ECLI:NL:RBNHO:2025:12305

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
15/180263-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 oktober 2025 uitspraak gedaan over de voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de betrokkene, die momenteel gedetineerd is in het Justitieel Complex Zaanstad. De rechtbank heeft de procedure gestart naar aanleiding van een eerder vonnis van 4 oktober 2024, waarin de maatregel voor een periode van twee jaar was opgelegd. De rechtbank heeft kennisgenomen van een voortgangsverslag van 23 september 2025, waarin de betrokkene wordt beschreven als wisselend gemotiveerd en met een geschiedenis van het stopzetten van trajecten. Tijdens de openbare zitting zijn de betrokkene, zijn raadsvrouw mr. R. van den Hemel, en de officier van justitie mr. R.P. Peters gehoord. De inrichting adviseert de voortzetting van de maatregel, gezien het recidiverisico en het gebrek aan zelfinzicht van de betrokkene. De officier van justitie steunt dit standpunt, terwijl de raadsvrouw pleit voor beëindiging van de maatregel, omdat de betrokkene gefrustreerd is over het verloop en geen vertrouwen meer heeft in de uitvoering. De rechtbank concludeert dat voortzetting van de maatregel noodzakelijk is voor de bescherming van de maatschappij en om de betrokkene de benodigde begeleiding te bieden. De rechtbank wijst op het hoge recidiverisico en de niet-ondergane behandelingen als redenen voor de voortzetting van de maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige kamer
Parketnummer: 15/180263-24
Uitspraakdatum: 7 oktober 2025
BESLISSING
op grond van artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering (Sv)van de rechtbank naar aanleiding van het vonnis van deze rechtbank van 4 oktober 2024 waarin aan:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
nu gedetineerd in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad,
hierna te noemen: de betrokkene,
de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de maatregel) is opgelegd.

1.De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 4 oktober 2024 waarin aan de betrokkene de maatregel is opgelegd voor de duur van twee jaar en is beslist dat binnen twaalf maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging een tussentijdse beoordeling plaatsvindt van de noodzaak tot voortzetting van de maatregel;
  • het voortgangsverslag van de tenuitvoerlegging van de maatregel van 23 september 2025, opgemaakt door [naam 1], senior casemanager, verbonden aan het JC Zaanstad (hierna: de inrichting) en ondertekend door [naam 2], plaatsvervangend vestigingsdirecteur.
Tijdens de behandeling ter openbare terechtzitting van 23 september 2025 zijn gehoord de betrokkene, zijn raadsvrouw mr. R. van den Hemel, advocaat te Rotterdam, en de officier van justitie, mr. R.P. Peters.

