ECLI:NL:RBNHO:2025:12110

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
15/092143-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van het onderzoek ter terechtzitting in een zedenzaak met DNA-onderzoek

Op 30 september 2025 vond de zitting plaats in de zedenzaak tegen de verdachte, waarbij de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, de schorsing van het onderzoek ter terechtzitting behandelde. De zaak betreft een zedenmisdrijf waarbij DNA-onderzoek door het NFI is uitgevoerd. Ten tijde van het DNA-rapport op 1 september 2023 beschikte het NFI niet over een gevalideerde methode om de bewijskracht van Y-chromosomale DNA-mengprofielen te bepalen. De rechtbank oordeelde dat het belang van waarheidsvinding in deze zaak zwaarder weegt dan de voortvarende behandeling van de zaak. De officier van justitie verzocht om aanhouding van de zaak om aanvullend onderzoek te laten verrichten door het NFI, nu er inmiddels wel een gevalideerde methode beschikbaar is. De verdediging had geen behoefte aan nader onderzoek en pleitte voor voortzetting van de zitting. De rechtbank besloot het verzoek tot aanhouding toe te wijzen en gaf de officier van justitie opdracht om het NFI te verzoeken de bewijskracht van de DNA-sporen te bepalen. De zaak werd geschorst voor onbepaalde tijd, waarbij de stukken in handen werden gesteld van de rechter-commissaris voor verdere behandeling. Tevens werd een reclasseringsrapport aangevraagd voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/092143-24
Tegenspraak
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting op 30 september 2025
Aanwezig zijn:
mr. S.J. Riem, voorzitter,
mr. J.M. Jongkind en mr. H. Bakker, rechters,
mr. M. Bleijendaal, griffier,
mr. W.M. van der Most, officier van justitie.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte is aanwezig en antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1]
Als raadsman van de verdachte is op de zitting aanwezig mr. R.J. Pardijs, advocaat te Amsterdam.
Als benadeelde partij is op de zitting (enigszins verlaat) aanwezig [benadeelde]. Zij wordt bijgestaan door mr. T.S.H. Buskop, advocaat te Bussum.
Ook is ter zitting aanwezig een begeleider van de verdachte, de heer [betrokkene].
De voorzitter zegt de verdachte op te letten op wat hij zal horen en deelt hem mee dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
De
officier van justitiedraagt de zaak voor en wijst op de vordering van de benadeelde partij.

De verdachte verklaart in reactie op de verdenking het volgende.

