6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals een en ander is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting, het Pro Justitia psychologisch rapport van 24 februari 2025, opgesteld door [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog, en het adviesrapport van de Raad van 30 september 2025.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft gepoogd om op klaarlichte dag met een of meer anderen een telefoonwinkel te overvallen om daar geld en telefoons weg te nemen. De verdachte is samen met een medeverdachte de winkel in gelopen en heeft vitrines ingeslagen, terwijl zijn medeverdachte de winkeleigenaar en een medewerker heeft bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De medeverdachte heeft de medewerker ook nog in een armklem genomen en het wapen tegen hem aangedrukt. De winkeleigenaar en de medewerker hebben zich hierdoor zeer bedreigd, angstig en onveilig gevoeld. De verdachte heeft enkel gehandeld uit winstbejag en geen rekening gehouden met de gevoelens van de slachtoffers, die geen idee hadden waartoe de overvallers in staat waren. Dat het bij een poging is gebleven, is te danken aan moedig optreden van de winkeleigenaar en zijn medewerker, die er samen in slaagden om het wapen af te pakken, waarna de verdachte en zijn medeverdachte er vandoor gingen. De impact van dit feit is groot. Dat geldt voor de medewerkers van de winkel maar ook voor de maatschappij als zodanig waar feiten als hier aan de orde in de regel ook heftige gevoelens van angst en onveiligheid teweegbrengen. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft de verdachte zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan de diefstal van een bromfiets door de eigenaar van zijn bromfiets te duwen en hem te bedreigen met geweld.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan heling van een bromfiets. Dit zijn ergerlijke feiten die voor de benadeelden hinder en schade met zich meebrengen. Door het plegen van dit soort delicten heeft de verdachte geen enkel respect getoond voor de eigendommen van een ander.
Persoonlijke omstandigheden
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 16 september 2025, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Het psychologisch rapport van 24 februari 2025 houdt onder meer het volgende in:
Bij de verdachte is een autismespectrumstoornis en daarnaast een lichte verstandelijke beperking vastgesteld. De verdachte functioneert op alle gebieden op een jonger ontwikkelingsniveau dan andere 17-jarigen. Hij is daardoor verminderd in staat weerstand te bieden aan beïnvloeding door anderen, eigen morele keuzes te maken en de gevolgen van keuzes op langere termijn te overzien. Daarom wordt geadviseerd de verdachte de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen.
Het risico op recidive wordt ingeschat als laag wanneer de verdachte meer sturing, begeleiding en structuur krijgt aangeboden, maar bij onvoldoende sturing, begrenzing en begeleiding zijn er hoge risico’s op recidive. Risicofactoren worden gevormd door de geringe schoolprestaties tot nu toe en door omgang met delinquente leeftijdsgenoten waarbij betrokkene niet goed in staat is weerstand te bieden tegenover negatieve beïnvloeding. Ook lijkt hij afwijzing door leeftijdsgenoten te ervaren, weinig vriendschappen en weinig acceptatie door leeftijdsgenoten. Ook spelen stress en irritatie bij hem een grote rol, onvermogen met deze gevoelens om te gaan en geringe copingvaardigheden.
Het is positief dat betrokkene een band ervaart met zijn beide ouders en met zijn broer en zussen. Ook laat hij een positieve houding zien ten opzichte van werk of toekomstige schoolopleiding en ten opzicht van hulp. Betrokkene is gevoelig voor bijsturing door pro-sociale anderen. Zijn behoefte aan structuur en leiding maakt dat hij kinderlijk en afhankelijk kan zijn en dat hij ook in positieve zin beïnvloedbaar is en bereid en in staat is te profiteren van begeleiding om zijn ontwikkeling te bevorderen en recidive te voorkomen.
De deskundige adviseert een deels voorwaardelijke straf en een jeugdreclasseringsmaatregel op te leggen, waarbij de verdachte verplicht is zich aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering te houden, ook als deze aanwijzingen inhouden dat hij (woon)begeleiding geboden krijgt vanuit Inspire en daarnaast begeleiding krijgt vanuit een IFA coach.