2.Het standpunt van de inrichting

Uit het voornoemde voortgangsverslag blijkt dat de betrokkene op 26 oktober 2024 is geplaatst op de ISD-afdeling van de inrichting. De einddatum van de maatregel is vastgesteld op 19 oktober 2026.
De betrokkene is sinds zijn plaatsing voor diverse trajecten aangemeld, waaronder trainingen en dagbesteding. Hij heeft meermalen zelfstandig besloten trajecten stop te zetten, waaronder runningtherapie en administratietraining, en heeft aangegeven dat hij sommige trajecten ook zelfstandig kan voortzetten zonder klinische of ambulante begeleiding. Gedurende het traject laat hij zien dat hij fel kan reageren als hij zich niet gehoord voelt en dat hij moeilijk kan inzien dat zijn gedrag voortkomt uit zijn emoties. Daarbij plaatst hij de verantwoordelijkheid vaak buiten zichzelf. Ondanks dit gedrag toont de betrokkene momenteel wel bereidheid tot samenwerking met de mentor, de behandelaar en de senior casemanager.
Het gedrag van de betrokkene heeft echter wel geleid tot meerdere rapporten en sancties, zoals tijdelijke isolatie of interne sancties wegens agressie of het niet naleven van afspraken. De betrokkene toont daarnaast wisselende motivatie: hij wil bijvoorbeeld wel samenwerken met trajecten bij Stichting De Wilde Vaart en de senior casemanager, maar weigert klinische trajecten omdat hij van mening is dat hij daar al voldoende ervaring mee heeft opgedaan en deze zelfstandig kan toepassen.
Op 11 februari 2025 heeft het trajectbepalingsoverleg (TBO) plaatsgevonden. Daarin is besloten dat de betrokkene wordt aangemeld bij Stichting De Wilde Vaart, dat hij zijn gebruik van methadon in overleg met de medische dienst zal afbouwen en dat hij, in afwachting van een plek bij Stichting De Wilde Vaart, wordt aangemeld voor traumaverwerking. Daarnaast is besloten de betrokkene een ambulant behandeltraject aan te bieden. In augustus 2025 is met de betrokkene gesproken over begeleid wonen-locaties en wordt thans onderzocht of hij naar een Housing First-traject kan gaan.
De senior casemanager beschrijft dat betrokkene weigert deel te nemen aan een klinisch traject, omdat hij aangeeft voldoende eerdere klinieken, behandelingen en trainingen te hebben doorlopen en deze zelfstandig te kunnen inzetten. Eerdere stagnatie in het traject van de betrokkene is mede veroorzaakt doordat hij geen gesprekken met de behandelaar wilde voeren. De betrokkene geeft aan mee te werken aan zijn traject, maar ervaart dat de maatregel hem daarin belemmert, ondanks eerdere zelfstandige besluiten om bepaalde trainingen zoals runningtherapie en administratietraining stop te zetten.
De behandelaar geeft aan dat het contact met de betrokkene wisselend verloopt. In de gesprekken kan hij enerzijds vriendelijk en redelijk rustig zijn, maar anderzijds kan hij snel opvlammen of boos worden. De betrokkene lijkt moeite te doen om zich correct en vriendelijk te gedragen. Doorgaans lukt dit binnen de huidige setting, maar soms ook niet. Wanneer iets hem niet bevalt, verandert direct de sfeer en toon. De betrokkene wordt dan onrustig en prikkelbaar, soms met boosheid of verbale agressie tot gevolg. In juli 2025 heeft een herstelgesprek plaatsgevonden nadat de betrokkene de behandelaar had uitgescholden en het gesprek had verlaten. Daarnaast beschrijft de behandelaar dat de betrokkene is aangemeld voor een basistraining (groepstraining) gericht op verslaving bij Terwille, genaamd
Jij aan het Roer. De betrokkene is één keer aanwezig geweest en gaf aan dat hij zich niet prettig voelt in de groep en daarom per direct wilde stoppen. In gesprekken met de psychiater heeft de betrokkene aangegeven dat hij zijn methadon wenst te behouden en niet bereid is om af te bouwen. De betrokkene is aangemeld voor een psychologische behandeling bij Forlight. Na drie sessies is de behandeling stopgezet omdat er geen overeenstemming was over de behandeldoelen. In een latere fase heeft de betrokkene aangegeven dat hij toch bereid is om de behandeling voort te zetten. Vervolgens is hij opnieuw aangemeld bij Forlight en op de wachtlijst geplaatst. De verwachting is dat de behandeling binnenkort weer zal starten.
Gelet op het voorgaande adviseert de inrichting de maatregel van de betrokkene te continueren. Gezien zijn gedrag, het gebrek aan zelfinzicht, het niet volledig oppakken van begeleiding en trajecten en de eerdere stagnatie in zijn traject, is voortzetting noodzakelijk. Dit is niet alleen van belang om zijn begeleiding te waarborgen, maar ook essentieel voor de bescherming van de maatschappij, aangezien onvoldoende inzet en zelfreflectie het risico op escalatie en recidive aanzienlijk vergroten.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de maatregel, met name ter voorkoming van recidive, moet worden voortgezet.