Ik was op een feestje in Heerhugowaard beland. Er waren alcohol en drugs aanwezig. Er was een dame die de hele tijd achter mij aan liep. Ze zei dat ze mij wel een mooie oude man vond. Ze heeft daar ook op mijn schoot gezeten. Toen het feestje was afgelopen, vroeg ze of ik met haar mee wilde. Ik verwachtte een leuke avond met een dame. Zij reed. Wij kwamen bij mijn flat in de [adres 2] in Alkmaar. Ik parkeerde die auto. Ik maakte de buitendeur van de flat open en ik raakte meteen die dame kwijt. Ik dacht: “Hoe dan?” Ze zei dat ze mensen kende in de flat. Ik dacht: “Ik wacht nog even, want ik heb die autosleutel.” Toen zat ze opeens op een stoel in de gang van de flat. Toen is ze meegegaan naar mijn kamer.
Of dit kort na aankomst was, weet ik niet meer. Ik was beneden en zij was de lift in gegaan. Hoe lang zij boven is geweest weet ik niet goed. Zij is misschien een half uurtje weg geweest. Het was, denk ik, niet zo lang. Ze was moe. Ze was aangeschoten, maar of ze dronken was weet ik niet. Het was wel al laat, een uur of 3 of 4 ‘s nachts.
Toen ze eenmaal bij mij in mijn kamer was, heeft ze geslapen. Ze heeft zo’n één of twee uur geslapen. Toen ze wakker werd, zei ik: “Wat gaan we doen?” Ik verwachtte namelijk een leuke avond. Toen zei ze dat een vriend zou komen. Een vriend van haar kwam haar buiten ophalen. Ze is weggegaan en haar auto bleef daar staan.
Het klopt dat ik bij de politie heb ontkend dat de aangeefster bij mij in de kamer is geweest. Ik zat opeens voor verhoor bij de politie. Ik wist niet wat te verwachten, daarom heb ik dat toen gezegd. Nu zeg ik hier hoe het was. De aangeefster is in slaap gevallen. Ik dacht dus dat er niks te halen was. Ik heb haar nergens toe gedwongen. Ze wilde zelf mee, maar het werd geen leuke avond. Ze viel in slaap op het bed. Ik ben tv gaan kijken en gewoon in slaap gevallen. Ik zit hier voor een verkrachting, maar dat zou ik nooit doen. Ik heb haar wel aangeraaktop dat feestje. Ze heeft daar namelijk op mijn schoot gezeten. Kijk naar mijn strafblad. Verkrachting past niet in mijn straatje.
De
voorzitterhoudt het NFI Rapport ‘Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek’ van 1 september 2023 op pagina 43 van het dossier voor. De voorzitter deelt mede dat daaruit blijkt dat er aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van DNA van de verdachte in bepaalde bemonsteringen. In twee bemonsteringen van de binnenste schaamlippen, te weten ZAAE4191NL#06 en #12, is bij autosomaal DNA-onderzoek een DNA-mengprofiel aangetroffen. Er is ten aanzien van deze bemonsteringen tevens Y-chromosomaal DNA-onderzoek verricht. Uit het rapport volgt dat bij dit Y-chromosomaal onderzoek in de voornoemde bemonsteringen DNA-materiaal is aangetroffen van minimaal twee mannen, en dat de verdachte één van de donoren van dit DNA-spoor kan zijn. Destijds beschikte het NFI niet over een gevalideerde methode voor het bepalen van de bewijskracht van een overeenkomst met een Y-chromosomaal DNA-mengprofiel. De voorzitter deelt mede dat het de rechtbank zeer recent ambtshalve bekend is geworden dat het – onder bepaalde voorwaarden – sinds kort wel mogelijk is om in dergelijke gevallen een bewijskracht te berekenen. Om die reden verneemt de rechtbank graag of de officier van justitie dan wel de verdediging aanleiding ziet om het NFI te vragen alsnog de bewijskracht van voornoemde onderzoeksresultaten te bepalen.
De
officier van justitiegeeft aan tijd nodig te hebben voor het innemen van een standpunt en vraagt om een korte schorsing.
De
raadsmangeeft in een eerste reactie aan dat de verdediging geen behoefte heeft aan nader onderzoek. Het onderzoek op de zitting voortzetten heeft dan ook de voorkeur van de verdediging, maar niet als de rechtbank nu al voorziet dat dit zal leiden tot een tussenvonnis in plaats van een eindvonnis.

De rechtbank onderbreekt kort het onderzoek ter zitting.

Na hervatting voert de officier van justitie het woord als volgt:

Ik verzoek om aanhouding van de zaak. Het DNA-rapport is van 1 september 2023 en indertijd beschikte het NFI nog niet over een gevalideerde methode om bij een Y-chromosomaal DNA-mengprofiel de bewijskracht te bepalen van de verkregen Y-chromosomale overeenkomsten met het Y-chromosomale DNA-profiel van de verdachte. Ik heb zojuist begrepen van onze afdeling Forensische Opsporing (hierna: FO) dat het NFI inmiddels wel over een gevalideerde methode beschikt.
Ik acht het in het belang van de waarheidsvinding dat dit nadere onderzoek plaatsvindt. De resultaten kunnen van grote waarde zijn, zeker gelet op de locatie waar het DNA-spoor is aangetroffen. Alle belangen afwegende moet het belang van het laten doen van dit nadere onderzoek prevaleren boven het belang van een voortvarende behandeling van de zaak. Ik heb begrepen dat de rapportage binnen twee maanden gereed kan zijn, dus ik verzoek de rechtbank om de behandeling van de zaak voor bepaalde tijd aan te houden om de voortgang te bewaken.

