ECLI:NL:RBNHO:2025:12062

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 oktober 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
C/15/369024 / KG ZA 25-558
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan verkoop van de gezamenlijke woning na echtscheiding

In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, de man, gedaagde, in kort geding gedagvaard om te vorderen dat hij meewerkt aan de verkoop van de gezamenlijke woning. De echtscheiding tussen partijen is uitgesproken op 10 juni 2021 en er is een convenant opgesteld waarin afspraken zijn gemaakt over de verdeling van de woning en de financiële afwikkeling. De vrouw stelt dat de man zijn verplichtingen niet is nagekomen, waaronder het ontslaan van haar uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening en het betalen van een bedrag van € 200.000,-. De vrouw heeft de man meerdere keren aangeschreven, maar er is geen actie ondernomen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van de vrouw spoedeisend zijn en heeft de man veroordeeld om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis opdracht te geven aan een makelaar voor de verkoop van de woning. Daarnaast zijn er dwangsommen opgelegd voor het niet naleven van de veroordelingen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 20 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/369024 / KG ZA 25-558
Vonnis in kort geding van 20 oktober 2025
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. D.E.M. Boukens,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de man,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 september 2025, met producties 1-4;
  • de mondelinge behandeling van 13 oktober 2025, waarvan door de griffier aantekeningen
zijn gemaakt;
- het tijdens de mondelinge behandeling tegen de man verleende verstek.

2.Het geschil

2.1.
De vrouw vordert - samengevat - dat de man meewerkt aan de verkoop en levering van de voormalig echtelijke woning.
2.2.
De vrouw legt aan de vordering het volgende ten grondslag. De echtscheiding is bij beschikking van 10 juni 2021 tussen partijen uitgesproken. De vrouw en de man zijn in mei/juni 2023 tot een convenant gekomen. Daarin is onder andere opgenomen dat de echtelijke woning aan de man zal worden toebedeeld onder de opschortende voorwaarde dat de vrouw zal worden ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de hypothecaire geldlening. Verder is afgesproken dat in het kader van de algehele verdeling van de gemeenschap aan de vrouw een bedrag van € 200.000,- toekomt. In het convenant is opgenomen dat als de man er niet in slaagt de vrouw op uiterlijk 1 oktober 2023 te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid en haar de € 200.000,- te betalen, de woning verkocht dient te worden. Bij verkoop van de woning ontvangt de vrouw ook het bedrag van € 200.000,-. De afgelopen periode heeft de man bedragen aan de vrouw betaald, waardoor er nog een bedrag resteert van € 28.788,57 plus de overeengekomen wettelijke rente van vier procent vanaf 1 oktober 2023. De vrouw is nog steeds eigenaar van de woning en hoofdelijk aansprakelijk voor de hypothecaire geldlening. De man is meerdere keren aangeschreven om het te regelen en heeft al vaak uitstel gehad. De vrouw stelt dan ook dat zij de man voldoende extra tijd heeft gegeven om haar te doen laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, de levering van de woning te regelen en het resterende bedrag aan haar te voldoen. Nu dit nog steeds niet is gebeurd, dient de woning verkocht te worden, aldus de vrouw.

