ECLI:NL:RBNHO:2025:12308

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
11369545 CV EXPL 24-3575
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de (on)eerlijkheid van bedingen in algemene voorwaarden in een civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 oktober 2025 een verstekvonnis gewezen in de zaak tussen [eiser] B.V. en [gedaagde], die niet is verschenen. De eisende partij had de gelegenheid gekregen om zich uit te laten over de (on)eerlijkheid van een beding in de algemene voorwaarden. De eisende partij stelde dat het beding tot stand was gekomen in overleg met consumentenorganisaties en dat de algemene voorwaarden inmiddels waren aangepast. De kantonrechter oordeelde echter dat het beding, dat hogere kosten voor consumenten mogelijk maakt dan wettelijk is toegestaan, niet eerlijk is. De kantonrechter vernietigde het beding en wees de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten af. De eisende partij had ook wettelijke rente gevorderd, maar de kantonrechter kon niet beoordelen of er een grondslag voor deze vordering bestond. De vordering werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de eisende partij, evenals de proceskosten. De gedaagde partij werd ook veroordeeld om binnen drie dagen na betekening van het vonnis een vaartuig te verwijderen uit de jachthaven van de eisende partij.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 11369545 \ CV EXPL 24-3575
Uitspraakdatum: 1 oktober 2025
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser] B.V.
te [plaats]
de eisende partij
gemachtigde: mr. E.H.J. Slager
tegen
[gedaagde]
zonder bekende woon- of verblijfplaats
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 28 mei 2025 (hierna: het tussenvonnis) is de eisende partij in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het voorlopige oordeel van de kantonrechter over de (on)eerlijkheid van een beding in de algemene voorwaarden van de eisende partij. De eisende partij heeft ter uitvoering van dat tussenvonnis een akte genomen.