4.Het standpunt van de betrokkene en zijn raadsvrouw

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de maatregel moet worden beëindigd. Zij heeft aangevoerd dat de betrokkene gefrustreerd is over het verloop van de maatregel en geen vertrouwen meer heeft in de uitvoering daarvan. Op het moment dat de maatregel werd opgelegd, was er een plan aanwezig en zou de betrokkene op vrijwillige basis worden aangemeld bij Stichting De Wilde Vaart. Dit is tot op heden niet gebeurd en inmiddels is er één jaar verstreken. Het voortzetten van de maatregel dient daarom geen doel. Indien de maatregel wordt beëindigd, zal de betrokkene zich aanmelden voor een vrijwillig traject bij Stichting De Wilde Vaart. Hij is daar nog steeds gemotiveerd voor en kan in de tussentijd bij zijn moeder verblijven. Daarnaast is de betrokkene ingekaderd in de zorg, aangezien hij voorlopig nog onder toezicht van de reclassering staat. Gelet op het voorgaande verzoekt de raadsvrouw de maatregel te beëindigen.

5.De beoordeling

De rechtbank stelt voorop dat de maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en beëindiging van recidive en, indien de betrokkene verslaafd is, een bijdrage te leveren aan de oplossing van de verslavingsproblematiek. De rechtbank beëindigt de maatregel indien zij, naar aanleiding van de inlichtingen over de noodzaak van de voortzetting van de maatregel, van oordeel is dat de verdere tenuitvoerlegging niet langer is vereist. Daarbij dient gezien de wetstekst en de wetsgeschiedenis gebruik te worden gemaakt van het volgende beslissingskader. Allereerst moet worden vastgesteld of opheffing van de maatregel zal leiden tot te verwachten onveiligheid, ernstige overlast en verloedering van het publieke domein. Daarna moet worden bezien of voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van de betrokkene ligt.
De rechtbank is op grond van het voortgangsverslag en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat bij beëindiging van de maatregel onveiligheid, ernstige overlast dan wel verloedering van het publieke domein te verwachten is. De rechtbank wijst in dit verband op het recidiverisico dat in het voortgangsverslag als hoog is ingeschat en op het feit dat de onderliggende risicofactoren, die in het verleden hebben geleid tot delictgedrag en die mede de aanleiding zijn geweest voor het opleggen van de maatregel, niet (voldoende) zijn geadresseerd. Het gaat onder andere om een (klinisch) traject voor het beheersen van zijn middelengebruik en een psychologische behandeling bij Forlight. Deze trajecten zijn niet (volledig) doorlopen omdat de betrokkene weigert mee te werken of deze zelfstandig heeft stopgezet. Ook heeft de betrokkene in de afgelopen periode twee terugvallen gehad in drugsgebruik. De rechtbank acht het noodzakelijk de maatregel van de betrokkene voort te zetten, zodat hij de behandeling, begeleiding en ondersteuning kan krijgen die hij nodig heeft en geleidelijk kan resocialiseren in de maatschappij. Hiervoor is het essentieel dat de betrokkene gemotiveerd meewerkt aan de intramurale fase van de maatregel en zo toewerkt naar de extramurale fase, waarin hij bij Stichting De Wilde Vaart aan de slag zou kunnen. De rechtbank heeft begrepen dat de betrokkene graag bij Stichting De Wilde Vaart wil verblijven, maar daarvoor zal er door hem eerst voldoende vooruitgang moeten worden geboekt. Wanneer dat het geval is, zal de inrichting de samenwerking met Stichting De Wilde Vaart voortvarend aanpakken, is de verwachting van de rechtbank.
Gelet op de wisselende motivatie van de betrokkene en het meermalen zelfstandig afbreken van ingezette therapie en training is er geen sprake van een situatie waarbij de verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol is vanwege een buiten de macht van de betrokkene liggende omstandigheid.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot de conclusie dat de tenuitvoerlegging van de maatregel moet worden voortgezet.

6.De beslissing

De rechtbank:
- bepaalt dat de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum en -plaats], wordt voortgezet.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beslissing is gegeven door
mr. N.M.L. Rogmans, voorzitter,
mr. J.M. Jongkind en mr. J.F. van Halderen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. D. Koppe,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 oktober 2025.