3.De beoordeling

3.1.
De voorzieningenrechter zal de vorderingen op de hierna te melden wijze toewijzen, omdat deze naar hun aard spoedeisend zijn en hem niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen, behoudens het navolgende.
3.2.
De man wordt - in plaats van binnen 24 uur - veroordeeld om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis opdracht aan een makelaar te verstrekken tot verkoop van de woning. De termijn van 24 uur vindt de voorzieningenrechter te kort.
3.3.
Voor zover de vrouw vordert dat de man meewerkt aan het (onder andere) maken van foto’s van de woning, het verstrekken van benodigde stukken aan de makelaar en het bezichtigen van de woning, wordt een dwangsom toegewezen en gemaximeerd zoals hieronder vermeld.
3.4.
Ten aanzien van de gevorderde veroordelingen waarin het onderhavige vonnis op grond van artikel 3:300 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) in de plaats treedt van de door de man te verrichten rechtshandeling(en), zal de voorzieningenrechter de gevorderde dwangsom afwijzen.
3.5.
De voorzieningenrechter wijst de vordering van de vrouw toe dat zij uit de resterende opbrengst van de verkoop van de woning het nog aan haar toekomende bedrag van € 28.788,57 ontvangt, met dien verstande dat dit vermeerderd wordt met de wettelijke rente van
vier procentvanaf 1 oktober 2023.
3.6.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
veroordeelt de man om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis opdracht te verstrekken tot verkoop van de woning aan de [adres] ( [postcode] ) te [woonplaats] aan In Huis Makelaardij, dan wel aan iedere andere door de vrouw aan te wijzen makelaar binnen zeven dagen nadat de vrouw de man de naam van de makelaar heeft laten weten, waarbij de door deze makelaar te adviseren vraag- en verkoopprijzen bindend zijn, en bepaalt dat indien de man hieraan niet tijdig meewerkt, dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 1 BW dezelfde kracht heeft als een door de man ondertekende volmacht aan de vrouw om de in deze veroordeling omschreven rechtshandeling(en) te verrichten,
4.2.
veroordeelt de man om op het eerste verzoek van het makelaarskantoor een werknemer van dat kantoor in de gelegenheid te stellen de woning te bezichtigen, foto’s te nemen en een omschrijving te maken voor op of in diverse websites of folders, ervoor zorg te dragen dat de woning, tuin, ondergrond en overige toebehoren in behoorlijke staat en opgeruimd zijn op het moment dat de makelaar foto’s en een omschrijving komt maken en eventueel potentiële kopers en de makelaar toe te laten voor bezichtigingen,
4.3.
bepaalt dat de man alle voor de verkoop benodigde stukken op het eerste verzoek van de makelaar dient te verstrekken, zijnde onder meer maar niet uitsluitend een ingevulde vragenlijst en energielabel,
4.4.
verbiedt de man om bij de bezoeken van de makelaar met geïnteresseerde kopers aanwezig te zijn anders dan bij het enkel binnenlaten van de makelaar en de kopers,
4.5.
veroordeelt de man tot betaling van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag dat hij niet voldoet aan het in 4.2 en/of 4.3 bepaalde en voor iedere keer dat hij niet voldoet aan het in 4.4 bepaalde, met een maximum van € 50.000,-,
4.6.
bepaalt dat de man met een op de woning uitgebracht bod dient in te stemmen binnen zeven dagen nadat het bod is uitgebracht indien de makelaar oordeelt dat een door een potentiële gegadigde gedaan bod redelijk is, en bepaalt dat als de man dit niet tijdig doet dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 1 BW dezelfde kracht heeft als een door de man ondertekende volmacht aan de vrouw om de in deze veroordeling omschreven rechtshandeling(en) te verrichten,
4.7.
bepaalt dat de man zijn onvoorwaardelijke medewerking dient te verlenen binnen zeven dagen na een verzoek daartoe van de makelaar aan het ondertekenen van de koopovereenkomst ter zake de verkoop van de woning, en bepaalt dat als de man dit niet tijdig doet dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 1 BW dezelfde kracht heeft als een door de man ondertekende volmacht aan de vrouw om de in deze veroordeling omschreven rechtshandeling(en) te verrichten,
4.8.
bepaalt dat de man zijn onvoorwaardelijke medewerking dient te verlenen aan het passeren van de notariële akte ter zake de verkoop van de woning, binnen zeven dagen na een verzoek daartoe van de passerende notaris, en bepaalt dat als de man dit niet tijdig doet dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 1 BW dezelfde kracht heeft als een door de man ondertekende volmacht aan de vrouw om de in deze veroordeling omschreven rechtshandeling(en) te verrichten,
4.9.
bepaalt dat na verkoop met de verkoopopbrengst (1) de hypotheekschuld wordt afgelost, (2) de makelaarskosten en andere bijkomende kosten worden voldaan, waarna (3) de vrouw uit de resterende opbrengst het nog aan haar toekomende bedrag van € 28.788,57 plus het bedrag aan wettelijke rente van vier procent vanaf 1 oktober 2023 zal ontvangen,
4.10.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.11.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.12.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Boots en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2025.