2.De beoordeling

Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.1.
De eisende partij voert aan dat het betreffende beding tot stand is gekomen in onderhandeling met de Consumentenbond en de ANWB en is goedgekeurd door de Coördinatiegroep Zelfreguleringsoverleg van de Sociaal-Economische Raad. Het beding kan ook niet los worden gezien met andere bepalingen in de algemene voorwaarden, die meer in het voordeel van consumenten zijn.
2.2.
Daarnaast voert de eisende partij aan dat de algemene voorwaarden inmiddels zijn gewijzigd, waarbij nu wel is aangesloten bij de wettelijke regeling voor buitengerechtelijke incassokosten. Omdat de gedaagde partij van de aardbodem verdwenen lijkt, heeft de eisende partij echter niet de gelegenheid gehad om hem de nieuwe algemene voorwaarden ter hand te stellen.
2.3.
De kantonrechter oordeelt dat de omstandigheid dat het beding in onderhandeling met consumentenorganisaties tot stand is gekomen, niet zonder meer leidt tot het oordeel dat het beding eerlijk is. Zoals overwogen is de uitkomst van die onderhandelingen immers dat er in de algemene voorwaarde een beding is opgenomen dat ten nadele van de consument afwijkt van de wettelijke regeling en dat de eisende partij de consument met hogere kosten kan belasten dan wettelijk is toegestaan. De omstandigheid dat de algemene voorwaarden kennelijk ook andere bepalingen bevatten die meer in het voordeel zijn van de consument, maakt dit niet anders omdat de eisende partij niet heeft gesteld en ook niet is gebleken dat de andere bepalingen zorgen dat het oneerlijke gedeelte van dit beding buiten toepassing blijft.
2.4.
Ook het betoog dat het beding is te splitsen in een oneerlijk deel en een eerlijk deel gaat niet op. Er is immers sprake van een beding dat de mogelijkheid biedt om meer kosten in rekening te brengen dan wettelijk is toegestaan. De eisende partij heeft niet toegelicht hoe dit beding gesplitst zou kunnen worden in een eerlijk deel en een oneerlijk deel en de kantonrechter ziet dat zelf ook niet.
2.5.
De eisende partij stelt daarnaast dat zij het oneerlijk bevonden beding heeft aangepast. Daarmee wordt het doel van de ambtshalve toetsing bereikt; een eind maken aan het gebruik van oneerlijke bedingen in overeenkomsten tussen gebruikers en consumenten. Gelet op wat er onder 2.7. van het tussenvonnis is overwogen wordt met deze wijziging van het beding door de eisende partij in deze zaak echter geen rekening gehouden. Vast staat immers dat op de verhouding tussen de eisende partij en de gedaagde partij de oude algemene voorwaarden van toepassing zijn.
2.6.
Dat de eisende partij, ten slotte, zoals zij stelt, nooit uitvoering heeft gegeven aan het beding, doet aan het voorgaande niet af. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan de bedongen afspraken houdt of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is namelijk voor de beoordeling van de (on)eerlijkheid van algemene voorwaarden niet relevant. Het beding moet immers worden beoordeeld naar het moment waarop de overeenkomst is aangegaan en beslissend is daarom niet of en hoe de handelaar het beding heeft toegepast, maar hoe het zou kunnen worden toegepast.
2.7.
Daarom blijft de kantonrechter bij hetgeen in het tussenvonnis is overwogen en beslist en vernietigt artikel 4 lid 4 van de algemene voorwaarden, voor zover dit betrekking heeft op de buitengerechtelijke incassokosten. Dit betekent dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
Wat is toewijsbaar?
2.8.
De ontruimingstermijn wordt gesteld op drie dagen na betekening van dit vonnis.
2.9.
De gevorderde dwangsom wordt afgewezen omdat de gedaagde partij een onbekende woon- of verblijfplaats heeft en de eisende partij stelt dat hij niet bereikbaar is. Er is daarom geen aanleiding om te veronderstellen dat een dwangsom de gedaagde partij zal bewegen om eerder aan de veroordelingen in het vonnis te voldoen.
2.10.
De eisende partij heeft een bedrag aan vervallen wettelijke rente gevorderd over de oorspronkelijke hoofdsom. Zij heeft steeds wettelijke rente over het factuurbedrag gevorderd vanaf 14 dagen na de factuurdata. In het lichaam van de dagvaarding stelt de eisende partij echter dat de facturen op 1 april van elk jaar voldaan moeten zijn en dat dit een fatale termijn betreft. De eisende partij stelt dat de gedaagde partij elk jaar bij overschrijding van die termijn in verzuim is. De gevorderde ingangsdata van de wettelijke rente van 14 dagen na de factuurdatum komen daar echter niet mee overeen, nu de facturen van november 2022, februari 2023, oktober 2023 en februari 2024 zijn. De kantonrechter kan daardoor niet beoordelen of er een grondslag voor deze vordering bestaat. Daarom wordt dit onderdeel van de vordering afgewezen.
2.11.
Daarnaast heeft de eisende partij wettelijke rente over de oorspronkelijke hoofdsom gevorderd. Zij heeft in haar vordering echter niet genoemd met welke ingangsdatum zij dit vordert. Daarom zal de wettelijke rente over de oorspronkelijke hoofdsom worden toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
2.12.
Tot slot heeft de eisende partij haar eis vermeerderd door ook betaling van twee aanvullende facturen te vorderen. Over dit gedeelte van de vordering heeft zij wettelijke rente gevorderd vanaf 14 maart 2025. Zij heeft echter niet toegelicht waarom zij wettelijke rente vanaf dat moment heeft gevorderd. De wettelijke rente over dit gedeelte van de hoofdsom zal daarom worden toegewezen vanaf het moment van betekening van de akte van vermeerdering van eis.
2.13.
De vordering zal voor het overige worden toegewezen omdat deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
Conclusie en proceskosten
2.14.
De vordering wordt gedeeltelijk toegewezen.
2.15.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Daarbij wordt de gedaagde partij ook veroordeeld tot betaling van € 135,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt. De kosten van de genomen akte komen echter voor rekening van de eisende partij omdat het aan haarzelf te wijten was dat zij deze kosten moest maken. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis het vaartuig te verwijderen en verwijderd te houden uit de jachthaven van de eisende partij;
3.3.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 12.902,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 8.408,74 vanaf 24 juli 2024 en over € 4.493,76 vanaf 18 maart 2025 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.4.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 126,99;
griffierecht € 394,00;
salaris gemachtigde € 406,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.5.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van € 135,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.6.
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter