwerkt
– te weten met weglating van de naam van Mint Architecten als maker van het DO en (louter) met vermelding van de naam van [gedaagde 2] – bij de opdrachtgever de indruk zou kunnen hebben gewekt dat [gedaagde 1] c.q. [gedaagde 2] zélf de (auteurs)rechthebbende is of die rechten claimt te hebben op het DO. Ook heeft [gedaagde 1] ter zitting erkend dat hij op dat punt duidelijk(er) had kunnen en moeten zijn.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het voorgaande voldoende voor de conclusie dat sprake is van een dreiging op inbreuk op de auteursrechten van Mint Architecten, zodat het onder II. gevorderde verbod ten aanzien van het project De Eendracht te Waddinxveen met betrekking tot gedaagden sub 1. en 2. ([gedaagde 1] en [gedaagde 2]) zal worden toegewezen.
5.8.
Ten aanzien van de ‘Amsterdamse ontwerpen’ is het de vraag of de eventuele auteursrechten die Mint Architecten daarop mocht hebben ook integraal bij haar zijn gebleven, of dat bepaalde tekeningen – zoals [gedaagden] hebben betoogd – met haar ‘betrokkenen’ (de voorzieningenrechter begrijpt: de verschillende opdrachtgevers) zijn gedeeld in het kader van ‘standaard branchegebruik’, dan wel dat bepaalde opdrachtgevers (de Gemeente Amsterdam) op basis van hun eigen algemene voorwaarden een gebruiksrecht daarop hebben gekregen. Het antwoord op die vraag kan evenwel in het midden blijven, omdat ook indien veronderstellenderwijs wordt aangenomen dat Mint Architecten de (enige) auteursrechthebbende op de desbetreffende documenten zou zijn gebleven, voorshands onvoldoende is gebleken dat [gedaagden] daarop inbreuk hebben gemaakt. Het volgende is daarvoor redengevend.
Pieter Aertszstraat Amsterdam
5.9.
Volgens Mint Architecten is door haar eerst een Haalbaarheidsstudie (HHS) en vervolgens een DO opgesteld, waarna zij een omgevingsvergunning heeft aangevraagd. Voor het (kunnen) opstellen van een Technisch Ontwerp (TO) is vaak vereist dat het DO+ wordt aangepast, waartoe [gedaagde 1] niet gerechtigd is zodat dat auteursrechtinbreuk oplevert.
Volgens [gedaagden] daarentegen was aanpassing van het DO+ niet nodig, althans hebben [gedaagden] dat niet aangepast, omdat het project reeds in 2024 is aanbesteed en nu bij de aannemer ligt, die verantwoordelijk is voor de verdere technische uitwerking en uitvoering.
5.10.
Tegenover de gemotiveerde betwisting van [gedaagden] heeft Mint Architecten op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dát [gedaagden] inbreuk op enig (laat staan wélk) auteursrecht hebben gemaakt. Ook de inhoudelijke betwisting van de stelling dat het DO+ aangepast zou
moetenworden, is door Mint Architecten niet weersproken. Enige (dreiging van) inbreuk op auteursrecht is dan ook niet aannemelijk geworden, zodat deze grondslag de vordering niet kan dragen.
Transformatorweg 6
5.11.
Mint Architecten stelt dat de gemeente Amsterdam aan haar een groot aantal opdrachten heeft verstrekt, en dat dit project niet kan worden voortgezet door [gedaagden] zonder gebruikmaking van haar auteursrechtelijk beschermde Projectdocumentatie.
[gedaagden] hebben tot hun verweer aangevoerd dat zij zeer recent de enkele opdracht hebben gekregen voor werkzaamheden ten aanzien van procesmatige begeleiding van de aanbesteding van het project, welke werkzaamheden uitvoerbaar zijn op basis van de door [gedaagde 2] van haar opdrachtgever verkregen documentatie. Dat verweer is door Mint Architecten niet voldoende weersproken, zodat van auteursrechtelijke inbreuk niet is gebleken en ook de dreiging daarvan niet voldoende aannemelijk is geworden.
A-Lab
5.12.
Het project A-Lab is volgens Mint Architecten een heel groot en langlopend project, dat door het vertrek van [gedaagde 1] en [gedaagde 3] onverwacht stil is komen te liggen. Ook dit project kan niet door [gedaagden] worden voortgezet zonder gebruikmaking van de Projectdocumentatie van Mint Architecten.