De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog over en zal de feiten in verminderde mate aan de verdachte toerekenen.
Verder heeft de rechtbank het uitgebrachte adviesrapport van de Raad meegewogen dat – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt.
De verdachte verblijft nu op een woongroep, waar het redelijk met hem gaat. Momenteel heeft de verdachte geen dagbesteding, maar hij is bezig met solliciteren. De duidelijkheid, structuur en het gegeven dat hij geld kan verdienen lijken hem goed te doen. Het is om die reden van belang dat hij zo snel mogelijk een zinvolle dagbesteding heeft. Het is van belang dat begeleiding door de jeugdreclassering betrokken blijft, zodat er zicht is op de verdachte en er, ook als hij volwassen is, begeleiding blijft. Het is van belang dat de verdachte begeleiding ontvangt van een coach met kennis van LVB-problematiek.
De Raad adviseert de verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest, onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit en onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich houdt aan de huisregels van [verblijfplaats] ;
 - meewerkt aan hulpverlening die nodig wordt geacht, zoals een IFA coach,
 
Waarbij aan de reclasseringsinstelling, te weten de William Schrikker Groep, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De Raad heeft ter zitting hieraan het volgende toegevoegd.
De verdachte heeft een lange tijd vastgezeten. Het is voor de Raad niet te begrijpen waarom dat zo lang heeft geduurd en voor de verdachte al helemaal niet. Hij moet wel leren dat hij niet zelfbepalend kan zijn en dingen soms lopen zoals ze lopen. De verdachte vindt het moeilijk om naar zijn eigen gedrag te kijken en ook hoe het gedrag van een ander in elkaar zit. Het is belangrijk dat hij begeleiding krijgt. De Raad wil de in het rapport geadviseerde voorwaarden als volgt aanvullen. De verdachte dient mee te werken aan hulp en begeleiding vanuit [verblijfplaats] of een soortgelijke instelling. Daarnaast moet hij een zinvolle dagbesteding hebben, omdat dit de kans op recidive kan verkleinen. Mocht de rechtbank een onvoorwaardelijke straf willen opleggen dan adviseert de Raad een onvoorwaardelijk werkstraf en geen jeugddetentie.
Namens de jeugdreclassering is ter zitting naar voren gebracht dat er nog geen IFA coach beschikbaar is. De verdachte is aangemeld, maar er zijn wachtlijsten. Verder is aangegeven dat het voor de reclassering ook een uitdaging is om de verdachte te begeleiden. Iedereen om hem heen werkt hard, maar het wordt tijd dat hij zelf ook echt aan het werk gaat. Zo is gisteren een afspraak met de reclassering niet doorgegaan en heeft de verdachte aangegeven dat dit door miscommunicatie kwam. Dat wordt wel vaker gezegd en het lijkt erop dat deze afspraken worden vermeden.
De op te leggen straf
In zijn algemeenheid geldt dat bij ernstige strafbare feiten als diefstal met geweld een vrijheidsbenemende straf passend en geboden is. Bij oplegging van de straf houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte 176 dagen gedetineerd is geweest (in het kader van het voorarrest). Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat de feiten verminderd aan de verdachte zijn toe te rekenen. Tot slot houdt de rechtbank rekening met het advies van de Raad om een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met algemene en bijzondere voorwaarden waaraan hij zich moet houden.
Alles afwegende ziet de rechtbank geen reden om in dit geval van het uitgangspunt om een vrijheidsbenemende straf op te leggen en van de eis van de officier van justitie af te wijken.
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 210 dagen moet worden opgelegd, waarvan 34 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast zal de rechtbank aan de op te leggen straf de voorwaarden verbinden zoals is geadviseerd door de Raad.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een poging tot diefstal met geweld en een diefstal met bedreiging met geweld tegen personen. Gelet op het recidivegevaar, dat zonder de voorgestelde bijzondere voorwaarden door de Pro Justitia rapporteur en de Raad als hoog wordt ingeschat, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.