3.3.2Bewijsmotivering
Feiten en omstandigheden van het ongeval
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de middag van 17 januari 2023 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden op het kruispunt van de N244 ter hoogte van Zuidoostbeemster. De verdachte reed als bestuurster van een personenauto op de N244 vanuit de richting Middenbeemster en is gestopt bij het verkeerslicht voor links afslaand verkeer richting Oosthuizen. Het slachtoffer reed als bestuurster van een personenauto op de N244 vanuit tegenovergestelde richting, namelijk vanuit de richting Volendam, rechtdoor in de richting van Middenbeemster. Uit het verkort proces-verbaal analyse verkeersregelinstallatie (VRI) data blijkt dat de verdachte, na ongeveer 36 seconden stil te hebben gestaan voor het voor haar rood uitstralende verkeerslicht, is gaan rijden terwijl het betreffende verkeerslicht nog steeds rood licht uitstraalde. Het slachtoffer passeerde de stopstreep toen het verkeerslicht voor die richting minimaal 1,9 seconden geel licht uitstraalde. Zij reed met een snelheid van 76-80 km/uur en overschreed daarmee de maximumsnelheid van 80 km/uur niet. De verdachte is links afgeslagen en heeft daarbij geen voorrang verleend aan het slachtoffer. Uit de VRI analyse blijkt dat de verdachte na het passeren van het rood licht uitstralende verkeerslicht en tot de botsing een afstand van ongeveer 60 meter heeft afgelegd in 6,2 seconden. De verdachte is daarbij over het kruisingsvlak gereden en heeft haaientanden gepasseerd.
De verdachte heeft verklaard dat zij in de veronderstelling was dat haar verkeerslicht op groen sprong en dat zij daarom niet meer naar rechts heeft gekeken voor het oversteken van de rijbaan waarop het slachtoffer reed en dus ook de auto van het slachtoffer niet heeft zien naderen.
Het slachtoffer heeft als gevolg van het ongeval lichamelijk letsel opgelopen.
Juridisch kader artikel 6 WVW
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte schuld heeft aan het
verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW en zo ja, in welke mate. Bij de beantwoording van die vraag moet worden beoordeeld of de verdachte zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Van schuld is sprake in het geval van ten minste een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Of sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst van de verkeersovertreding(en) en de overige omstandigheden van het geval. Dit betekent dat niet in het algemeen valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld. Een tijdelijke onoplettendheid in het verkeer hoeft nog geen schuld op te leveren.
Beoordeling mate van schuld
Vast staat dat de verdachte na stil te hebben gestaan voor een rood uitstralend verkeerslicht het kruispunt is opgereden, terwijl het verkeerslicht nog steeds rood licht uitstraalde. Dit is op zichzelf aan te merken als een ernstige verkeersfout. Vervolgens heeft zij gedurende de ruim zes seconden dat zij over het brede kruisingsvlak heeft gereden niet om zich heen gekeken. Uit het dossier blijkt dat de verdachte op dit kruisingsvlak steeds vrij zicht heeft gehad. De verdachte heeft verklaard dat zij bekend was met het kruispunt en met het feit dat rechtdoorgaand verkeer op de kruising voorrang heeft op afbuigend verkeer. Daar komt bij dat er haaientanden aanwezig waren voor de rijbaan waar het slachtoffer op reed, die de verdachte kennelijk niet heeft gezien. De verdachte heeft in ieder geval niet gekeken of er verkeer vanuit de tegenovergestelde richting kwam aanrijden. Ook al was de verdachte in de veronderstelling dat ze door een groen verkeerslicht reed, dit ontslaat haar als bestuurster van een auto niet van de verplichting om op te blijven letten en te anticiperen op wat andere verkeersdeelnemers doen. Hier had de verdachte in de visie van de rechtbank wel de tijd en de mogelijkheid toe gelet op de hiervoor geschetste verkeerssituatie.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van meer dan één moment van onoplettendheid. Het samenstel van de gedragingen van de verdachte heeft er naar het oordeel van de rechtbank toe geleid dat zij aanmerkelijk onvoorzichtig en oplettend is geweest in het verkeer en het aan haar schuld is te wijten dat daardoor een verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
Algemeen kader lichamelijk letsel
Een bewezenverklaring van overtreding van artikel 6 WVW vereist dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel, dan wel dat uit het letsel een tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van normale bezigheden is ontstaan. Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Beoordeling van het letsel
Uit de brief van de medisch adviseur van 29 september 2023 blijkt dat op de dag van het ongeval op de spoedeisende hulp stukjes glas rond de linkeroogkas van het slachtoffer zijn verwijderd en dat een wond van vijf centimeter boven de linker wenkbrauw is gehecht. In februari 2023 is het slachtoffer doorverwezen naar de plastisch chirurg. Uit de brief van de plastisch chirurg van 11 september 2023 blijkt dat sprake was van een dwars litteken bij de linker wenkbrauw en een harde zwelling in diezelfde wenkbrauw, waarbij de verdenking was dat er nog glaspartikels aanwezig waren. Het slachtoffer is poliklinisch geopereerd door de plastisch chirurg en er heeft een littekencorrectie plaatsgevonden, waarbij ook een viertal glaspartikels zijn verwijderd. Uit de brief van de medisch adviseur blijkt verder dat de fysiotherapeut een zware hersenschudding, gekneusde ribben, nek- hoofd- en middenrugpijn en concentratieproblemen heeft genoteerd. De fysiotherapeut heeft whiplash gerelateerde klachten aangenomen. Ook blijkt uit diezelfde brief dat het slachtoffer naar aanleiding van het ongeval is uitgevallen op haar werk. Het werk heeft ze in mei 2023 gedeeltelijk hervat en in september 2023 werkte ze 14 uur per week in het kader van re-integratie. Zij ondervindt op dat moment nog altijd klachten.
Gelet op de ernst van het letsel, de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het gegeven dat het slachtoffer negen maanden na het ongeval nog klachten heeft ervaren en haar werk nog niet volledig heeft hervat is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. Dat de medische eindtoestand niet uit het dossier blijkt, zoals is aangevoerd door de raadsvrouw, doet daaraan niet af.