ECLI:NL:RBNHO:2025:11995

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
AWB-24_6976
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een aanvraag voor een urgentieverklaring wegens geen urgent huisvestingsprobleem

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland op 1 oktober 2025, wordt de aanvraag van eiseres voor een urgentieverklaring afgewezen. Eiseres, die in een tijdelijke woonsituatie bij haar ex-schoonzus verblijft, is het niet eens met de afwijzing van haar aanvraag door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad. De rechtbank beoordeelt de beroepsgronden van eiseres en komt tot de conclusie dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen. Eiseres heeft geen recht op een urgentieverklaring omdat er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem. De rechtbank stelt vast dat eiseres haar huisvestingsprobleem op een andere manier kan oplossen, gezien haar inschrijfduur en het aantal toegekende situatiepunten. De rechtbank wijst erop dat de omstandigheden van eiseres, hoewel niet ideaal, niet zo schrijnend zijn dat toepassing van de hardheidsclausule gerechtvaardigd zou zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken van eiseres af.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/6976

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.H. Visser),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad

(gemachtigden: mr. Ph. H. Arnold en J. Ockers).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van die aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 3. Aan het eind staan de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Het college heeft de aanvraag van eiseres voor een urgentieverklaring met het besluit van 12 augustus 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 8 oktober 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
Eiseres is wegens betalingsonmacht voorlopig vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 16 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Ten aanzien van het verzoek om vrijstelling van het griffierecht
3. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting tot het betalen van griffierecht wegens betalingsonmacht. De rechtbank is van oordeel dat het beroep op betalingsonmacht moet worden toegewezen. Eiseres hoeft dan ook geen griffierecht te betalen.
Totstandkoming van het bestreden besluit
4. Eiseres is gescheiden. De echtscheiding is uitgesproken op [datum] 2024. Begin 2024 hebben eiseres en haar ex-echtgenoot de echtelijke woning aan de [adres 1] in [plaats 2] , waar zij sinds september 2015 woonden, te koop gezet en verkocht. Eiseres en haar ex-echtgenoot hebben twee minderjarige kinderen. Eiseres heeft op 25 maart 2024 een urgentieverklaring aangevraagd. Eiseres staat vanaf 5 november 2014 ingeschreven als woningzoekende. Op 1 juni 2024 zijn aan haar zogeheten ‘situatiepunten’ (extra zoekpunten vanwege het hebben van de zorg voor minderjarige kinderen) toegekend. Eiseres heeft zich op 4 juni 2024 ingeschreven op het adres [adres 2] te [plaats 1] . Zij woont tijdelijk in bij het gezin van haar ex-schoonzus.
5. Het college heeft de aanvraag om een urgentieverklaring afgewezen omdat geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem nu eiseres inwoont bij familie. Daarnaast kan eiseres volgens het college haar huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze oplossen. Daarbij heeft het college erop gewezen dat eiseres gezien het aantal zoekpunten redelijkerwijs voldoende uitzicht heeft op het vinden van een sociale huurwoning binnen een redelijke termijn. Door actiever te reageren op het woningaanbod in Woningnet, met name flatwoningen, kan zij haar kansen verhogen. Het college heeft ook geen aanleiding gezien om de hardheidsclausule toe te passen. Volgens het college kan er niet gesproken worden van één van de meest schrijnende gevallen.
Beroepsgronden
6. Eiseres betoogt dat het college de urgentieverklaring ten onrechte heeft geweigerd. Kern van haar betoog is dat zij in een beknellende woonsituatie zit.
De huisvestingsverordening
7. Artikel 2.5.5, eerste lid, aanhef en onder b en c van de Huisvestingsverordening gemeente Zaanstad 2021 (Algemene weigeringsgronden urgentieverklaring) luidt:
Burgemeester en wethouders weigeren de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
b. er is geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem;
c. de aanvrager kon het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze oplossen.
8. Artikel 2.5.8a (Sociaal medische urgentie) luidt:
1. Een urgentieverklaring kan worden verleend indien zich geen van de in artikel 2.5.5, eerste en tweede lid, genoemde omstandigheden voordoet en de aanvrager, het huishouden van aanvrager of een lid van dat huishouden zich naar het oordeel van burgemeester en wethouders op grond van medische of sociale omstandigheden in een levensontwrichtende woonsituatie bevindt, welke alleen beëindigd kan worden door verhuizing naar andere zelfstandige woonruimte.
2. Van een levensontwrichtende woonsituatie als bedoeld in het eerste lid is sprake:
a. indien een of meerdere leden van het huishouden van aanvrager ernstige medische beperkingen heeft;
b. bij dakloosheid of dreigende dakloosheid van een huishouden waarvan minderjarige kinderen deel uitmaken;
c. indien een of meerdere leden van het huishouden van aanvrager met geweld bedreigd wordt of het slachtoffer is van geweld; of,
d. indien het huishouden naar het oordeel van burgemeester en wethouders onevenredig hoge woonlasten heeft.
9. Artikel 2.5.11, eerste lid (Hardheidsclausule), luidt:
Burgemeester en wethouders zijn, indien toepassing van deze verordening zou leiden tot weigering van een urgentieverklaring, bevoegd om toch een urgentieverklaring toe te kennen indien:
a. weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie; en,
b. sprake is van bijzondere, bij het vaststellen van de verordening onvoorziene, omstandigheden die gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn.