De raadsman voert het woord als volgt:

Ik heb moeite met deze gang van zaken. Het is de verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie om zaken compleet op zitting te brengen. Er is al lange tijd overheen gegaan voordat de zaak voor inhoudelijke behandeling op zitting staat. Naast de belangen van de maatschappij en de benadeelde partij bij een voortvarende behandeling van deze zaak, zit cliënt ook al die tijd in onzekerheid. De verdediging heeft geen behoefte aan nader onderzoek. Het feit dat het NFI over nieuwe methodes beschikt is op zich niets nieuws. Dat is inherent aan technologische ontwikkelingen. Ook vind ik het jammer dat de rechtbank partijen niet op voorhand om een standpunt heeft gevraagd, maar hier pas op de zitting mee komt.
Primair verzoek ik om afwijzing van het verzoek om aanhouding. Het verzoek van de officier van justitie is niet voldoende concreet. Dat wellicht een bewijskrachtberekening mogelijk is, vind ik onvoldoende.
Subsidiair, mocht de rechtbank wel besluiten tot een aanhouding, dan meen ik dat dat een aanhouding van de behandeling voor onbepaalde tijd zou moeten zijn. Ik verzoek dan namelijk om verwijzing van de zaak naar de rechter-commissaris, zodat partijen in samenspraak onderzoeksvragen kunnen formuleren en aan het NFI kunnen voorleggen. Als er een bewijskrachtberekening mogelijk blijkt, dan moet ook de vraag worden beantwoord hoe het aangetroffen DNA daar terecht kan zijn gekomen en hoe de resultaten feitelijk geïnterpreteerd moeten worden. Er moet dan dus ook onderzoek op activiteitenniveau worden gedaan. Het is immers ook mogelijk dat sprake is geweest van secundaire DNA-overdracht. Er zijn talloze mogelijkheden voor secundaire overdracht, zowel voor de wijze waarop DNA van de verdachte op de benen van de aangeefster terecht is gekomen, als voor overdracht van zijn DNA van de ene naar de andere plek op het lichaam van de aangeefster. Dit geldt temeer, gelet op het tijdsverloop tussen haar vertrek vanaf de [adres 2] en het gedane forensische onderzoek. Ik wijs ook op de vragen die ik daarover heb gesteld aan de aangeefster bij het verhoor bij de rechter-commissaris. Verder is er nog van een derde, onbekende, persoon DNA aangetroffen. Het speelveld is veel groter dan het Openbaar Ministerie pretendeert, dus in een verwijzing naar de rechter-commissaris moet ruimte blijven om daar aandacht voor te vragen.
Bij een toewijzing van het verzoek om aanhouding herhaal ik ook mijn onderzoekswens zoals ik al bij de rechter-commissaris heb geformuleerd. Ik verzoek om een deskundige te benoemen die vragen kan beantwoorden over de door de aangeefster gebruikte hooikoortsmedicatie en in hoeverre dat, in combinatie met alcohol en drugs, invloed heeft gehad op de mate van intoxicatie van aangeefster. De rechter-commissaris heeft dit verzoek afgewezen, omdat het niet relevant zou zijn voor enige in de zaak te nemen beslissing. Nu subsidiair artikel 243 Wetboek van Strafrecht ten laste is gelegd, is het belang van dit verzoek een gegeven. Het is relevant om te weten in hoeverre de medicatie een rol heeft gespeeld bij de intoxicatie van de aangeefster. Een zoekopdracht op internet duidt er al op dat er bepaalde risico’s zijn bij het gebruik van dergelijke medicatie. Het is in het belang van mijn cliënt dat er meer duiding komt van de intoxicatie van de aangeefster. Eén onbekende factor daarbij is de hooikoortsmedicatie. De antwoorden van de deskundige zouden een beeld kunnen geven of het effect van het gebruik van de middelen, waaronder het hooikoortsmiddel, past bij verklaring van de aangeefster over de staat waarin ze die nacht was. U heeft van mijn cliënt gehoord hoe hij die avond heeft beleefd.
De voorzitter vraagt of – in het geval van een aanhouding – de komende tijd ook kan worden benut voor het laten opstellen van een reclasseringsrapport. Dat lijkt mij een goed idee. De begeleider van de verdachte is vandaag ook meegekomen om de persoonlijke omstandigheden van de verdachte toe te lichten. De verdachte doorloopt op dit moment een hulpverleningstraject. Ik hoor cliënt nu ook verklaren dat hij zijn medewerking zal verlenen aan het opstellen van een reclasseringsrapport.

