ECLI:NL:RBNHO:2025:12074

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 oktober 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
25/3990
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening Participatiewet wegens gebrek aan spoedeisend belang

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 oktober 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. Verzoeker had beroep ingesteld tegen de intrekking van zijn uitkering op grond van de Participatiewet door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen. Het college had op 6 augustus 2024 besloten de uitkering met ingang van 11 juni 2024 in te trekken, omdat verzoeker zijn medewerkingsverplichting had geschonden. Verzoeker had niet tijdig de gevraagde bankafschriften overgelegd, wat leidde tot onduidelijkheid over zijn financiële situatie.

Verzoeker verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij hij een bedrag van € 1.000,- aan een supermarkt en vier maanden huur wilde laten betalen. De voorzieningenrechter beoordeelt of er sprake is van een spoedeisend belang. Ondanks de bewering van verzoeker dat hij in acute financiële nood verkeert, concludeert de voorzieningenrechter dat er geen voldoende spoedeisend belang is. Verzoeker heeft een aanspraak op een erfenis van € 94.000,-, maar heeft geen duidelijkheid verschaft over zijn financiële situatie en was niet aanwezig op de zitting. Hierdoor is zijn verzoek afgewezen en zijn er geen gronden voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van spoedeisend belang bij verzoeken om voorlopige voorzieningen en de noodzaak voor verzoekers om transparant te zijn over hun financiële situatie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 25/3990

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 oktober 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen, het college
(gemachtigden: I. Muis en S. Kuijper).

Procesverloop

1.1.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit tot intrekking van de uitkering die verzoeker op grond van de Participatiewet (PW) ontvangt. Het college heeft bij besluit van 6 augustus 2024 (het primaire besluit) de uitkering met ingang van 11 juni 2024 ingetrokken. Bij besluit van 18 november 2024 (het bestreden besluit) heeft het college het primaire besluit in stand gelaten.
1.2.
Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter op 5 september 2025 verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek gelijktijdig met de bodemprocedure (HAA 24/7966) op 26 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van het college deelgenomen. Verzoeker is niet verschenen.
1.5.
De voorzieningenrechter heeft na sluiting van het onderzoek ter zitting op 6 oktober 2025 een brief van verzoeker ontvangen. Deze brief geeft de voorzieningenrechter geen aanleiding om het onderzoek te heropenen en daarom laat zij deze brief buiten beschouwing.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Verzoeker ontving een bijstandsuitkering. Op 10 januari 2024 heeft het college een zogenoemde klikmelding ontvangen waarin werd vermeld dat verzoeker een erfenis zou gaan ontvangen. Op 11 juni 2024 is door het college verzocht om eisers bankafschriften over de periode 12 maart 2024 tot en met 12 juni 2024. Bij besluit van 1 juli 2024 heeft het college de uitkering van verzoeker met ingang van 11 juni 2024 opgeschort omdat verzoeker aan het verzoek om informatie geen gehoor heeft gegeven. Aan verzoeker is een hersteltermijn geboden, waarbij hij nogmaals in de gelegenheid is gesteld om de opgevraagde informatie te verstrekken. Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker alsnog bankafschriften overgelegd. Deze waren echter niet volledig en bovendien riepen de wel overgelegde bankafschriften vragen op bij het college. Om die reden is op 22 juli 2024 weer om informatie verzocht waarbij verzoeker in de gelegenheid is gesteld de gegevens vóór 6 augustus 2024 te overleggen.
2.2.
Bij besluit van 6 augustus 2024 (het primaire besluit) heeft het college de uitkering met ingang van 11 juni 2024 ingetrokken. Het college heeft hieraan ten grondslag gelegd dat verzoeker zijn medewerkingsverplichting als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de PW heeft geschonden. Het college heeft verzoeker meermaals verzocht om onder andere bankafschriften van zijn spaarrekening te verstrekken. Door dit niet binnen de hersteltermijn te doen kan het college het recht op uitkering niet vaststellen met als gevolg dat het recht op uitkering op grond van artikel 54, vierde lid, van de PW met ingang van 11 juni 2024 is ingetrokken.
2.3.
Met het bestreden besluit van 18 november 2024 heeft het college, onder verwijzing naar het advies van de adviescommissie, het primaire besluit in stand gelaten. Door de adviescommissie is geconcludeerd dat te veel onduidelijkheid bestaat over het inkomen, het vermogen en het uitgavenpatroon van verzoeker, waardoor het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
2.4.
Verzoeker heeft beroep ingesteld en verzoekt om een voorlopige voorziening te treffen, bestaande uit het door het college te betalen bedrag van € 1.000,- aan [supermarkt] voor de kosten van zijn levensonderhoud en het betalen van vier maanden huur.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3.1.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.2.
Voordat kan worden overgegaan tot een inhoudelijke behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening, beoordeelt de voorzieningenrechter of sprake is van een voldoende spoedeisend belang als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Van een spoedeisend belang als hiervoor bedoeld is onder meer sprake wanneer betrokkene in acute financiële nood verkeert.
3.3.
Nog afgezien van de vraag of wat onder punt 2.4 wordt verzocht als een voorlopige voorziening kan worden toegewezen, ontbreekt naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang voor het treffen van deze voorziening. Verzoeker heeft in zijn brief van 19 september 2025 aan de rechtbank vermeld dat hij vanaf 24 september 2025 volledig zonder voedsel zal zitten en de € 3,- die hij nog heeft dan ook niet meer helpt. Dat kan niet leiden tot het aannemen van een spoedeisend belang. Uit de in het dossier aanwezige stukken volgt dat verzoeker aanspraak heeft op een erfenis van € 94.000,-, dat hij die aanspraak niet ontkent, en dat hij heeft laten weten dat hij dat bedrag in contanten wil ontvangen. Verzoeker heeft hierover zelf echter op geen enkele wijze aan de voorzieningenrechter duidelijkheid verschaft. Ook heeft verzoeker niet toegelicht hoe deze erfenis zich verhoudt tot de financiële situatie waarin hij stelt te verkeren. Nu verzoeker niet aanwezig was ter zitting is verdere informatie daaromtrent uitgebleven. Gelet hierop heeft verzoeker zijn financiële noodsituatie niet aannemelijk gemaakt. Dat verzoeker inmiddels een achterstand in betaling van zijn huur heeft, zoals uit een door hem overgelegde brief van de verhuurder van 2 september 2025 blijkt, leidt niet tot een ander oordeel. Niet is gebleken dat door de verhuurder de huur is opgezegd of dat hem een datum is gesteld waarop hij zijn woning zal moeten verlaten.

Conclusie en gevolgen

4. Het hiervoor vermelde betekent dat de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening zal treffen en het verzoek afwijst. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. ten Berge, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.A. Zorge, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.