Is er sprake van een urgent huisvestingsprobleem?
10. Volgens paragraaf 2.2, aanhef en onder b, van de Beleidsregels urgentie gemeente Zaanstad 2016 is er sprake van een urgent huisvestingsprobleem als het huishouden van aanvrager dakloos is of zeer binnenkort dakloos zal worden. Met dakloosheid wordt gelijkgesteld de situatie waarin het huishouden van aanvrager naar het oordeel van burgemeester en wethouders als gevolg van een probleem met de huisvesting redelijkerwijs geen gebruik meer geacht wordt te kunnen maken van de tot dan toe bewoonde woning. In de volgende gevallen is in ieder geval op zichzelf staand geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem;
(…)
de aanvrager woont op dit moment bij een ander huishouden in;
(…)
11. De rechtbank is van oordeel dat het college zich op het standpunt mocht stellen dat er bij eiseres geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem in de zin van artikel 2.5.5, eerste lid, aanhef en onder b, van de verordening. Eiseres is immers niet dakloos. Eiseres woont met haar kinderen in bij haar ex-schoonzus. Niet is geconcretiseerd dat sprake is van dreigende dakloosheid. De door eiseres overgelegde overeenkomst, waarin de duur van de inwoning is gekoppeld aan een beslissing op haar aanvraag, is daartoe onvoldoende. Zij heeft immers nog steeds onderdak.
11. Dat om sociale redenen redelijkerwijs niet langer van eiseres kan worden verwacht nog langer in te wonen bij familie is niet gebleken. Uit wat is aangevoerd wordt wel duidelijk dat zowel eiseres als haar familie de woonsituatie als verre van ideaal ervaren, hetgeen ook zeker begrijpelijk is, maar dat maakt op zichzelf nog niet dat een eigen woning dringend noodzakelijk is.
11. Ook is niet geconcretiseerd dat de inwoning om medische redenen niet langer mogelijk is. De medische klachten moeten dan samenhangen met de woonsituatie en levensontwrichtend zijn. Dat is niet gebleken.
11. In het verweerschrift licht het college verder nog toe niet te bestrijden dat eiseres een huisvestingsprobleem heeft. Wat het college bestrijdt is dat de noodzaak bestaat om haar met voorrang boven andere woningzoekenden te plaatsen. De rechtbank kan het college daarin volgen, ook bezien tegen de achtergrond van de situatie op de woningmarkt.
11. Eiseres heeft ook nog betoogd dat als het zou gaan om een huurwoning er sowieso geen toestemming voor inwoning zou zijn gekomen. Dat argument snijdt hier geen hout omdat er geen sprake is van een huurwoning.
Kan eiseres het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze oplossen?
16. Volgens paragraaf 2.2, aanhef en onder c, van de Beleidsregels is er in ieder geval sprake van een situatie waarin de woningzoekende het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze kan oplossen in de zin van artikel 2.5.5, eerste lid, aanhef en onder c, van de verordening indien aanvrager, gelet op de aard en ernst van het huisvestingsprobleem, binnen een redelijke termijn zelf, gelet op zijn inschrijfduur als woningzoekende, geacht wordt een woning te kunnen vinden.
17. Uit de stukken en het verhandelde op zitting valt af te leiden dat eiseres intussen al veel zoekpunten heeft en daardoor redelijk hoog scoort. Door haar lange inschrijfduur, de toekenning van extra zoekpunten als alleenstaande ouder en de mogelijkheden die zij heeft om met actief zoekgedrag haar zoekpunten verder op te bouwen is haar positie kansrijk en kan deze de komende tijd steeds kansrijker worden. Eiseres zal wel zo vaak als mogelijk moeten reageren, waarbij zij dan vooral de bij voorbaat meest kansrijke reacties moet doen (dat wil zeggen op flatwoningen) en ook buiten Zaandam moet kijken.
18. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat het college zich op het standpunt mocht stellen dat eiseres haar huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze kan oplossen.
Beroep op hardheidsclausule
19. Als niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring heeft het college de bevoegdheid om een urgentieverklaring te verlenen op grond van de hardheidsclausule in artikel 2.5.11 van de verordening. Dit kan het college doen wanneer weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie en sprake is van bijzondere – bij het vaststellen van de verordening onvoorziene – omstandigheden die gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn.
20. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat iemand met een urgentieverklaring voorrang krijgt op andere woningzoekenden en een urgentieverklaring de uitzondering is op de regel. De hardheidsclausule is opgenomen om te voorkomen dat (te) strikte toepassing van de verordening zou leiden tot een onevenredige en daarmee zeer onwenselijke uitkomst.
21. Het college geeft aan de situatie van inwoning ook onwenselijk te vinden, maar wijst erop dat een scheiding met een dergelijk gevolg in deze tijd schering en inslag is. Dat eiseres een schrijnend geval zou zijn ziet het college dan ook niet.
22. Ook de rechtbank begrijpt dat de woonsituatie van eiseres en haar kinderen zeker niet wenselijk is, maar deze omstandigheden zijn in het licht van de regelgeving niet zo schrijnend of bijzonder, dat het college gehouden was alsnog een urgentieverklaring te verstrekken. De rechtbank is van oordeel dat het college in het door eiseres gestelde geen aanleiding hoefde te zien om de hardheidsclausule toe te passen.
Verordening indicatiestelling woningen
23. Eiseres heeft ten slotte betoogd dat het college in strijd met de Verordening indicatiestelling woningen heeft gehandeld. De rechtbank kan eiseres hierin niet volgen. Het college heeft er immers op gewezen dat die verordening in 2015 is ingetrokken.

Conclusie en gevolgen

24. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen urgentieverklaring krijgt. Eiseres krijgt daarom ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. H.R.A. Horring, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.