De officier van justitie reageert als volgt.

Ik persisteer bij mijn verzoek. Ten aanzien van het gevraagde onderzoek op activiteitenniveau merk ik op dat de verdachte meermalen heeft verklaard dat hij geen fysiek contact met de aangeefster heeft gehad. Vandaag heeft hij zijn verklaring gewijzigd in die zin dat de aangeefster toch wel in zijn kamer zou zijn geweest. Het precieze tijdstip weet hij niet. Tegen die achtergrond is het lastig om het NFI te laten rapporteren over de mogelijke verplaatsbaarheid van zijn DNA. Het gaat mij om het bepalen van de bewijskracht van de twee sporen op de binnenste schaamlippen. In het overige zie ik geen meerwaarde. Het is nog steeds onduidelijk wat er precies op dat feest is gebeurd. Een verwijzing naar de rechter-commissaris om in samenspraak vragen te formuleren zou het proces onnodig vertragen. De rechtbank is in staat om gerichte onderzoeksvragen aan het NFI te stellen. Ik begrijp uit de vraagstelling van de voorzitter dat bij de rechtbank nog onduidelijk is of in deze zaak überhaupt bewijskracht kan worden berekend, maar ik heb van FO begrepen dat het in dit specifieke geval zeker mogelijk is.
Ook zie ik geen meerwaarde in het stellen van vragen aan een toxicoloog. Een simpele online zoekopdracht leidt blijkbaar tot de conclusie dat hooikoortsmedicatie in combinatie met alcohol en of drugs mogelijk tot risico’s leidt. We hebben niets aan speculaties. Aangeefster is duidelijk geweest over wat zij heeft ingenomen en in welke staat zij was. De verdachte zegt ook dat de aangeefster sliep. Ze was geïntoxiceerd.
Uit het rapport Snelle toxicologische screening van het NFI van 27 juni 2023 op pagina 41 van het dossier blijkt dat in het bloed en de urine van aangeefster, voor zover hier van belang, cocaïne, ethanol en antihistaminica zijn aangetroffen.
Ik verzet me niet tegen een opdracht om een reclasseringsrapport te laten opstellen. Er is op dit moment weinig bekend over de persoon van de verdachte.

De raadsman reageert als volgt:

Ik meen dat het aangetroffen DNA van de derde persoon wel een open eindje is. Juist nu die sporen zijn aangetroffen aan de binnenzijde van de schaamlippen. Als er een sterke bewijskracht wordt berekend, zou het DNA van de derde persoon nog belangrijker kunnen worden. Ik wil het onderzoek uitbreiden. Ik kan nu nog geen concrete vragen formuleren, want dat is afhankelijk van de uitkomst van het onderzoek en de technische mogelijkheden, maar het is bij de beoordeling van de DNA-sporen ook van belang dat de aangeefster en de verdachte die nacht samen in haar auto hebben gezeten, dat aangeefster in het bed van de verdachte heeft geslapen en dat ze bij hem naar de wc is geweest. Er kan overal overdracht hebben plaatsgevonden.

