In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 22 oktober 2025 een tussenvonnis gewezen in een civiele procedure tussen DFM N.V., handelende onder de naam DutchFinance, en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij heeft in deze procedure een kredietovereenkomst ter toetsing voorgelegd, waarbij de kantonrechter ambtshalve de precontractuele informatieplichten en de geldigheid van een opeisingsbeding heeft beoordeeld. De eisende partij heeft gesteld dat zij de gedaagde partij tijdig en volledig heeft geïnformeerd over de kredietovereenkomst, inclusief de vereiste precontractuele informatie zoals voorgeschreven door de Richtlijn consumentenkrediet. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij voldoende heeft aangetoond dat de gedaagde partij de precontractuele informatie op 6 mei 2022 heeft ontvangen en dat er voldoende tijd is gegeven om deze informatie te overdenken voordat de overeenkomst op 7 mei 2022 werd ondertekend.
Daarnaast heeft de kantonrechter de geldigheid van het opeisingsbeding in de algemene voorwaarden van de eisende partij beoordeeld. Het beding bleek niet te voldoen aan de wettelijke vereisten, omdat het de eisende partij de mogelijkheid bood om zonder ingebrekestelling tot opeising over te gaan. De kantonrechter heeft de eisende partij de gelegenheid gegeven om zich hierover uit te laten en heeft de verdere beslissing aangehouden tot een rolzitting op 19 november 2025. Dit tussenvonnis benadrukt de noodzaak voor kredietverstrekkers om zorgvuldig om te gaan met precontractuele informatie en de formulering van voorwaarden in overeenkomsten.