Volgens [gedaagden] zijn alle opdrachten in het project A-Lab al vóór 31 maart 2025 afgerond en betaald, waarna alle daarmee verband houdende resultaten (ontwerpen, tekeningen, adviezen en BIM-model) door Mint Architecten aan de opdrachtgever zijn opgeleverd. Het project is dus niet stil komen te liggen. De gemeente Amsterdam heeft vervolgens zelfstandig aan [gedaagde 2] opdracht verstrekt om in dit project (nieuwe) vervolgopdrachten uit te voeren, waarvoor de gemeente voornoemde stukken aan [gedaagde 2] ter beschikking heeft gesteld.
5.13.
De voorzieningenrechter overweegt ten aanzien van dit project als volgt.
Zonder nadere toelichting is het standpunt van Mint Architecten te globaal om als onderbouwing van de gestelde inbreuk te kunnen dienen. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagden] is inbreuk op enig auteursrecht van Mint Architecten niet aannemelijk geworden. Van Mint Architecten had op zijn minst verwacht mogen worden dat zij concreet zou stellen wélke van de (vele) opdrachten binnen dit project door de gemeente Amsterdam aan [gedaagden] is verleend en hóe die opdracht(en) dan inbreuk maken op (welke) auteursrechten van Mint Architecten, c.q. waaróm de desbetreffende opdracht(en) door [gedaagden] niet uitgevoerd zouden kunnen worden zónder de (auteursrechtelijk beschermde) documentatie van Mint Architecten te gebruiken. Mede gelet op het verweer van [gedaagden] dat zij die informatie juist
vanhaar opdrachtgever heeft gekregen, faalt het standpunt van Mint Architecten. Enige inbreuk op auteursrechten van Mint Architecten door [gedaagden] is voorshands volstrekt niet aannemelijk geworden, zodat van dreiging op (verdere) inbreuk evenmin sprake is en het gevorderde verbod (dus) daarop niet toewijsbaar is.
Marnixkade / Javaplantsoen
5.14.
Voor deze beide projecten heeft Mint Architecten betoogd dat zij in opdracht van de gemeente Amsterdam een Haalbaarheidsstudie heeft uitgevoerd en dat [gedaagden] dit project niet kan voortzetten zonder gebruikmaking van de Projectdocumentatie en -administratie van Mint Architecten.
Volgens [gedaagden] is het volstrekt gebruikelijk in de branche dat een door het ene architectenbureau gemaakte HHS door de opdrachtgever voor verdere uitwerking bij een ander bureau kan worden neergelegd. Dat is in dit geval ook gebeurd. Bovendien waren [gedaagden] bij gebrek aan relatie- of non-concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomsten van [gedaagde 1] en [gedaagde 3] gerechtigd om vervolgopdrachten uit te voeren voor de gemeente Amsterdam.
5.15.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter slaagt het verweer van [gedaagden] ten aanzien van deze projecten. Uitgangspunt is dat concurrentie in beginsel is toegestaan en gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagden] – die door Mint Architecten ter zitting niet (voldoende) is weersproken – valt niet in te zien waarom van dat uitgangspunt van vrije concurrentie in dit geval zou moeten worden afgeweken.
Slotsom
5.16.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de vordering van Mint Architecten, voor zover gegrond op auteursrecht, zal worden toegewezen ten aanzien van het project De Eendracht te Waddinxveen. De overige vorderingen zullen worden afgewezen.
Dwangsom
5.17.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
Proceskosten
5.18.
Partijen vorderen over en weer om de andere partij te veroordelen in de redelijke en evenredige proceskosten op de voet van artikel 1019h van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Hoewel dit artikel veroordeling in de ‘werkelijke proceskosten’ mogelijk maakt, beoogt het echter niet af te wijken van de regel van artikel 237 Rv, inhoudend dat kostencompensatie mogelijk is wanneer partijen over en weer op enkele punten in het ongelijk zijn gesteld. [1] Omdat beide partijen in deze procedure gedeeltelijk (on)gelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen dan ook worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zich te onthouden van iedere inbreuk op de auteursrechten van Mint Architecten op de Projectdocumentatie althans de haalbaarheidsonderzoeken, de voorlopige ontwerpen en de definitieve ontwerpen, en op de persoonlijkheidsrechten van Mint Architecten voor zover deze betrekking hebben op het project De Eendracht, en deze te staken en gestaakt te houden,
6.2.
veroordeelt [gedaagden] om aan Mint Architecten een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de hoofdveroordeling in 6.1 voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
6.3.
bepaalt de termijn als bedoeld in artikel 1019i Rv op zes maanden na heden,
6.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2025.
936
Tegen dit vonnis kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat.
Als het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het vonnis al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.

Voetnoten

1.Zie T&C bij art. 1019h Rv, aant. 4.