De officier van justitie reageert als volgt:

Normaal gesproken wordt elk DNA-profiel dat wordt aangetroffen vergeleken met de gegevens in de databank. Als het DNA-profiel van die derde persoon van een bekend persoon in de databank was geweest, dan was diens identiteit automatisch vastgesteld. Kennelijk zat zijn DNA-profiel toen niet in de databank. Ik ga ervan uit dat als nu opnieuw onderzoek wordt gedaan, ook het DNA-profiel van deze ‘minimaal één onbekende man’ weer door de databank gaat. Als zijn profiel nog steeds niet in de databank zit, komen we daar niet verder mee.

De verdachte krijgt gelegenheid tot het laatste woord:

Ik ben de laatste tijd heel erg vooruit gegaan. Ik ben opgenomen geweest. Deze zaak zit me dwars. Mijn voortgang wordt erdoor geblokkeerd. Ik zit klem.

De rechtbank onderbreekt het onderzoek op de zitting voor beraad in raadkamer.

De rechtbank hervat het onderzoek.

De
voorzitterdeelt mee dat de rechtbank oog heeft voor het belang van, onder andere, de verdachte bij een voortvarende behandeling van deze zaak en de tijd die inmiddels verstreken is sinds het eerste verhoor van de verdachte bij de politie. De rechtbank acht evenwel het belang van de waarheidsvinding dat is gemoeid met een bewijskrachtbepaling van de DNA-sporen door het NFI op dit moment groter dan het belang van een voortvarende behandeling van de zaak. De rechtbank zal het verzoek van de officier van justitie tot aanhouding van de zaak dan ook toewijzen.
De rechtbank acht het evenwel, in tegenstelling tot de raadsman, aangewezen om eerst de officier van justitie opdracht te geven om het NFI te verzoeken de bewijskracht te bepalen van voornoemde sporen, alvorens het openbaar ministerie en de verdediging in de gelegenheid te stellen aanvullende vragen te formuleren.

De rechtbank beslist :

- dat het verzoek om aanhouding van de zaak wordt toegewezen;
- De rechtbank geeft de officier van justitie opdracht om het NFI te verzoeken aanvullend onderzoek te verrichten naar aanleiding van het DNA-rapport van 1 september 2023, in die zin dat de bewijskracht wordt bepaald van de overeenkomst van de uit Y-chromosomaal onderzoek verkregen DNA-profielen in de bemonsteringen ZAAE4191NL#06 (binnenste schaamlippen NR) en ZAAE4191NL#12 (binnenste schaamlippen DR) en het (y-chromosomale) DNA-profiel van de verdachte [verdachte];
- De rechtbank wijst het verzoek van de raadsman tot het stellen van nadere vragen aan een deskundige naar aanleiding van het NFI Rapport Snelle toxicologische screening van 27 juni 2023 af. Hiertoe overweegt de rechtbank dat het eventueel daaruit voortkomende resultaat niet noodzakelijk is voor de beslissingen die in de strafzaak moeten worden genomen.
- Het onderzoek op de zitting – in het belang daarvan – wordt geschorst voor onbepaalde tijd (behandelduur inhoudelijke behandeling
: 180 minuten);
- De stukken worden in handen gesteld van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, om – na ontvangst van de resultaten van het aanvullend onderzoek door het NFI – te doen wat de rechter-commissaris in overleg met de officier van justitie en de raadsman, wenselijk of noodzakelijk acht, waarbij partijen eventuele nadere vragen
naar aanleiding van de bevindingen in dat NFI-rapportbinnen drie weken na oplevering ervan door het NFI aan de rechter-commissaris kenbaar moeten maken.
- De rechtbank geeft de officier van justitie opdracht om een reclasseringsrapport te laten opmaken voor de inhoudelijke zitting.
- De rechtbank beveelt:
 de oproeping van de verdachte en de onmiddellijke kennisgeving daarvan aan zijn raadsman tegen de datum en het tijdstip waarop het onderzoek op de zitting wordt hervat;
 de officier van justitie om de benadeelde partij en haar advocaat op de hoogte te stellen van de datum en het tijdstip van de volgende zitting.
Dit proces-verbaal is door de voorzitter en de griffier vastgesteld en ondertekend.